GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van het kerkelijk ambt - pagina 20

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het kerkelijk ambt - pagina 20

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gereformeerde Stemmen.

i8

van

dezen

tijd

en

Koning onderwerpen

zullen, tot

de laatste vijand zal zijn wanneer de Heere Heere

wijle eens

gedaan, als weer zelf rechtstreeks Koning over ons zijn zal en Hij zal blijken te wezen alles in allen.

te niet

de heidenen,

over

Doch

echter doet zich hier het hoogst opmer-

deze onderdanen

kelijk verschijnsel voor, dat

op hun beurt koningen,

tevens profeten

„Zij

zijn.

zullen

priesters

en

Koningen

als

eeuwen,"

Ze zingen het „Die ons gemaakt heeft tot Koningen en Priesters Gode en den Vader I" Ook noemt de heilige apostel Petrus hen: „Een uitverkoren geslacht, een Koninklijk

heerseken

in

allen

Godslam

heilig

toe

Priesterdom, een

:

heilig volk, een verkregen

volk!"

De onderdanen van Koning Jezus in Nederland verkeeren dus metterdaad in een andere conditie dan de onderdanen van koning Willem III in den burgerstaat. Ze en

onderdanen, maar tegelijk, met dat ze onderdanen zijn, zijn ze tevens zei ven koningen. Veel is over de beteekenis van deze woorden zijn

blijven

en

getwist,

verstaan,

bijna

in

doordien

den regel

zijn ze

men verzuimde

wezen van het ambt door

te

mis-

in

het

tredende

den

in

die bijzondere rechten, die

burgerstaat

aan

koninklijk huis plegen te

En

ongetwijfeld

ligt hier

prinsen

van

ook het

worden toegekend.

een deel waarheid

in.

Hij de eenige, eeuwige en natuurlijke Zoon van God, maar toch ook wij om zijnentwille als kinderen van dienzelfden Vader aangenomen. Hij de erfgenaam en wij medeerfgenamen van Christus.

Toch

Want hoe hoog van 's konings huis in den burgerook staan mogen, nooit zal men hen zegt dit niet genoeg.

prinsen staat

daarom toch noemen.

zelven

persoonlijk

koningen

men daarom gepoogd onderkoningen van den Koning Jezus te maken, en het voorgesteld, alsof hun het koningschap over de wereld. Dit

hen

voelende

tot

een

heeft

soort

de

krachten

der

het

wijs

de

zoo

bezitten

den aard der zaak geen men op die

uit

Deels niet omdat

woord

konins; oneigenlijk en over-

En

neemt.

geloovigen

deels niet

een

zulk

omdat ook macht niet

nog uitoefenen.

en oneigenlijk neemt men woord koning, wanneer men daaronder

Overdrachtelijk het

verstaat

zekere

meerderheid over de ongeloovigen

geestelijke

de heidenwereld en

over

want koning duidt niet aan zekere ongemerkte meerderheid van den verborgen persoon, maar een uitoefening van gezag. En dit ontbreekt hier. Ook gaat het zoo niet op van de geloovigen stuk voor stuk, maar slechts van de geheele

Christenheid als één geheel gedacht.

Terwijl

er

persoonlijk

toch

uitdrukkelijk

koningen

en

staat,

priesters

dat

zij

gemaakt

zijn.

En ook

het

gaat

niet door.

Want

het

is

waar dat de geloovigen steeds een geestelijke meerderheid bezitten. Omgekeerd vindt men veeleer de geloovigen vaak in een donkeren hoek verscholen en in bekrompenniet

heid

terwijl de lieden der op alle manier over hen heerschen. Waar nog ten derde dit bezwaar bijkomt,

voortkwijnen,

wereld

dringen.

Men heeft deze uitdrukking, dat de onderdanen van Koning Jezus tevens zelven koningen zijn, pogen te verklaren door te wijzen op den broederband die tusschen hen en hun Koning bestond. Hij aller broeder. Dus zij zijn broederen. Alzoo van prinselijk geslacht en koninklijken bloede. En derhalve in

kan

dit

steek houden.

drachtelijk

Nu

over

natuur, en zooveel meer gegeven ware.

dat

bij

die

opvatting

het

koningschap der

hun dood zou eindigen. In den hemel toch zijn niets dan geloovigen, en ontbreekt dus de heidenwereld, die hun onderworpen zou zijn. De zaak ligt dan ook geheel anders, en om haar te verslaan, moet men naar het Paradijs

geloovigen

bij

terug.

Adam, ook nog

eer

Eva

uit zijn ribbe ge-

schapen was, stond in het Paradijs als koning. Hij stond in zijn goddelijk ambt. Hij stond

ambt rechtstreeks onder God. En dat ambt was, dat hij in dienst van God stond, bij God in dienst was, en nu als knecht Gods en dienstknecht des AUerhoogsten, niemand dan God boven zich had. Van onze koningen op aarde nu is dit juist de beschrijving van het kenmerk: Dat ze niemand dan God boven zich hebben. En dit koninklijk kenmerk nu van „niemand dan God boven zich te hebben", dat komt in dit

aan elk kind van gerstaat,

van;

God

toe; niet in

den bur-

want daar handelen we thans niet

maar

in

het Koninkrijk der hemelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1898

Abraham Kuyper Collection | 52 Pagina's

Van het kerkelijk ambt - pagina 20

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1898

Abraham Kuyper Collection | 52 Pagina's