In Jezus ontslapen - pagina 209
,
197
Maar toch had
die teedere zy het ook overdreven zorge voor goede zijde. Er sprak een eeren van het menschelyke in, een zich verzoenen met den ernst van den dood. Nu heeft God het zoo beschikt, dat Abraham, de geestelijke vader van ons allen, die gelooven mogen, onder dat volk van Egypte verkeerd heeft dat het oude volk van God eeuv^en lang in Egypteland vertoefde, en met zooveel meer is het zeker aan deze van God gewilde omstandigheid te danken, dat het begraven van onze dooden onder de Christenen steeds in eere bleef. De eerste maal dat de Heilige Schrift van de zorge voor onze dooden gewaagt hooren we dan ook hoe de oude patriarch om een graf voor zijn doode pleit. God had Abraham zoo rijk gezegend. Hij bezat de vrouw van zijn liefde tot haar honderd-ze ven-en-twintigste jaar. En toen kwam de oude grijsaard „om haar te beklagen en te beweenen ," en na dien rouw kocht hij van Ephron in de spelonk van Machpéla voor Sara een eerzaam graf. Sinds bleef het graf al de eeuwen door bij Israël in eere, tot hij kwam, die om ons van zonde en schuld te ontslaan, in den harden dood inging, en ook hij in de spelonk werd bijgezet, en zoo door zelf begraven te worden voor altoos voor zijn heiligen
het
,
lijk zijn
,
,
,
,
het graf heeft geëerd.
•
Maar die graven in Egypte dat graf van Machpéla dat graf van Jezus, het droeg alles den stempel van stillen, heiligen ernst en elke poging om het graf te verbloemen bleef geweerd. Ge leest van geen festoenen en, van geen bloemenkransen. Het somber-grauwe moest vol en krachtig het bittere van den dood doen spreken. De dood moest op het graf niet onkenbaar gemaakt, en niet worden weggetooverd. Wie het graf bezocht moest weten en ontwaren en gevoelen dat hij den doodenaker betrad, en den ernst die uit de groeve weerklinkt diep in de ,
,
,
ziel laten
doordringen.
Het graf moest een bode Gods, en daardoor een roepstem ten leven in ons midden zijn. Er kan gejuich op het graf zijn van heilige vreugd over de verzekering des eeuwigen levens. De palmtak, in steen gegraveerd, kan symbool van zegepraal, de korenaar zinnebeeld van wederopstanding zijn. Maar de bruiloftstooi die den dood vergeten doet, hoort bij het graf niet. Wat in onze eeuw de wereld hierin zondigt is innerlijke lafheid, omdat ze den dood niet in de oogen durft zien. Onze vaderen hebben zich hierin nooit vergrepen. Stille eenvoud en sobere ernst was het kleed dat hun graven ,
,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902
Abraham Kuyper Collection | 292 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902
Abraham Kuyper Collection | 292 Pagina's