De 'kleyne luyden' - pagina 28
22 geleiden het uitgangspunt, dat nooit anders dan in het stil geloof kon liggen, gemeen hadden. En hiervan nu juist kan thans zoo droef veel te loor gaan. 't Hoeft niet, zoo de definitieve
wet
van de Additioneele aan het stemmend volk de vrij-
die straks komt, het gebrek
artikelen radicaal uitzuivert en
heid van beslissing hergeeft. Doch komt het daar niet toe, dan is en blijft het bezielend karakter van de kleyne luyden aangerand. Het initiatief dient dan van beneden naar boven verplaatst te worden, en alzoo gebannen wat ons bij anderer pogen zoo vaak geërgerd heeft, dat een kleine groep van juristen en fabrieksheeren geheel het land naar hun hand wist te zetten. M. H., steeds zal 't een harde strijd blijven, om bij zulk
een sombere constellatie den grondtoon van onze Antirevolutionaire
politiek
niet
te
laten verflauwen.
Opgeven doen
nimmer, wij niet en onze politieke naneven niet. Maar scheelt toch zoo bijna alles, of 't kleed waarin de wet 't zich hult, de gewenschte vormen doet uitkomen, dan wel of ze die schier onzichtbaar maakt. De onderlinge verstandhouding zal zooveel inniger, de electorale aaneensluiting zooveel nauv/er en enger moeten zijn, of het noodlot is niet uitgesloten, dat ook wij worden gedoemd tot wat we bij het electoraal bedrijf steeds zoo scherp in anderen hebben afgekeurd. Steeds werden onze Deputatenvergaderingen ons benijd. Heel 't land door voelde men, hoe juist aan ons, door onze stelregel van het van onderen-op, gegund werd, wat anderen misten. Het was in onze Deputatenvergaderingen dat ons ideaal belichaamd naar voren trad. Wat we werden, we zijn het door onze samenkomsten in Tivoli geworden. Het stemt daarom zoo droef, ja, het doet u zoo bijna wreed aan, dat ook ons, gaat straks dit artikel 80 met zijn Additioneele artikelen door, een keer van zaken te wachten staat, die ons noodlottig kon worden. Iets wat mij daarom vooral te meer beangst, waar reeds meer dan één zich over den nieuwen gang van zaken uitsprak, als school er heusch niets in dat ons wij
't
—
—
kon deren. Het was daarom zoo hooge eisch, dat we, eer wat ons bedreigt, doorgaat, nogmaals onder inroeping van Gods hulpe, en met 't Psalmiied op de lippen in Tivoli saamkwamen. Als ons Calvinistisch volk de levensvraag beginsel
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1917
Abraham Kuyper Collection | 34 Pagina's
![De 'kleyne luyden' - pagina 28](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/de-kleyne-luyden/1917/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1917
Abraham Kuyper Collection | 34 Pagina's