In de schaduwe des doods - pagina 187
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
179 en de liefde, die uit haar hart opwelt, bezit nog altoos het hoogste Voorwerp, naar wien het uitging. Vandaar die kalmte in de droefheid, die vrede onder de verschrikking van haar hart, die volheid van de ziel bij al wat haar ontno men werd. Die inbinding en zelf beheersching voor wat bij die andere hartstocht en onstuimige droefheid wierd. Ginds iets van de wildheid, waarmee de leeuwin om haar gestorven welpen brult, hier de stille overgegevenheid van een Christinne, die zoo diep genoot van wat de Heere haar gaf en liet, maar nu ook verstaat, dat niets, dus ook niet die teeder geliefde man, haar eigendom was; dat alles van haar God en dat ze haar God immers niet ten volle lief zou hebben, zoo is; ze dien man boven Hem stelde of dien man, tegen 's Heeren raadslag in, voor zichzelve zou willen behouden.
Maar wel en
zijn,
ligt
juist
het
in
daaraan
de
belofte,
heeft
een
dat God haar een Rechter weduwe van zoo teederen
wil
zin
behoefte.
Want wel
ze aan haar God steeds haar eerste liefde, maar en leunde ze in alle aardsche dingen op haar man. Ze was hem onderworpen. Hij deed alles. Van hem ging de leiding uit. Zij volgde. Ze kon niet anders. Ze moest wel zoo doen, want anders zou zij geen vrouw zijn geweest, en in haar man geen wezenlijken man
toch
gaf
steunde
hebben bezeten. Zoo had God het verordend. Zoo was bij haar de geloofspractijk ook in haar huwelijk. Maar nu kan het dan ook niet anders, of door het sterven van den man, dien zij zoo innig liefhad, en op wien ze zoo onvoorwaardelijk steunde, is juist die steun haar ontvallen. Ze is nu als het klimop, dat om den stam van den eikeboom groeide.
Maar
nu
zie,
klimop
ligt
En nu
die eikeboom is op de aarde neder.
bij
den
tronk
afgehouwen, en het
God
zich in een nieuwen rijkdom aan haar openopheffen en zelf de stam zijn, waaraan dit klimop zich weer kan oprichten. En dat staat nu uitgedrukt in het forsche woord, dat God haar Eechter wil wezen. Want natuurlijk,' het bangste is het voor een weduwe, als de buitenwereld, nu ze van haar man beroofd is, misbruik van haar zwakheid wil maken, en haar in haar staat en stand en
baren.
goed
te
wil haar
Haar
innerlijk
na komt.
Dan zou
ze hulpeloos staan.
staat ze toch niet hulpeloos, want haar God geeft haar dan uit den hemel de belofte Ik zal uw Rechter zijti.
Maar neen, dan
:
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's