Zions roem en sterkte - pagina 129

;

;

;

VAN HET GELOOF. Vraag. Hoe blijkt dit nader ? Antw. 2. Uit de benamingen van beelden van aannemen voorgesteld .

•

121

.

geloof onder gemelde want alzoo worden wij

liet ;

geleerd a. dat al wat wij te voren als in de hand hadden, van ons moet losgelaten worden, en daaruit vallen, en wij als arme bedelaars, met eene ledige hand voor God verschijnen moeten, zullen wij Christus en Zijne gerechtigheid ontvangen, Fil. 3 18. Maar hetgene mij gewin was, dat heb ik om Christus' wil schade geacht, ja gewisselijk ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus mijn Heere; om wiens wil ik alle die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn opdat ik Christus moge gewinnen b. dat het geloof niet den minsten dadelijken invloed heeftom onze rechtvaardigmaking te veroorzaken, dewijl de rechtvaardigmaking niet een gewrocht is van ons geloof, maar van God. Wij verdienen en werken dit genadevonnis niet, maar ontvangen dat door het geloof in onze harten, even ais de aalmoes in de hand des bedelaars gelegd wordt, eer hij met toedrukken van Overeenzijne hand, het ontvangene met blijdschap aangrijpt. 27. Een mensch kan geen ding aannemen, zoo komstig Joh. 3 het hem uit den hemel niet gegeven zij c. dat het geloof zelf ons niet verrijkt, door iets wat het in zichzelven heeft, maar het aannemen alleen van datgene, waarin onze rijkdom bestaat. Immers wat is het dat den bedelaar rijk maakt, zijne hand of de gave die daarin gelegd wordt? Zoo dan sluit de rechtvaardigmaking het geloof als een werk uit, maar eischt dit als een instrument om het geluk te ontvangen. Rom. 11 6. Indien het door genade is, zoo is het niet meer uit de werken, anderszins is de genade geen genade meer. En indien het is uit de werken, zoo is het geen genade meer, anderszins is het werk geen werk meer. Vraag. Kunt gij ook redenen opgeven waarom God het geloof tot zulk een middel van onze rechtvaardigmaking beschikt ? Antw. Hierop zouden wij kunnen zeggen, de Heere antwoordt niet van Zijne daden. Het welbehagen Gods moet ons stil doen zijn. 40. Dit is de wil Desgenen, die Mij gezonden Joh. 6 heeft, dat een iegelijk die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe. Echter kunnen wij zeggen dat God langs dien weg, Zijn hoofddoel bereikt, hetwelk is Zijne eer en heerlijkheid in het zaligen van zondaren, want het geloof 1. doet Gode de eere van Zijne wijsheid en goedheid geven, prijzende den raad van God om zondaren te zaligen door Zijn Zoon, als wijs, goed, en heilig, dewijl het niets in den mensch kan vinden, hetwelk Hem een oorzaak van gerechtigheid of zaligheid kan zijn, Rom. 3 24. En worden om niet gerechtvaardigd uit Zijne genade, door de verlossing die in Christus Jezus is 3. maakt den mensch nederig en klein in zichzelven, dewijl het hem doet zien zijn eigen gebrek, geestelijke armoede en onwaardigheid, alle roem en zelfverheffing uitsluitende, Rom. 3 27. :

;

:

:

•

.

.

:

:

:

Waar

dan de roem ? Hij is uitgesloten, door wat wet ? der werken ? Neen, maar door de wet des geloofs 3. leert den mensch Christus en Zijne gerechtigheid hoogschatten. is

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen