E voto Dordraceno - pagina 489
ZONDAG
HOOFDSTUK
XVII.
477
II.
Niet wat hij is, maar wat de Koning als Souverein, en dus ook als Rechter over hem, zelf of door zijne ambtenaren, uitwijst, dat en dat alleen beslist.
En evengelijk dit ons nu in onze betrekking tot onzen aardschen Koning wedervaart, evenzoo staat ook onze zaak met onzen hemelschen Koning, den Koning aller koningen, onzen goddelijken Souverein. Immers, ook als we daaraan toekomen, rijst de vraag: Hoe staat ge
uw God
tegenover
Ook
dat
in
?
Wat
is
uw
rechtspositie in het Koninkrijk des
Gods was de mensch oorspronkelijk
rijk
Vaders
?
gerechtig geboren;
maar hoe staat gij thans tegenover uw Rechter en Souverein? Zijt ge nog bij Hem bekend als die gerechtige, die in het paradijs geschapen wierd, of wel hebt ge een vonnis tegen u, en
overgezet
En
den staat van gerechtige
uit
zijt ge door dat vonnis den staat van een schuldige ?
in
we
hierop nu antwoordt het goddelijk Staatsblad, dat
met de
bezitten,
stellige
dat
verklaring,
verklaard heeft, en ons allen zonder
overgebracht heeft
God ons
met
onderscheid,
den staat der gerechtigen
uit
in zijn
Woord
Rechter schuldig
als
onze
kinderen,
den staat der doem-
in
schuldigen. „Zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.' ,,
Opdat
mond
alle
doemelijk
gestopt worde en de geheele wereld voor
God
ver-
zij."
Uit dezen staat van een schuldige kunt
zoolang diezelfde God, die u
uitkomen,
gerekend heeft, niet evenzoo
als
nu zoomin
gij
als
Rechter
als
bij
iemand weer
de schuldigen
Rechter en Souverein u weer gerechtig
verklaart. Stel eens het onmogelijke, en
genade
om weer
deze heilige mensch het oogenblik dat
Eenvoudig omdat van hetgeen God Er is dus voor in den staat der
God
gerechtig
denk eens dat een zondaar, buiten Gods
een heilig mensch kon worden, dan zou desniettemin in
God
den staat der schuldigen blijven verkeeren als
rechter
hem weer
onze staat niet afhangt van wat
tot
op
een gerechtige erkende.
als
we
zijn,
maar
uitsluitend
ons rekent en verklaart. ons, die thans
van nature kinderen des toorns zijn en we ooit weer voor
schuldigen geboren wierden, zullen
staan,
noodig,
dat
God
doemvonnis door een
zelf zijn
vrijspraak of gerechtigverklaring intrekke; en zoolang het hiertoe niet komt, blijven
we
En nu
is
in
onzen staat van schuldigen verkeeren.
dit
hagens besloten
Gods barmhartigheid,
het ondoorgrondelijk mysterie van
dat Hij niet nu pas, heeft,
maar van eeuwigheid zijn
uitverkorenen,
af in
den raad
die even
zijns
doemschuldig
welbeals
de
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's