In de schaduwe des doods - pagina 165
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
!
157 zich buiten de worsteling hield. Neen, vrede is het loon overwinnaar, de prijs der dapperheid en der volharding waarmee gestreden is. Vrede, dat wil voor hem, die bijna wegzonk en onderging, bovenal dit ééne zeggen: dat God de Heere de zaak voor hem beslist heeft, en hem vrede schonk. „Vrede op aarde !", dat zongen de engelen Gods dan ook niet in het paradijs, toen de strijd nog niet was uitgebroken, maar „Vrede op aarde!", dat zongen Gods hemelsche heirscharen bij den bornput van Bethlehem, toen Hij geboren stond te worden, wiens komst tot deze aarde niet was om vrede te brengen, maar het zwaard. En toen de Zone Gods van zijn jongeren scheidde en hun toeriep: „Vrede laat Ik u, mijnen vrede geef Ik u !", toen was het waarlijk niet, om hun een toekomst te openen, waarin ze op een pad met rozen zouden wandelen, noch ook om zelf reeds de heerlijkheid in te gaan; maar toen ging Hijzelf naar Gethsémané en ging elk zijner apostelen den martelaarsdood tegen en daarom zei de Heere het er zoo uitdrukkelijk bij „Niet gelijkevwijs de wereld hem geeft, geef Ik hem u!" En daarom „vrede", zoo we naar Gods heilig Woord willen luisteren, heeft niets, volstrekt niets gemeen met het zoetsappig zich buiten den strijd houden, dat zelfs geen „leven", laat staan „vrede" heeten mag. „Vrede" is de goddelijke zielsverheiting van hem, die overwonnen heeft. „Vrede" is op te leven uit den bloesem van wat in den doodelijken strijd aan kracht ontwikkeld is. „Vrede" is niet meer te strijden, den strijd teboven zijn, en nu te voelen indalen, te voelen instralen in het hart, het zoet, het schoon en het begeerlijke van volzalia'C harmonie. iiitliep
van
of
den
;
:
Sta naar zulk een vrede onder menschen Tweeërlei kan onder menschen uw vrede, den vrede uwer
storen;
want
dat
dit
ziel
ver-
komen, omdat iemand met wien ge te doen hebt, voor u niet uit den weg wil gaan, maar er kan ook strijd komen, omdat hij niet uit den weg wil voor de waarheid Gods. Nu, bij die eerste soort van strijd is de keus wat u te doen staat niet moeilijk Dan toch is, zelf uit den weg te gaan, altoos uw plicht. Ook wel de plicht van dien ander, zoodat het heerlijkste is, als ge saam door genade tot die erkenning komende, op een gegeven oogenblik beiden om het zeerst toegeeft, en de strijd nu niet meer loopt over wie het winnen, maar wie het verliezen mag; maar ook al luistert die ander naar dat vermaan niet, voor u doet dat niets ter zake. Gij moogt nooit uw ziel zoeken te behouden, want eiken keer maal
gij
er
kan
doet,
zeven malen
strijd
ge haar. Altoos de minste zijn. Zeventigvergeven. De Herder onzer zielen kent geen uit-
verliest
zondering.
Maar
heel anders staat het,
als
de
strijd
niet gaat
om
u,
maar
om
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's