E voto Dordraceno - pagina 384
ZONDAG
372
XIV.
HOOFDSTUK
II.
Nu is er ook bij Hem wel Er is ook wel in die menschelijke natuur iets onderscheidens. Er is ook wel in haar een stamhoofd. Maar het ik, dat uit dit stamhoofd spreekt, rust niet daarin, dat het naar den Beelde Gods geschapen is, maar hierin, dat Hij zelf „eeuwig en waarMaar nu komt
Immanuel
iets
deze menschelijke natuur, vol en
rijk.
achtig
God
is
er in
—
en
anders.
blijft".
Indien de Zone Gods onze menschelijke natuur een waarachtigen mensch te doen optreden, doordien Hij er naar den Beelde zou Hij dan niet veel meer Gods een persoonlijk ik in deed ontstaan, natuur waarachtigen mensch te menschelijke een machtig zijn in diezelfde
Al het mysterie
machtig was
in
derhalve in deze vraag:
ligt
het paradijs,
om
in
—
doen optreden, doordien
Hijzelf, als
ik zijner persoonlijkheid
in
eeuwig en waarachtig God, met het
haar ingaat?
Hierop zegt de verborgenheid der vleeschwording Amen, en zoo eerst het waarachtig God en waarachtig mensch tot zijn recht.
komt
Nog op uit
een andere wijze hebben onze oude godgeleerden dit pogen
drukken,
te
door
te
belijden,
dat
de
kennisse
Gods,
die
de
mensch Christus Jezus bezat, langs anderen weg verkregen was dan de kennisse aangaande God, die én Adam eertijds én nu de wedergeborene
bezit.
Godskennisse een afdruksel dat hem was ingeprent; bij den wedergeborene is het een verlichting, die door den Heiligen Geest in zijn bewustzijn inkomt; maar bij den Middelaar, zoo zeiden zij, komt deze kennisse Gods vanzelf tot stand door de persoons-
Adam
Bij
was
deze
gemeenschap.
Omdat Hij zoo na God is en blijft", is
als
voor
zijn
vleeschwording „waarachtig en eeuwig
het de ongerijmdheid zelve te wanen, dat iets
Hem
van buiten zou moeten worden aangebracht. Alleen maar, de kennisse die Hij als God bezit, bezit Hij daarom nog niet in zijn menschelijk bewustzijn. In zijn menschelijk bewustzijn kan Hij niets beseffen of weten, dan in eindigen, beperkten vorm. Vandaar, dat Hij zeer zeker alwetend is en blijft, omdat Hij waarachtig en eeuwig God is en blijft, maar nooit is Hij daarom alwetend in zijn menschelijke bewustzijn. Voorzooverre Hij door en in dit menschelijk bewustzijn leeft, is ook zijn kennisse aan perken
Gods
gebonden en vatbaar voor toeneming. Als eeuwig en waarachtig God" wist Hij, toen het kindeke in de kribbe lag, niets minder dan toen Hij opstond uit de dooden. Maar voor zooveel Hij door zijn menschelijk bewustzijn leefde, wist Hij in de kribbe nog ,,
niets,
en schitterde Hij
in
heerlijke kennisse bij
zijn verrijzen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's