GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit het Woord - pagina 219

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Woord - pagina 219

Stichtelijke bijbelstudiën. Tweede bundel.

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

315 dalen, eerst

of,

zou

dat Hij uit den hemel nederdalende

gelijk het geschied

is,

wegzinken

aardsche,

in

dit

om

er middellijk uit te voor-

schijn te treden.

Het eerste was de Openbaringswijs van het Oude Testament. De Engel des Heeren daalde neder, de Engel des Verbonds verscheen, de Engel des aangezichts stond daar en sprak. Hij was nedergedaald en voer weer op, maar van aansluiting aan ons geslacht was geen sprake.

Vandaar dat de Joden

stellig verwachtten, dat hun Messias op deze en geen andere wijs zou neerdalen; liefst, verschijnende boven de tinnen des tempels. En als nu Jezus in hun midden staat en zegt: „Ik ben uit den hemel neergedaald," dan murmureeren ze, dan gelooven ze Hem niet. Dat kan niet, immers ze kennen zijn moeder. Hij is uit een vrouw geboren. Het plotseling neerdalen uit den hemel

ontbreekt.

Murmureert

niet, antwoordt Jezus hen. Indien Ik op de wijs, verwacht hadt, uit den hemel was neergedaald, zou ieder Mij gekend. Mij aanvaard. Mij gehuldigd hebben. Maar nu Ik kom, als achter het gordijn des vleesches verborgen, nu weet niemand dat Ik het ben nu herkent niemand Mij nu neemt niemand ]\Iij aan,

gelijk

gij

;

;

dan degene, wien de Vader het in het oor zijner ziel heeft gefluisterd. „Een iegelijk die het van den Vader gehoord heeft komt tot M*ij." Nu Ik vleesch ben geworden, kan niemand tot Mij komen, tenzij de Vader hem tot Mij trekke. Ik ben het brood des levens, maar zie toe! dat Ik het ben, hangt aan mijn vleesch. „Het brood dat Ik geven zal is mijn vleesch." „Tenzij gij dat vleesch van den Zoon des menschen eet, hebt gij geen leven in uzelven." Doordien men niet op de tegenstelling tusschen manna en hrood heeft gelet, is dit woord van Jezus niet verstaan. Manna daalt geheel toebereid en plotseling neder. Brood is scheppende kracht, die, in het gewas neergedaald, zich eerst later als voedende kracht openbaart. De Joden dachten dat de Messias als het mamia zou komen, en zie Hij was geen manna. Hij was hrood, het Brood des Levens. Zij murmureerden, wijl ze hef Godsgeheim, het Mysterie, de verborgenheid der vleeschwordiiig zelfs niet gisten. Mag het dan in de Kerk van Christus geduld, dat men, zich schier uitsluitend aan het „nederdalen uit den hemel" vastklemmende, het oog, moedwillig of gedachteloos, voor dat aanbiddelijk mysterie sluit? Hoort men dan het' fluisteren, ervaart men dan het trekken van den Vader niet, die juist wil dat we in den vleeschgewordene een heerlijkheid zien zullen als van zijn Eengeborene? Daarom leggen we op dat „Vleesch geworden" juist allen nadruk. Dat Hij vleesch wierd, kan niet beteekenen, dat Hij slechts ons vleesch aannam, en niet onze menschelijke natuur. Hiermee zou de dwaling der Wederdoopers terugkeeren, die waan-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896

Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's

Uit het Woord - pagina 219

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896

Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's