De verflauwing der grenzen - pagina 16
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit op 20 october 1892
14
nimmer
verademing,
nooit
Geen
ruste,
een
leven
zonder sabbat.
overzien, noch inbezitneming, veel minder genieting van
het
verworvene.
om
ijlings
van
Bij
dit
geen punt van den weg aankomen, dan punt weer af te gaan. Iets van den san-
senden Galop in den „Todtenritt"
uit
Burgers Leonore
ewige Jude, nu niet uit angst die jaagt, maar
uit
48).
Der
een hartstocht
die zuigt en trekt. Altoos voort en verder, altoos vooruit gesneld,
een Excelsior dat nimmer gesproken,
sterk
mag
eindigen 49).
zoo ik beweer, dat
En
nu,
is
het te
er op de duizend van
dezen jagenden stoet van den Vooruitgang mee wat ze maar kunnen, geen twee zijn, die ook maar iets merken of speuren van den genetischen samenhang, waarin deze koortsachtige Fortschritt met het proces onzer pantheïsten staat 50)? Het navta (jtl -/.al ou8tv uivti, nu niet meer als thesis gesteld 51), maar als levensleus opgenomen, totdat ten leste dat gemis aan een eeuwigen sabbat op God zelf wordt overgedragen, en ook Hij naar Schuiers geestige opmerking in „ein veritabler Forfschritts-Gott" is omgetooverd 52). hen,
die
in
aanbeenen
Doch genoeg hiervan M. H. Niet van het Pantheïsme
in
het
algemeen, slechts van ééne zijner uitwerkingen zou ik handelen.
een begripsbepaling van dezen ongrijpbaren Proteus houd ik u daarom niet op 53), en trek thans al mijn betoog op dit ééne punt samen, dat het Pantheïsme, ook nu weer, Zelfs bij
de onderscheidingen verflauwt, de grenslijnen verbleeken doet, en de
neiging verraadt
Met opzet
zei ik
:
om
Ook mi
alle tegenstelling uit te wisschen. iveer,
omdat deze neiging aan het
beginsel zelf van het Pantheïsme haar drijfkracht ontleent 54).
Ge
bang voor een God „van verre", zelfs met een God „van nabij" geen vrede neemt, maar hier reeds door het gebeds-mysterie in Gods wezen poogt in te dringen, en eens voor eeuwig zóó lang in Gods wezen wil terugvloeien, tot alle grens tusschen God en de ziel verdwenen zij. Gij speurt dit aan het practisch Pantheïsme, dat, rusteloos nivelleerend, zóó lang al wat hooger ziet
dit
aan
het
religieiise
Pantheïsme,
dat
uitgroeide, neerbuigt eerst, en dan besnoeit en afkapt, tot ten
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's