E voto Dordraceno - pagina 53
ZONDAG
HOOFDSTUK
III.
41
I.
Een punt, dat met het oog op Wederopstanding des vleesches. de Vleeschwording des Woords en op de niet mag worden losgelaten. Practisch als onze Catechismus is, bepaalt hij zich echter tot de bespreking van wat in dit beeld zedelijke klem op onze conscientie bezit, en zegt ons dan aan dat het niets beduidt dan: goed. Dit woord is onter
zelfs
bij:
„en naar
zijn
gelijkenis".
leend aan het scheppingsverhaal: „Hij schiep, en zijn schepsel aanziende
zag Hij dat het goed was." „Goed" beduidt hier dus, dat de mensch gaaf beantwoordde aan wat God hem hebben wilde. Er ontbrak niets aan. Er was niet eenig gebrek in. Er was in hem niets gebrokens. Want er is geen bepaling van wat goed is ergens buiten God, zoodat God er zich bij zijn scheppen naar zou gericht hebben. Het denkbeeld van de
was door God niet aan iets anders ontleend, maar door Hem zelf in zijn Besluit gevormd en vrijmachtig gemaakt. En niet omdat de mensch aan eenig afgetrokken begrip van ons menschelijk wezen beantwoordde, maar omdat hij was, zooals God in zijn besluit bepaald had, dat de mensch zijn moest, daarom en daarom alleen was hij goed. „Goed" drukt dus niet den inhoud van het beeld Gods uit, maar zegt alleen dat het Beeld gaaf was. bepaling, hoe de mensch zijn moest,
Dringen we nu dieper in den kostelijken inhoud van het beeld door, dan zegt de Catechismus dat in dit beeld aan Adam oorspronkelijke gerechtigheid en heiligheid wierd toebedeeld.
Ook
hierbij
echter dient mis-
verstand tegengegaan, opdat de zin en beteekenis van deze woorden niet
verzwakt worde. Dit nu geschiedt het
best,
zoo men duidelijk op den
voorgrond stelt, dat hetgeen in het Paradijs te loor ging, nooit terugkeert. Nooit erlangt het kind van God weer oorspronkelijke gerechtigheid en heiligheid. Wel weer gerechtigheid en heiligheid, maar beide van een andere natuur.
Wat Adam
oorspronkelijk bezat,
hem toebehoorende,
was een eigen
schat, iets eigens en
wat een kind van God erlangt, in Christus is, en slechts uit Christus en in de mystieke gemeenschap met den Middelaar zijns is, en bij onderwerpelijke (subjectieve) ervaring steeds meer wordt. terwijl al
Ge
kunt dus nooit een besluit
tot
den
toestand
heiligheid van
van
Adam
een kind van
Adam
uit
den toestand van een kind van
trekken.
God
Want
even
wel
is
God
de gerechtigheid en
waarachtige
gerechtigheid
en
maar ze is anders ontstaan, ze werkt anders en staat in ander verband. En juist om dit anders-zijn van het Beeld Gods in Adam aan te duiden, spreekt men niet bij een verlosten zondaar, maar alleen bij den nog onzondigen Adam, van een gerechtigheid heiligheid als die in
bestond,
en heiligheid die oorspronkelijk was.
Wat
een kind van
God
bezit,
is
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's