Zions roem en sterkte - pagina 121
;
.
VAN HET GELOOF. B.
Wat men nu zou zeggen
113
:
van het eerste, dat Christus niet GENOEGZAAM is maar dat er nog benevens Hem iets meer toe behoeft, ware eene al te ongeschikte GODSLASTERING want daaruit zou volgen, dat Christus maar een HALVE Zaligmaker zou zijn, lijnrecht tegenover het getuigenis van Hebr. 7 25. Waarom Hij ook VOLKOMEN kan zalig maken, die door Hem tot God gaan, Hand. 4 12. De zaligheid is in geenen ANDEREN. Want daar is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij a.
aanzien
ten
;
:
:
zalig worden ten aanzien van het tweede, dat degene die Jezus Christus door het geloof bezit, zijne geheele zaligheid heeft. Dit kan niet geloochend worden. De Schrift zegt duidelijk, dat die in Hem gelooft, het eeuwige leven heeft. Joh. 3 36; en nooit beschaamd zal worden, Rom. 10 11.
moeten b.
:
:
Wat besluit gij dan met onze Belijdenis? Dat wij alleen door het GELOOF in Christus GERECHTVAARDIGD worden. Zie Rom. 3 28. Wij besluiten dan, dat de mensch, door het geloof, gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet. Ef. 2 Want uit genade zijt gij zalig 8, 9. geworden, door het geloof en dat niet uit u het is Gods gave. Niet uit de werken, opdat niemand roeme. Vraag.
Aniw.
:
:
;
Vraag. Hoe beschrijft gij de rechtvaardigmaking? Antw. Als eene weldaad van het genadeverbond, in welke God de uitverkorenen, van Hem geroepen zijnde, om de gerechtigheid van Christus, door het geloof aangenomen, al hunne zonden vergeeft, en een volkomen recht op het eeuwige leven geeft; dit zijn vonnis verder aan hun geweten openbarende door Zijn woord en Geest, in verscheidene trappen en tijden, tot roem van Zijne overgroote genade. Vraag. Wien komt dit werk toe ? Aniw. De rechtvaardigmaking is een werk van God, Rom. 8 33, God is het die rechtvaardig maakt. Jes. 45 25. Ik, Ik ben het die uwe overtredingen uitdelg. En dat van den Zoon en H. Geest, zoowel als van den Vader. 1 Cor. 6 11. Gij zijt gerechtvaardigd in den naam des Heeren Jezus, en door den Geest onzes Gods. :
:
:
Vraag. Maar wien der goddelijke personen wordt de rechtvaardigmaking in het bijzonder toegeƫigend? Antw. God den Vader, die het ambt van rechter bekleedend, den zondaar om Christus' verdienste, van hem door het geloof aangenomen, met Zich verzoent, 2 Cor. 5 19. God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hare zonden :
haar niet toerekenende. Vraag. Hoedanig merkt gij de rechtA^aardigmaking verder aan? Antw. Als een werk van Gods genade, zonder eenige van onze verdiensten, Jes. 43 25. Ik, Ik ben het, die uwe overtredingen uitdelg om Mijnentwille, en Ik gedenk uwe zonden niet. Ja het is eene weldaad van het verbond der genade, dewijl :
A.
Rotterdam
II
8
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Abraham Kuyper Collection | 348 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Abraham Kuyper Collection | 348 Pagina's