GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

BIDDEN OM EEN PELLA, ALS JERUZALEM VALT

De amerikanisering van Henry E. Dosker (1855-1926Y

62 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. G. Harinck is wetenschappelijk medewerker aan het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme van de Vrije Universiteit Amsterdam en directeur van het Archief en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt.

De amerikanisering van Henry E. Dosker (1855-1926)

Inleiding

In de geschiedenis van de negentiende-eeuwse Nederlandse emigratie naar de Verenigde Staten speelt A.C. van Raalte een sleutelrol. Deze afgescheiden predikant leidde in 1846 de eerste groep landverhuizers uit zijn kerkgenootschap van ons land naar de nieuwe wereld. Hij stichtte in het daarop volgende jaar een kolonie rond het plaatsje Holland in West-Michigan, die zou uitgroeien tot de meest karakteristieke Nederlandse gemeenschap in de Verenigde Staten en die ook in economisch opzicht een groot succes werd. In zijn woonplaats Holland wordt zijn nagedachtenis als leider van de emigratie onder andere met een historisch onderzoeksinstituut en een standbeeld in ere gehouden.

Van Raalte's algemeen erkende sleutelrol bij de bron van de negentiende-eeuwse emigratiestroom en bij de opbouw van de kolonie zou gemakkelijk de indruk kunnen wekken dat zijn nagedachtenis onomstreden is. Maar dit is geenszins het geval. Sterker nog, reeds bij zijn leven raakte hij in twisten verwikkeld die zijn leiderschapspositie in de kolonie en in de kerk in sterke mate aantastten, zodanig dat hij in zijn laatste levensjaren veel gezag had verloren, bij zijn overlijden een verdeelde gemeenschap achterliet en zijn nagedachtenis niet steeds in ere werd gehouden. Kort na zijn overlijden werd die verdeeldheid met name openbaar in onenigheid tussen de twee kerkgenootschappen in de kolonie: de westelijke tak van de vanouds aan de oostkust bestaande (Dutch) Reformed Church, waarbij de immigranten onder

leiding van Van Raalte zich in 1850 hadden aangesloten, en de in 1857 daarvan afgescheiden Christian Reformed Church. In de jaren tachtig werd de westelijke tak van de Reformed Church geteisterd door een dispuut over vrijmetselarij. De kerken in de oudere staten aan de oostkust hadden geen zwaarwegende bezwaren tegen leden die ook lid waren van de loge, maar voor velen in de westelijke tak was dit onaanvaardbaar.

De geschillen hadden een theologische achtergrond. Anders dan de westelijke tak, nam de oostelijke tak in de loop van de negentiende eeuw meer afstand van zijn confessionele wortels. De verschillen hielden echter ook verband met de verschillende fasen van het amerikaniseringproces waarin de oostelijk en de westelijke tak van de Reformed Church zich bevonden. Het was typerend voor het immigrantenkarakter van de kolonie in Michigan in de jaren tachtig, dat de nieuwe protestantse Nederlanders in sterke mate bijdroegen aan de escalatie van het conflict. Tot die tijd was de Christian Reformed Church een klein, geïsoleerd kerkgenootschap geweest. Maar toen de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Zwolle in 1882 besloot de met de vrijmetselarij behepte Reformed Church te berichten dat zij haar emigrerende leden zou wijzen 'op het gevaar, dat hen, door genoemden kanker, in uw kudden dreigt' , 2 verlegde de snel wassende emigrantenstroom haar loop van Van Raalte's kerk naar de jonge kerk en kwam aan de dominante positie van de Reformed Church in de kolonie snel een einde. De synodeuitspraak was als het roer van een schip: haar voorkeur was van beslissende invloed op de kerkelijke keuze van de hele Nederlandse emigrantengroep, waarvan de afgescheidenen slechts een kleine minderheid vormden. Daar hielp zelfs een gematigd oordeel over de vrijmetselarij van niemand minder dan Abraham Kuyper (1837-1920) niets meer aan.

Het laat zich raden dat de leden van de Reformed Church deze ontwikkeling met lede ogen aanzagen. Het bracht hen in een ambivalente situatie. Enerzijds kozen zij voor de verdediging en stelden het gereformeerd karakter van hun kerkgenootschap in het licht en verdedigden zij tegenover de Christian Reformed Church de goede naam van Van Raalte. Anderzijds brachten de ontwikkelingen van de jaren tachtig velen er toe de band met Nederland enigszins te relativeren en zich nadrukkelijker te richten op het Amerikaanse kerkelijk en geestelijk leven. De Reformed Church in het westen bleef een kerk met een nog steeds aanzienlijke Nederlandse immigrantenaanwas, maar de perikelen van de jaren tachtig zorgden voor een versnelling in het amerikaniseringproces, zoals dat uiting kwam in kerkelijke gebrui-

ken, de zondagse liturgie en de invoering van Engelstalige diensten. Terwijl de Christian Reformed Church nog lang een typisch Nederlands kerkgenootschap bleef, tot en met de theologische oriëntatie toe, vermengde het Nederlandse karakter van de Reformed Church zich met het Amerikaanse. In Amerikaanse ogen was ook deze kerk toen nog een Nederlandse kerk, maar voor een nieuwe Nederlandse immigrant was de Christian Reformed Church vertrouwder.

Een typische vertegenwoordiger van deze ambivalentie is de Van Raalte-biograaf Henry Elias Dosker. Hij was afkomstig uit Nederland en functioneerde jarenlang als predikant van de Reformed Church op de grens van de Nederlandse en de Amerikaanse wereld, om tenslotte in de Amerikaanse op te gaan.

Doskers naam komt voor in menige publicatie over de geschiedenis van de Nederlandse emigrantenkerken, maar over zijn persoon en leven is weinig bekend. Een recente archiefschenking brengt daarin nu echter verandering. In 1995 overleed de predikant en kerkhistoricus dr. R.H. Bremmer, bekend vanwege zijn historische en dogmatische studies inzake Herman Bavinck. Tot het deel van zijn persoonlijk archief, dat hij naliet aan het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme, behoorde ook een verzameling van zo'n 25 brieven van Henry Dosker uit de periode 1873-1899. Dit was niet geheel onbekend, want Bremmer had in één van zijn boeken over Bavinck melding gemaakt van Doskers brieven, die hij had gekregen van Bavincks dochter. Hij schreef dat ze voor de kennis van Bavinck niet van belang waren, 3 en niemand anders heeft ze sindsdien gelezen. Maar ten aanzien van Dosker ligt dit anders. Dosker schreef vaak uitgebreid en met veel ontboezemingen aan zijn vriend Bavinck. Hij excuseerde zich geregeld zoveel tijd en aandacht van zijn vriend te vragen, maar voor de historicus zijn Doskers lange brieven een zegen. Ze bieden een uitgelezen mogelijkheid Dosker en zijn leven temidden van de Nederlandse emigranten uit die dagen van nabij te leren kennen. Bovendien was Dosker actief in het kerkelijk leven en in de theologie en kerkgeschiedenis. Na zijn afstuderen aan het presbyteriaanse McCormick Seminary te Chicago in 1879 was Dosker meer dan twintig jaar werkzaam in West-Michigan, eerst als predikant van de Reformed Church in Holland en Grand Haven, en van 1894 tot 1903 als hoogleraar aan het Western Theological Seminary van zijn kerk. In deze 24 jaar preekte, publiceerde en doceerde hij en had hij grote invloed binnen zijn gemeenschap. Zijn brieven getuigen daarvan. Ze vertellen over het kerkelijk leven in de Verenigde Staten en Nederland en laten het licht vallen op theologische ontwikkelingen en zijn rol daarin. Via Doskers brieven komen

we dus niet alleen een persoonlijk leven op het spoor, maar ook het wel en wee van een gemeenschap.

Uit zijn brieven komen twee belangrijke thema's naar voren. In de eerste plaats het reeds aangesneden probleem van de amerikanisering. Hoe lang de geëmigreerde Nederlanders in nauw contact blijven met hun moederland en in welk tempo en in welke mate moesten ze Amerikaan worden? Wat was de Amerikaanse gereformeerde identiteit in onderscheiding van de Nederlandse? In de tweede plaats was een belangrijk thema het ontstaan van de moderne wereld, juist in de Verenigde Staten een onvermijdelijke realiteit. Het probleem van de scheiding tussen geloof en wetenschap diende zich onder meer aan in de evolutieleer en de Schriftkritiek. Hoe was het mogelijk deel uit te maken van de moderne ontwikkelingen èn gereformeerd te zijn? Beide thema's - de dageraad van de moderne wereld en de zoektocht naar een Amerikaanse gereformeerde identiteit - speelden op de achtergrond van het boven genoemde kerkelijke conflict, de door Dosker intensief beleefde opkomst van het neocalvinisme en de nieuwe relatie van de Nederlandse gereformeerden met de oorspronkelijk uit Groot-Brittannië afkomstige presbyteriaanse wereld in Amerika. Alle spanningen en vergezichten door deze ontwikkelingen opgeroepen laten zich aflezen uit Doskers brieven.

Jeugd en vorming

Henry Elias Dosker was de zoon van Nikolaas Hermanus Dosker (1820-1887). Nikolaas' vader was een Duitser, zijn moeder Fran-9ai.se, maar hij werd in Amsterdam geboren. Hij voegde zich bij de Afscheiding, volgde zijn predikantsopleiding bij T.F. de Haan te Groiningen en werd in 1850 predikant van de Christelijke Afgescheiden Kerk, eerst in 1850 te Groningen, later in Bunschoten (1952), Almkerk en Nieuwendijk (1856), Harlingen (1862) en Zwolle (1869). Hij bekleedde een vooraanstaande plaats in het kerkelijk leven, was curator van de Theologische School te Kampen en streefde daarbij naar 'meer openheid en ruimte' binnen zijn kerk. 4

Henry werd op 5 februari 1855 geboren in de pastorie te Bunschoten. Hij bezocht de Latijnse School te Zwolle, waar hij in 1871 zijn levenslange vriend Herman Bavinck (1854-1921) nader leerde kennen. De families Bavinck en Dosker kenden elkaar reeds langer en waren bevriend. Hermans vader, ds. Jan Bavinck, had tweemaal, in Bunschoten en Almkerk-Nieuwendijk, Nikolaas Dosker als predikant opgevolgd en enige tijd waren ze samen curator te Kampen. Herman en Henry waren twee jaar klasgenoten en op zondag 30 maart 1873 legden zij - samen met nog vijftien anderen - in het openbaar

belijdenis af van hun geloof bij ds. Dosker in de Christelijke Gereformeerde Kerk te Zwolle. In 1873 nam Henry's vader een beroep aan naar de Second Reformed Church in Grand Rapids. De achttienjarige zoon ging mee en in april van dat jaar vertrok het gezin Dosker naar de Verenigde Staten.

Het is niet geheel duidelijk waarom Dosker emigreerde. De officiële gegevens van de Nederlandse overheid vermelden economische verbetering als motief voor het vertrek. De familie Dosker leefde niet in de welstand, die de familie Bavinck kende, maar het is toch aannemelijk dat er ook andere redenen voor emigratie bestonden. Het is zeer wel mogelijk dat de sfeer binnen zijn kerkgenootschap ds. Dosker niet beviel. Hij merkte in elk geval een spanning op in de Christelijke Gereformeerde Kerk: een deel van de leden beschouwde de Hervormde Kerk als een 'valse kerk' in de zin van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en waren opgelucht het verband daarmee te hebben verbroken. Andere afgescheidenen gingen niet zo ver en meenden alleen dat de Hervormde Kerk in verval was. Deze toestand was de reden van hun gedwongen vertrek uit die kerk geweest, maar ze vergaten haar niet en verlangden er eens naar terug te keren. Zo ook Dosker. Hij wenste als predikant niet in de marge van de samenleving te opereren. Hij streefde naar een maatschappelijk functionerend christendom, dat een plaats had in het centrum van het nationale leven. Zo dacht zijn collega Van Raalte er ook over, die reeds in 1846 was geëmigreerd. Deze had eens gezegd, dat hij het diep betreurde dat hij niet, zoals zijn vader een leven lang had gedaan, van hervormde kansels mocht preken. Dosker deelde dit gevoelen, maar voorzag dat de afgescheidenen een geïsoleerde minderheid zouden blijven en besloot wellicht mede daarom tot emigratie naar een samenleving, waar de kerk het middelpunt van het leven vormde. Dosker was geen strijdbare figuur, die het volhield jarenlang tegen de marginaliserende tendens in zijn kerkgenootschap te vechten, of zijn positie binnen de natie vanuit een afgezonderde positie zou veroveren. Hij was mild en vermeed als plooibaar mens confrontaties. Deze karaktertrek vertoonde zich later ook in het leven van zijn zoon Henry.

Daar komt nog bij, dat de Doskers van oorsprong geen Nederlanders waren. De familie had zich eerst rond 1800 hier gevestigd. Er waren dus geen oude banden met Nederland. Dosker had al iets van de emigrant in zich, zodat het hem niet al te moeilijk viel zijn Nederlandse identiteit af te leggen en zich te gewennen aan het bestaan als Amerikaan. Ds. Dosker preekte bijvoorbeeld al snel na 1873 in het Engels en had de naam deze taal uitstekend te beheersen. De familie trok niet naar de Verenigde Staten om Nederlander te blijven, maar

paste zich snel aan. Toen Henry Dosker later in zijn biografie over Van Raalte hetzelfde van deze predikant zei, beklemtoonde hij daarmee het standpunt van zijn eigen familie.

Aanvankelijk miste Henry in Grand Rapids zeer zijn vertrouwde vriend en overwoog hij soms terug te keren naar Nederland. Op 6 december 1873 schreef hij Bavinck vanaf zijn studentenkamer te Holland, Michigan:

Veel denk ik aan u, geliefde vriend, en bestendig vestig ik het oog op uwe beeltenis, die in een net lijstje op onze kamer hangt. Ik heb nog geen vriend weder gevonden. Met mijn broeder, ge weet het, kan ik niet goed vertrouwelijk zijn, onze caracters loopen te ver uiteen, de studenten over het algemeen staan me niet aan; ben ik ook soms door den innigen omgang met u, geliefde vriend, verwend? Ik weet het niet, één ding is zeker, den man mijner keuze heb ik nog niet gevonden; buitendien denk ik aan u, aan de onvergetelijke gesprekken die we, onze harten voor elkaar uitstortend, voerden; veel denk ik over de innige vrienschapsbanden die onze harten samen snoerden, veel over de blijken van innige vriendschap en vertrouwelijken omgang, veel over den onbewolkten hemel van broederlijke genegenheid, waar onder we ons samen bevonden; veel over de diepe vrede die zich gezeteld had in het diepst mijner ziele sinds ik in u den man gevonden had, voor wien ik mijn hart en hartsgeheimen durfde ontvouwen; en thans sta ik [alleen] sinds den droeven stond, die al dat genot wreed verscheurde, sinds die droeve, onvergetelijke en ook onvergeten afscheidsure. 5

Maar bij nadere overweging verwierp hij deze mogelijkheid steeds weer. Hij meende al na een korte tijd in de Verenigde Staten dat hij in Nederland niet meer zou passen. Het Nederland van de jaren zeventig was vanuit het perspectief van booming West-Michigan een armetierig en wat achterlijk land. Bovendien, anders dan in Nederland was vader Dosker in Amerika in staat om een goede opleiding te bekostigen voor zijn vier zonen, waarvan Henry het meest belovend leek. Henry bezocht het in 1866 door Van Raalte in Holland gestichte Hope College, waar hij in 1876 zijn bachelor graad behaalde. Hij genoot volop van zijn studie en schreef Bavinck dat de opleiding veel beter was dan hij in Nederland had kunnen krijgen. Henry bewoonde samen met zijn broer Herman een kamer op de bovenste verdieping van Van Vleck Hall, vanwaar hij een mooi uitzicht had op de beboste omgeving. Maar afgezien van nu en dan een passerende groep indi-

anen en regelmatig weerkerende branden, viel er weinig te beleven in het drieduizend inwoners tellende plaatsje. Vaak verlangde hij naar Grand Rapids, vijftig kilometer verderop, een snel groeiende en dynamische stad, die in de jaren zeventig Amsterdam in grootte al was voorbij gestreefd.

Om bij te dragen aan de kosten voor het onderwijs stichtte hij met zijn broer Herman in de lange zomervakanties een school, waar ze 150 kinderen onderwezen. Hij schreef Bavinck op 18 juli 1874: 'Onze verdienste wekelijks bedraagt dus circa $ 9, 50 of ƒ 23, 75, Hollandsch, voor ieder, zoodat we in dit opzicht ruimschoots tevreden zijn.' Het ging de Doskers ook in andere opzichten voor wind in hun nieuwe vaderland. In 1875 beschreef hij Bavinck een dagje uit naar het strand van het Michiganmeer met een groep zondagsschoolkinderen van zijn kerk, de Third Reformed Church in Holland. Hij vertelde hoe ze speelden onder een blauwe hemel en in de droge prikkelende Amerikaanse lucht, hoe gelukkig en weldoorvoed de kinderen waren en hoe rijke en arme kinderen de hele dag met elkaar speelden. Hij vergeleek dit arcadische tafereel met een herinnering aan arme en hongerige Nederlandse kinderen en dankte God dat hij terecht was gekomen in een land vloeiende van melk en honing. In de eerste Amerikaanse jaren, toen Nederland nog zijn referentiepunt vormde, zag hij de keuze voor de nieuwe wereld steeds gerechtvaardigd in de voorspoed die hem en zijn familie ten deel was gevallen. Zijn welbevinden klonk ook door in zijn beschouwingen over zijn studie. Hij gaf hoog op van de vorderingen van de wetenschap en een spanningsveld met zijn geloofsovertuiging zag hij in het geheel niet. Geconfronteerd met de evolutieleer weigerde hij die af te wijzen. Wetenschap is een gave van God aan de mens, schreef hij Bavinck, en hij was ervan overtuigd dat de nieuwe wetenschappelijke inzichten van zijn tijd niet op gespannen voet stonden met het christelijk geloof. Kort na zijn bachelor examen schreef hij op 31 (sic!) april 1876 aan Bavinck:

Zoo ben ik dan drie jaren in America, drie jaren die voor mijne ontwikkeling van het hoogste belang waren; driejaren die mij ten duidelijkste overtuigd hebben van mijn algeheele onkunde. (...) Hoe vaak heb ik, met jaloerschheid, u de middelen bijna ontgund, die u ten dienste stonden voor ontwikkeling en toename in kennis en wetenschap. Hoe vaak scheen mij mijn toekomst armzalig en donker. Naar Kampen en verder... God weet het. Een plattelands domineeke, strijdend en werkend om het noodzakelijkste geestelijke voedsel te erlangen. Tobben en zuchten onder de last van 's

levens zorgen en dan... o Herman, zulke gedachten doorkruisten vaak mijn ziel. God weet het, hoe dankbaar ik ben voor de middelen ter ontwikkeling hier mij zoo ruimschoots geschonken.

Theologische opleiding

In de zomer van dat jaar liet Dosker zich inschrij ven voor de driej arige theologische studie aan Hope College, maar deze kerkelijke opleiding met ongeveer tien studenten werd in 1877 door de synode opgeheven wegens geldgebrek; de oudere theologische opleiding New Brunswick Theological Seminary in New Jersey aan de oostkust bleef wel in stand. Dit was een ernstige tegenslag voor de westelijke tak van de Reformed Church en de kerkleden waren verontwaardigd over dit besluit. Dit was begrijpelijk, want een kerk zonder eigen intellectueel centrum krijgt problemen met het definiëren van zijn identiteit, theologisch gezien, maar ook vanwege het gebrek aan in eigen kring opgeleide predikanten. Dit was zeker problematisch in de jaren zeventig, toen het debat over geloof en wetenschap in alle hevigheid woedde. Het verdient de aandacht dat de Reformed Church deze opleiding sloot in dezelfde periode waarin de Christian Reformed Church zijn eigen Theologische School in Grand Rapids opende (1876) en Abraham Kuyper en de zijnen de Vrije Universiteit stichtten (1880). Deze jaren vormden een waterscheiding in de gereformeerde traditie in Nederland en in de Verenigde Staten en de Reformed Church in het westen was voor een dergelijke overgangstijd slecht voorbereid. Dosker had als jong predikant een scherp oog voor dit gebrek:

Hope College is hopelessly ruined. And if the Lord spares me, it will be one of my lifetasks to reproduce, if possible, Western theological training. Knowing the average ability of an 'afgescheiden domine', 15 or 20 years ago, and imagining a man of that stamp to give instruction, in all the branches of theological science and languages besides, you may judge of the efficiency of instruction at Grand Rapids, where ds. Boer is docent, at the so called 'Theologische School' [van de Christian Reformed Church]. 6

Voor Dosker betekende de sluiting dat hij zijn theologische studie voortzette aan New Brunswick Seminary, een uur ten zuiden van New York gelegen. Dit was een volgende stap in zijn amerikaniseringproces: meer dan vijftienhonderd kilometer van huis te wonen in een omgeving zonder Nederlandse immigranten.

New Brunswick was ook geen grote opleiding en telde in deze jaren ongeveer dertig studenten. 7 Binnen Amerikaanse verhoudingen werd dit Seminary beschouwd als een behoudende en niet door openheid gekenmerkte opleiding. 8 Dit mocht voor de enkele studenten uit de Reformed Church in het westen 9 misschien een aanbeveling zijn, aan de behoeften van de oostelijke kerken, die zich veelal in en om de grote metropolen bevonden, voldeed de opleiding nauwelijks. Dosker nam zijn intrek in Hertzog Hall en liet de nieuwe wereld in en om New Brunswick op zich inwerken. Hij begon in deze periode met rondpreken. Op 9 november 1877 schreef hij Bavinck vanuit New York:

Gij Hollanders kunt u geen denkbeeld maken van den rijkdom en van het geraas en gerommel van Broadway & 4Ü1 Avenue, twee straten hier. Duizenden verdringen elkaar. De grenzen der maatschappij raken elkaar in dat gewoel. Schitterende weelde en huiveringwekkende armoede gaan hier naast elkaar voort. Ik wou dat je hier eens kondt zijn. (.: .) Zou ik nog in Holland passen, Herman? De preektrant is hier geheel verschillend, zoo zijn de omstandigheden, waaronder ik gevormd ben. Zou men mij daar ginds kunnen en willen hooren? Ik zou mij er niet weer thuis gevoelen.

Nederland verdween in deze jaren achter Doskers horizon, maar dat wilde niet zeggen dat hij zich in New Brunswick thuis voelde. Hij was er geregeld ziek, het was hem te ver van huis en het was zijn ouders te duur. Bovendien groeide er in die tijd onder de Nederlandse immigranten in de Reformed Church een zekere reserve jegens New Brunswick, omdat de synode van 1878 wel die opleiding in stand hield, maar 'hun' opleiding in Holland niet had willen heropenen.

Het laatste jaar van zijn opleiding tot predikant volgde hij daarom aan het presbyteriaanse McCormick Theological Seminary te Chicago, zijn derde theologische school in driejaar tijd. In Chicago leerde Dosker in het cursusujaar 1878-1879 de presbyteriaanse wereld kennen, die hem meer boeide dan die van de Reformed Church in New Brunswick. Hier vond hij zijn Amerikaanse theologische leermeester in Francis L. Patton (1843-1932), de latere president van Princeton University en hoogleraar aan McCormick Seminary van 1872 tot 1881. In de eerste twee jaar van zijn studie was Dosker tot de ontdekking gekomen dat de verhouding tussen geloof en wetenschap niet zo harmonieus was als hij aanvankelijk meende. Wat hem aantrok in Patton was dat deze een cultureel onderlegd man was en

tegelijk theologisch conservatief, van de 'old side'. Zijn eerste indruk van de Amerikaanse cultuur en van zijn studie daar was zeer positief geweest, maar nu hij wat ouder was geworden en meer ervaren was hij zijn optimistische kijk kwijt geraakt. Hij was onzeker over de toekomst en over die van het christendom in het bijzonder. Hij was niet overtuigd geraakt van de moderne levenshouding, die met het geloof afrekende, maar hij had haar argumenten evenmin kunnen weerleggen. Hij kon het alleen houden met de 'old side' met behulp van de sprong van het geloof, met voorbijgaan aan zijn denken dus. In deze gemoedstoestand was de aanraking met mensen als Patton een bemoediging. Deze docent was in eigen persoon het bewijs dat het oude geloof zich kon verhouden met moderne beschouwingen.

Gegeven deze toestand kon hij zich goed indenken, hoe geprangd zijn vriend Bavinck zich soms voelde, die op dat moment als eerste afgescheiden student theologie studeerde aan de Leidse universiteit, het bolwerk van de modernistische theologie. Dosker schreef hem op 27 maart 1880:

Gave God, Heiman, dat gij hier waart. Die twijfel aan de gepastheid uwer levenskeuze heeft een andere en diepere grond. Mijns inziens, is het noodzakelijk gevolg van de negatieve richting uwer gansche theologische ontwikkeling. In Leiden hebt gij u steeds verdedigd, maar misschien vaak ten koste van dieper liggende sympathieën, met een inzicht, dat gij op grond van wat wij 'early prejudice' noemen, moest kampen. (...) Vergeef mij. 't Is de diepe liefde, die ik nog steeds voor u gevoel. Waart gij hier geweest, uwe ontwikkeling ware meer in positieve richting geweest. En er is ook voor het bestudeeren nog ontzettend veel te zeggen. Mannen als Liddon in Engeland en Hodge en Patton hier durven zich nog aan de oude zijde scharen, en de verderfelijke kritiek heeft tot nog toe geen tittel of jota permanent veranderd.

Patton raadde Dosker aan een proefschrift te schrijven, maar een periode van ziekte, direct volgend op de voltooiing van zijn predikantsopleiding in april 1879, deed hem afzien van uitvoering van dit plan. Niettemin eerde McCormick Seminary hem later onder zijn studenten als 'one of the most celebrated and most scholarly' en benaderde het hem tweemaal voor een docentschap. 10

Strijd om vrijmetselarij

Na een tour door Europa trad hij eind 1879 in het huwelijk met FrancesL. (Lyda) Doornink (geb. 8 augustus 1856) uit Grand Rapids

en werd hij predikant van de Ebenezer Reformed Church in Holland. Het geluk was van korte duur, want een halfjaar na hun huwelijk, op 31 mei 1880, overleed zijn vrouw. 11 In de daaropvolgende winter beschreef Dosker op 12 februari zichzelf aan Bavinck, een week na zijn 25 e verjaardag: 'Ik zit hier in een huis op een heuvel met wijd uitzicht, naast een kerk, tegenover mij een afgescheiden [Christian Reformed] familie, iets verder een gezin van mijn eigen gemeente, in de sneeuw, kou en storm, en met een leeg hart.'

Om zijn verdriet te verwerken werkte hij overmatig hard. Dit hielp in elk geval niet om het in de kerk naar zijn zin te hebben. Toen hij in 1879 werd bevestigd als predikant was de strijd om de vrijmetselarij in de Reformed Church op zijn hoogtepunt. Dosker wees het lidmaatschap van de loge af, maar achtte het onjuist de kerk te verlaten om deze kwestie: 'Ik heb die kerk lief om wat zij voor ons was en deed, zij is de zuivere historische voortzetting der Nederlandsche Hervormde Kerk', schreef hij Bavinck op 1 oktober 1880. 'Ik verlaat haar niet, tenzij ik wordt uitgeworpen.' Hij en zijn vader stelden zich op het gematigde standpunt van Van Raalte, dat ook in presbyteriaanse kring werd gehuldigd: vrijmetselarij 'belongs to that class of evils which the church must remove indirectly, by moral means, and not by formal process and censure.' 12 Maar de gematigde opstelling van de Doskers had niet het gewenste effect. Menigeen verliet in die jaren de Reformed Church - die toen 112.000 leden telde, waarvan 20.000 in het westen - vanwege haar naar hun oordeel lakse houding en voegden zich bij de Christian Reformed Church, die tot dan toe 12.000 leden had geteld. 13 In dezelfde brief waarin hij zijn eenzaamheid klaagde, schreef hij ook bitter over de kerkelijke toestanden: 'Those who urge secession, will wash their hands clean from every battle; those, that will remain, intend warfare against the evil in the church. Which is the most laudable? Will not every loyal mind disapprove of an effort at purification, the end of which is misjudged, on account of unbelief and especially on account of lack of information? '

Een belangrijk gevolg van de masonic controversy 14 was een verslechtering van de relatie tussen beide Nederlandse emigrantenkerken. De Christian Reformed Church verwelkomde de uit de Reformed Church overgekomen leden. Deze versterkten de kerk niet alleen in aantal, maar verbreedden ook de blik van deze tot dan toe afzijdige gemeenschap. Deze ontwikkeling werd nog in belangrijke mate versterkt door het al genoemde besluit van de christelijke gereformeerde synode van 1882 ten gunste van de Christian Reformed Church. Deze impliciete veroordeling van de Reformed Church door zijn moederkerk was een harde slag voor Dosker. Naar zijn oordeel

had de Nederlandse synode het besluit lichtvaardig genomen. Hij was reeds in zijn eerder geciteerde brief uit februari 1881 van oordeel dat men in Nederland geen goed beeld had van de Amerikaanse situatie:

If you know the secession here, as we do, with all its unholiness of life, its jesuitism of effort at propaganda, its narrowness of evangelical conception, you would no more than I, have patience with this intermeddling in our affairs. I know the 'Christ. Geref. Kerk' yonder is in sympathy with them, but it is so at its own risk. Oh that you could come and see us!

Voor Henry Dosker liep er een rechte lijn van de hardliners in de Christelijke Gereformeerde Kerk, die zich in Nederland steeds hadden verzet tegen standpunten als die van Van Raalte en zijn vader, naar degenen, die zich in 1857 in de kolonie te Michigan afscheidden van de Reformed Church om een True Dutch Reformed Church (de aanvankelijke naam van de Christian Reformed Church) te vormen; het waren dezelfde standpunten, soms zelfs dezelfde personen! Deze nieuwe afgescheidenen beschouwden de Reformed Church net zoals hun geestverwanten in de Nederlandse afgescheiden kerk steeds de Hervormde Kerk hadden bezien: als een valse kerk. Juist daarom was het voor Dosker zo'n teleurstelling dat zijn moederkerk voor de Christian Reformed Church koos en daarmee impliciet zijn kerk en met terugwerkende kracht ook de stichter Van Raalte veroordeelden.

Dosker gaf de strijd niet op voor de Reformed Church, die hij liefhad. Dit was de gereformeerde kerk met de brede armslag, waar hij en zijn familie zich in 1873 onmiddellijk thuis hadden gevoeld. Maar het valt niet te ontkennen dat ten gevolge van de conflicten menige droom van Dosker aan duigen viel. Tot de jaren tachtig was de Christian Reformed Church niet meer geweest dan een flakkerende kaars, waarvan de omstanders slechts wachtten op het moment dat het licht zou doven. Maar nu leken de rollen te worden omgekeerd. De Reformed Church was in 1885 niet meer de toonaangevende kerk in West-Michigan en Doskers trouw aan zijn kerk en daarmee aan Van Raalte isoleerde hem van het grootste groot deel van de bruisende en snel groeiende kring vol nieuwe immigranten. 15 Hij besefte aan het verkeerde front te staan in de verkeerde slag. Hoe verlangde hij naar kerkelijke eenheid met alle gereformeerden in West-Michigan! Het was in deze dagen dat hij begon te fantaseren over samenwerking met Bavinck in één kerkverband. Viel dit niet op de een of andere manier te verwerkelijken, hetzij in Nederland, hetzij in de Verenigde Staten? In deze turbulente en onbevredigende tijd ontving hij een beroep

van een Presbyterian Church te Chicago. Zou hij er gevolg aan geven en zijn achterhoedegevechten tegen de Christian Reformed Church laten voor wat ze waren? Hij neigde er wel naar. In de Presbyterian Church leek hij op een veel interessanter positie in de Amerikaanse cultuur voor het gereformeerde geloof te kunnen strijden. Maar zijn loyaliteit won het in 1881 nog en hij bedankte voor het beroep. Maar de presbyterianen bleven door zijn hoofd spoken. De Presbyterian Church was toegerust voor de strijd tegen de Schriftkritiek die vanuit Duistland de Verenigde Staten overspoelde. Na een klacht over het gemis van een eigen theologische opleiding in Michigan, voegde hij in de lange brief uit februari 1881 in één adem toe: 'Patton goes to Princeton to fill the chair of old Dr. Hodge, the world's greatest theologian, as he was pronounced lately in Germany. I will send you the Presbyterian Re view, if you will send me your own periodical'. Zijn hart lag reeds bij de presbyterianen, maar zijn werk lag voorlopig nog in de Reformed Church.

De Doleantie

Maar het waren niet alleen de presbyterianen waar Doskers hart naar uitging. Ten tijde van de masonic controversy werd Dosker ook geïntrigeerd door nieuws uit Nederland. Hij volgde op de voet hoe de gereformeerde beweging er binnen de Hervormde Kerk snel aan kracht won en wat de stichting van de Vrije Universiteit door Abraham Kuyper, Ph.J. Hoedemaker (1839-1910) en anderen teweeg bracht. En wat Bavinck betreft: terwijl hij had gevreesd hem verloren te zien gaan aan het modernisme, vernam hij tot zijn verbazing dat deze in maart 1881 predikant werd van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Franeker, om vervolgens in 1882 te lezen dat Bavinck benoemd was tot docent aan de Theologische School te Kampen. Dosker nam met grote belangstelling kennis van oraties en andere publicaties van hoogleraren van de Vrije Universiteit en die lectuur vervulde hem met enthousiasme. In plaats van met mededogen te spreken over het arme Nederland, zoals hij in de jaren zeventig had gedaan, schreef hij nu met gretigheid en respect over zijn oude vaderland: 'I am persuaded that the heart of the nation is hungry for the bread of life.' 16 Op 25 augustus 1882 ontmoette hij in Grand Rapids de eveneens uit de Afscheiding afkomstige vu-hoogleraar Hoedemaker. Deze had van 1851 tot 1862 in Michigan gewoond, was daar lid geweest van de Reformed Church en had evenals Dosker korte tij d aan New Brunswick Seminary vertoefd. Dosker schreef hem na hun ontmoeting hoe hij de gebeurtenissen in Nederland bezag:

Geloof mij dat ook in America het oog belangstellend geslagen is op de ontwikkeling der kerk-historische toestanden ten uwent. Wat ook er van gezegd worde - de Vrije Universiteit is een macht in die ontwikkeling, of moet het zeker worden. En wij zenden u daarom van deze zijde der wateren een hartelijk 'God-speed'. Alles wat er daar in uwe kringen van belang gezegd wordt, is hier zoo welkom, en wordt met de diepste belangstelling gelezen. Van week tot week ontvang ik de Heraut en blijf zoo gedeeltelijk op de hoogte.

Interessant is met name, dat hij Kuyper beschouwde als een geestverwant van hem en zijn vader, en als degene die nu de gereformeerde overtuiging met brede armslag doorzette, waar dat zijn vader door separatistische hardliners onmogelijk was gemaakt. Ik geloof, vervolgde hij aan Hoedemaker,

niet te dolen als ik hem [Kuyper] den steunpijler noem der geheele gereformeerde beweging in de Nederlandsche Hervormde Kerk, die men niet ten onrechte 'le reveil nouveau' zou kunnen noemen, 't Is ongetwijfeld de logische doorwerking der beginselen, die sedert 1835 de kerk agiteerden, en in de beweging der scheiding van 1835-60, of daaromtrent, ondergingen, als bevreesd voor de openbaring er van in het separatismus dier dagen; maar die nu, vooral onder de handen van dr. Kuyper, weer hun erkend recht beginnen te handhaven, en met Gods hulp zullen uitloopen in de reformatie der Gereformeerde Kerk en dan in de eindelijke ineensmelting der beide gereformeerde parteien, zooals destijds door Groen van Prinsterer zoo treffend gespeld wierd. Met groote bevreemding zien wij van verre de diepe breuke tusschen de beide gereformeerde vleugels, te meer te betreuren daar zij toch in 't einde saamloopen in den eenen Heer, door beiden evenzeer geliefd. 17

Door zijn Nederlandse contacten en geregelde lectuur van bladen als De Heraut en De Vrije Kerk bleef Dosker goed op de hoogte van de ontwikkelingen in het vaderland. Via The Christian Intelligencer, het wekelijks orgaan uit de kring van de Reformed Church, informeerde hij zijn Amerikaanse geestverwanten over de verwikkelingen rond Bavinck, Hoedemaker en Kuyper. Overeenkomstig zijn brief aan Hoedemaker verwelkomde hij de Doleantie, de breuk met het hervormde kerkbestuur waarop de gereformeerde beweging in 1886 uitliep, als een vrucht van de ware geest van de Afscheiding van 1834,

die werd verpersoonlijkt door de Doskers en de Bavincks.

Tot aan de jaren tachtig was Van Raalte's visie voor een gereformeerde kerk in de Verenigde Staten zijn leidraad geweest, maar sinds deze weg ten gevolge van de masonic controversy op niets leek uit te lopen, zocht hij een nieuw perspectief. Zijn eigen Reformed Church had hem op dat moment niets te bieden. De westelijke tak ontbeerde in de jaren tachtig een krachtige leider en Dosker zelf was niet de geschikte figuur om die vacature te vervullen. Hij spande zich wel in om de kerk weer een intellectueel centrum te verschaffen en bewerkstelligde dat Western Theological Seminary in 1884 weer open ging. Hij trad er zelf op als lector voor de kerkgeschiedenis, eerst part-time naast zijn predikantschap te Grand Haven, en vanaf augustus 1886 tot de zomer van 1888 voltijds. Maar de eerste jaren konden er nog weinig impulsen van dit instituut uitgaan. Wat dan? De presbyterianen stonden voor de meesten in de Reformed Church te ver af. Maar nu was daar Kuyper in Nederland met zij n visie op een gereformeerde kerk. Dosker overwoog of deze visie misschien van betekenis zou kunnen zijn voor zijn aangeslagen kerk.

Dosker was al eens onder Kuypers gehoor geweest, toen hij in 1979 - kort voor zijn huwelijk en bevestiging als predikant - door Europa trok en ook enige tijd in Nederland doorbracht, maar toen hij in 1888 de gelegenheid kreeg negen weken in Nederland door te brengen, was dat een uitgelezen mogelijheid nader met Kuyper in contact te treden. Als afgevaardigde van de Reformed Church woonde hij zowel de synode bij van Kuypers dolerende Nederduitsche Gereformeerde Kerken, die in juni te Utrecht bijeenkwam, als die van de Christelijke Gereformeerde Kerk, die in augustus te Assen werd gehouden. De situatie voor het nieuwe kerkgenootschap was nog steeds precair. Kuyper zocht geen zelfstandige toekomst voor dit kerkgenootschap, maar het bevond zich in deze jaren nog ergens tussen de Hervormde Kerk en de kerk van de afgescheidenen in. Dosker was de eerste buitenlandse afgevaardigde die een dolerende synode bezocht en hij sprak in het midden van deze vergadering namens zijn kerk woorden van waardering en bemoediging. Dosker raakte in Nederland onder de indruk van de positieve krachten in het kerkelijk leven, vergeleken bij de toestand ten tijde van de emigratie van zijn familie in 1873 en helemaal vergeleken bij de ingezonken toestand waarin zijn eigen kerkgenootschap in Michigan zich bevond. Hij verlangde terug naar zijn vrouw en kinderen en zijn vertrouwde werkkring, maar op 16 augustus 1888, op weg naar de 'Amsterdam' van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomboot Maatschappij in de Rotterdamse haven, schreef hij Bavinck vanuit de

gelagkamer in het Amsterdams Centraal Station ook over zijn ambivalente gevoelens: 'I have feit that, were I alone in this world, free as I am at present, I might stay and become once more a complete Hollander. And yet the question is whether this would be possible. I doubt it, doubt it very seriously. Ingredients have been mixed in my mental and social make-up, which badly suit the surroundings and claims of Holland.'

Hoe ambivalent zijn gevoelens over Nederland waren bleek uit de artikelen die hij naar aanleiding van zijn bezoek aan de synoden schreef in The Christian Intelligencer. Zijn oordeel over de dolerende synode in het nummer van 1 augustus verschilde substantieel van de positieve woorden die hij er had gesproken. Hij schreef nu, dat de Doleantie-beweging lang niet zo aantrekkelijk was als zij op grote afstand leek. Hij beoordeelde haar in geestelijk opzicht als zwak. De Doleantie had zijns inziens een averechts effect gehad en had alleen maar de liefde van vele hervormden voor hun kerk verdiept. Bovendien, zo voegde hij in het nummer van 3 oktober toe, was hem ter synode opgevallen, dat Kuyper met F.L. Rutgers en jhr. A.F. de Savornin Lohman de belichaming vormde van de Doleantiebeweging en dat vele ouderlingen op de synode 'ill trained' waren en zwijgend instemden met wat deze drie voorstelden: 'Between these three all great questions were decided.' 18 Kuypers doel was geweest de gehele Hervormde Kerk een gereformeerde bestuursstructuur te geven. Deze opzet bleek in 1888 maar half geslaagd en nu, zo schreef Dosker, wilde Kuyper, om toch maar in de buurt van zijn einddoel te geraken, een vereniging met de afgescheiden kerk, maar alleen op zijn condities. Dosker achtte dit uitgesloten en verwachtte dat de Doleantiebeweging zou verlopen. Het teleurstellend resultaat zou zijn dat de indrukwekkende reformatiebeweging van de laatste tien jaar zonder resultaat zou blijven.

Een deel van de afgescheiden pers deelde zijn analyse en juichte Doskers artikel toe. Maar Kuyper reageerde gestoken en sprak in De Heraut van 14 oktober van een 'slag, die van bevriende hand in het aangezicht der doleerende kerken is gegeven'. Hij citeerde daarbij geheel Doskers artikel in vertaling, om te laten zien dat de Reformed Church een loopje nam met de dolerenden. Eerst had Dosker als officiële afgevaardigde ter synode de dolerenden in zeer positieve zin toegesproken en nu stelde hij hen in zijn kerkelijk orgaan onder ernstige kritiek. In een serie van vijf artikelen betoogde Kuyper dat Dosker ontrouw was geweest aan de dolerenden en zich een onwaardige vertegenwoordiger van zijn kerk had getoond. Hij eindigde met de mededeling dat Dosker niet meer welkom was in dolerende kring.

Dosker was zwaar geraakt door deze reactie van Kuyper. Hij voelde zich vernederd en had moeite deze tegenslag te verwerken. Hij voelde zich gedrongen persoonlijk te reageren en schreef Kuyper op 31 oktober:

Het was eene geheel persoonlijke critiek, niet officieus, in de capaciteit van kerkelijk afgevaardigde; maar als rapporteur in deze zaak voor bewust weekblad, - door mij geschreven. Geschreven voor Amerika, niet voor Nederland. Geschreven door iemand die in eene vrije kerk geboren en getogen werd; voor menschen, die in eene absoluut vrije kerk hun ideaal vinden. (...)

Maar hoe Dosker ook redeneerde, toelichtte en erkende onvoorzichtig geschreven te hebben, 19 het naakte feit dat hij met twee tongen had gesproken viel niet te ontkennen. Hij stond terecht in een kwaad daglicht en kon er dus beter het zwijgen toe doen.

Resteert de vraag waarom Dosker achteraf zo negatief oordeelde over de Doleantie? Volgens Dosker was de oorzaak teleurstelling: 'I had fixed my ideal too high, and the reality brought a reaction; under the influence of which things appeared utterly different from what I had expected.' 20 Maar Kuyper had daar een ander idee over. Volgens hem was Dosker beïnvloed door anti-Doleantie-mensen uit hervormde kring. Nu was het een feit dat Dosker tijdens zijn Nederlands verblijf zich niet zozeer in Doleantie-kringen, als wel in lutherse en afgescheiden kringen had opgehouden. Deze omgang kan zijn oordeel hebben beïnvloed, maar een vriend van de anti-dolerenden in afgescheiden kring was Dosker zeker niet. Aannemelijk lijkt eerder, dat hij de scherpte van een conflictsituatie verkeerd heeft ingeschat en zich niet heeft gerealiseerd dat de dolerende zaak aan een zijden draadje hing. De Doleantie was in 1888 namelijk nog een ongewis avontuur. Kuyper en de zijnen waren niet alleen om psychologische redenen erg gevoelig voor sym-of antipathie van geestverwanten die buiten het conflict stonden, maar hun zaak hing voor hun besef ook werkelijk daarvan af. Dit bleek wel uit het feit dat de pers in afgescheiden kring Doskers artikel onmiddellijk gebruikte om de druk op de dolerenden op te voeren met het oog op een mogelijke vereniging met de Christelijke Gereformeerde Kerk.

Maar er was nog iets anders. Dosker zou later in zijn Van Raaltebiografie uitleggen dat een kerkelijke afscheiding alleen een reformatie is in de ware zin van het woord, indien ze gepaard gaat met een geestelijke vernieuwing. Toen zijn vader predikant was in Almkerk-Werkendam (1856-1862) is daar een opwekking geweest, waardoor

velen tot bekering kwamen. Dit verschijnsel was in Nederland betrekkelijk zeldzaam, maar in het Amerikaanse geestelijk leven was de revival een bekend verschijnsel, dat in de negentiende eeuw ook een vaste plaats had verworven binnen de Reformed Church. 21 Naar Amerikaanse maatstaven hing een kerkscheuring nauw samen met geestelijke opwekking, zodat begrijpelijker wordt wat Dosker aan Kuyper te kennen gaf:

Wat de geesteljke toon der beweging aangaat: ik hoopte bij mijn vertrek van hier machtige geestesbewegingen te zullen spellen, die diep ingrepen in het leven der natie en waardoor velen krachtiglijk tot den Heere bekeerd werden. Dat vond ik niet. Misschien echter verklaart de bittere strijd tusschen broederen dit ongewoon verschijnsel, daar toch elke groote reformatorische beweging van zulk diep geestesleven vergezeld gaat."

Hij had in 1882 in oudtestamentische stijl over de beweging rond Kuyper geschreven: 'The Fatherland is moved mightily, the heart of Holland has begun to turn again to the forsaken altars of Holland's God.' 23 Maar de vele en vaak bittere conflicten rondom de Doleantie, die Dosker nog in 1888 als kruitdamp omgaf, hebben zijn hooggestemde verwachtingen beschaamd, zoals ook het ontstaan van de Christian Reformed Church in 1857 hem altijd als ware reformatie onwaarachtig is voorgekomen - juist vanwege de bitterheid van de conflicten en het gebrek aan een opwekking. Hij zag meer reorganisatie dan wat hij hij genoemd had: le reveil nouveau en spiritual renaissance. Wat vanuit Amerika een opwekking leek, bleek bij nadere kennismaking verdacht veel op de ongeestelijke strijd, dat hij in Amerika zijn kerkelijke opponenten altijd had verweten. Bood de Doleantie een ander geestelijk perspectief dan de Christian Reformed Church? Dosker betwijfelde het en gaf onbekommerd - in zijn naïviteit te onbekommerd - lucht aan zijn gevoelen in de pers.

De confrontatie tussen Dosker en Kuyper was een ongelukkig moment in Doskers leven. Zijn naam had er schade van geleden, zo bleek uit wat hij op 23 maart 1889 aan Bavinck schreef:

De afloop van het Kuyper-Dosker incident is lamlendig. Het heeft mijn respect voor dr. Kuyper niet grooter gemaakt, ook al heb ik, in den geest van Christus, van mijne zijde alles gedaan om, daar en hier, de gevolgen van mijne erkende onvoorzichtigheid weg te nemen. Het is belachelijk wat resultaten dat opleverde.

Sinds dien tijd zend men mij allerlei anti-Kuyper of anti-doleerende litteratuur, tot zelfs de Gereformeerde Kerk [van de hervormd gebleven Hoedemaker] en het Stichtsche Wekkertje [van de in 1892 christelijk gereformeerd gebleven J. Wisse Czn.] incluis. Ik vrees dat het uitkomt, zooals ik profeteerde, - dat unie op disruptie uitloopt. De gemoederen zijn vrij wat gespannen.

Kuypers terechtwijzing zat hem op de rug, zo vaak hij zich bezig hield met Nederlandse kwesties en relaties, 24 ook al omdat de loop van de geschiedenis tegengesteld was aan de in Doskers brief uitgesproken verwachtingen. De Doleantie bleek niet te verlopen en mondde in 1892 zelfs uit in een kerkelijke vereniging van dolerenden en het merendeel van de afgescheidenen in de nieuwe gevormde Gereformeerde Kerken.

De aanraking met Kuyper was vooralsnog op een fiasco uitgelopen. In 1888 publiceerde Dosker in Nederland zijn vaders relaas van de geschiedenis van de Reformed Church, met als doel het lezerspubliek in Nederland en in Amerika - waar nog steeds veel immigranten Nederlands lazen - te overtuigen van de onjuistheid van het standpunt van de Christian Reformed Church en van de noodzaak tot vereniging van beide kerken. Alleen dan zouden de gereformeerden nog enige kans hebben van beïnvloeding van de Amerikaanse samenleving. Maar al zijn ijver bleef zonder resultaat.

Heroriëntatie en studie

En inmiddels was de gereformeerde kring in Nederland, die kwijnde toen zijn familie in 1873 het land verliet voor een betere toekomst, niet alleen tot bloei gekomen, maar bleek ze ook wereldwijd een van de krachtigste bolwerken van de calvinistische traditie. En om alles nog erger te maken voor Dosker, was het gevolg van zijn uitglijder in 1888 dat de relaties tussen van de Gereformeerde Kerken in Nederland met zijn Reformed Church gereserveerd bleven, terwijl die met de Christian Reformed Church hecht werden. Het was een genoegen voor Dosker, dat Bavinck, toen hij in 1892 de Verenigde Staten bezocht en ook enkele weken met zijn vriend in Holland optrok, zijn kerkelijk standpunt deelde. Maar het mocht niets baten. Vanuit de beide Nederlands-Amerikaanse kerken overvleugelende gereformeerde beweging in Nederland bezien stond de Reformed Church na de jaren tachtig eens en voor altijd in de schaduw van de Christian Reformed Church.

Naarmate Dosker deze stand van zaken sterker gewaar werd, had dit gevolgen voor zijn oriëntatie op zijn werk en studie. In 1888 was

tot zijn ongenoegen zijn lectoraat in de kerkgeschiedenis aan Western Theological Seminary te Holland beëindigd. Na zijn terugkeer uit Nederland werd hij weer predikant:

Ik heb een goede gemeente weergekregen [te Holland] - de derde alhier. Niets is voor de menschen teveel. Zij hebben plm. $ 750 aan het huis verbouwd, zij plaatsen een orgel van $ 1600 in de kerk, verbouwen die, komen goed ter kerk, etc, etc. Mijne gezondheid is redelijk wel, veel beter dan voorjaren het geval was. Ik werk zoo goed ik kan - edoch mijn hart is er niet in. Ik zou o zoo veel liever willen studeeren en onderwijzen. 25

Hij trok zich geleidelijk aan terug uit de kerkelijke debatten in de pers. Innerlijk vreemd gebleven jegens de Reformed Church in het oosten en teleurgesteld in de ontwikkelingen binnen de westelijke tak van die kerk, keerde hij zich tot de studie. Ze hem in aanraking met een nieuwe wereld van contacten en zienswijzen. Langs deze weg kwam hij zijn kerkelijke teleurstellingen te boven en trachtte hij zich alsnog een positie in de bredere gereformeerde en presbyteriaanse wereld te verwerven, zoals hij zich na zijn Nederlandse reis had voorgenomen: 'Bij mijne tehuiskomst besloot ik erkentenis af te dwingen van buiten, waar de broederen die mij onthielden.' 26 Op academisch terrein slaagde hij in zijn opzet. 27 In 1889 zond hij zijn eerste artikel - over de Urim en de Thummim - in voor het buiten de kring van de Reformed Church verschijnende Presbyterian Review, werd hij het eerste uit Nederland afkomstige lid van het American Institute of Christian Philosophy, in 1894 werd hij doctor in de theologie aan Rutgers University, in 1898 werd hij benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, in 1905 ontving hij een eredoctoraat in de letteren van de Central University of Kentucky en in de cursus 1918-1919 verzorgde hij zes Stone-lezingen te Princeton Theological Seminary over 'The Dutch Anabaptists', die nog steeds bekendheid genieten (Zo verschijnt in 2003 bij AMS press in New York een nieuwe uitgave van deze lezingen).

Tot de belangrijkste resultaten van zijn studie behoort zijn biografie over Van Raalte, de leider van de kolonie, die hijzelf reeds als kind ontmoet had in 1866, toen Van Raalte met zijn vrouw nog eenmaal Nederland bezocht. De biografie werd aanvankelijk gepubliceerd als artikelenreeks in het orgaan De Hope, gelieerd aan de Reformed Church en Hope College, en kwam in 1893 in boekvorm uit in Nederland. 28 De biografie diende mede om Van Raalte's herinnering levend

te houden, maar dit was voor Dosker niet het hoofdmotief, want dan had hij het boek beter in het Engels kunnen schrijven. Hij was altijd een krachtig bevorderaar van amerikanisering geweest 29 en als predikant van de Third Reformed Church in Holland - de van oorsprong Nederlandstalige kerk waartoe hij als student van Hope College had behoord - introduceerde hij in 1890 Engelstalige diensten, vooral met het oog op de jongeren, die anders in de Amerikaanse cultuur zouden vervreemden van hun kerk. 30 Maar zijn boek schreef hij opzettelijk in het Nederlands en hij publiceerde het in zijn oude vaderland. Hij zocht daarna ook een Amerikaanse uitgever voor het boek, maar heeft deze niet gevonden. 31 Mede om deze reden verkocht het boek slecht in de kring van de Reformed Church. 32

De reden dat Dosker zijn boek in Nederland uitgaf hield verband met het feit dat de Reformed Church in Nederland achter de horizon dreigde te verdwijnen. Na het advies uit 1882 van de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk aan emigranten om zich niet langer bij de Reformed Church te voegen, sloten nieuwe Nederlandse immigranten uit afgescheiden kring zich aan bij de Christian Reformed Church. In hun zog volgde een veel grotere groep hervormde immigranten, die deze kerk vanwege haar Nederlandse karakter aantrekkelijker achtten dan de reeds amerikaniserende Reformed Church. De biografie was Doskers laatste poging om duidelijk te maken dat Van Raalte met zijn keuze voor de Reformed Church de juiste beslissing had genomen en dat de Nederlandse gereformeerden (en hervormden) ten onrechte hun voorkeur hadden gegeven aan de Christian Reformed Church. 33 Om deze reden besteedde hij bijvoorbeeld - binnen het kader van de biografie zelfs onmatig veel - aandacht aan het nauwe verband tussen de hardliners binnen afgescheiden kring en de founding Jat hers van de Christian Reformed Church.

Het is interessant dat Dosker met name het ontstaan van de Christian Reformed Church in 1857 uitkoos als illustratie bij zijn standpunt. De werkelijke scheiding der wegen vond immers plaats in de jaren tachtig na en vanwege de masonic controversy. Maar die episode kon hij niet tot centraal moment maken in zijn biografie, omdat Van Raalte reeds in 1876 was overleden. Bovendien had Van Raalte nooit een afwijzend standpunt ingenomen jegens kerkleden die vrijmetselaar waren en elke toelichting daarop zou in Nederland een voor Dosker averechts effect sorteren. Dosker moest dus zijn toevlucht wel nemen tot de scheuring van 1857. Zijn uitvoerige verdediging van Van Raalte's standpunt in 1857 was echter nogal academisch van aard en in elk geval voor zijn Amerikaanse lezers sinds 1882 weinig relevant meer. Maar omdat de kerken van de Doleantie zich nooit over

vrijmetselarij hadden uitgesproken en dus wat dit betreft onbevangen stonden jegens de Reformed Church, achtte Dosker het mogelijk, dat in elk geval hen de kwestie van 1857 nog zou aanspreken. En dit laatste was nog steeds van groot belang, want in de jaren negentig was de toekomst van de Reformed Church in het westen was net als die van de Christian Reformed Church nog steeds afhankelijk van de kerkelijke keuze van de aanzwellende stroom van Nederlandse immigranten.

Maar het gewenste effect bleef uit. der n 34 De Nederlandse gereformeerden spraken zich ook na de Vereniging van 1892 niet uit ten gunste van Van Raalte en dus ook niet van de Reformed Church. Kuyper had weliswaar dezelfde milde opinie inzake vrijmetselarij als Van Raalte, maar dit standpunt was alleen voor binnenlands gebruik en betekende in elk geval niet dat hij een voorkeur uitsprak voor de Reformed Church boven de Christian Reformed Church. 35 De Gereformeerde Kerken bleven liefst ver van het Amerikaanse gewoel, legde Bavinck zijn vriend uit. Doskers biografie was daarmee dan een laatste verdediging van Van Raalte en van de Reformed Church. Het werd tevens zijn afscheid van de Reformed Church.

Een mogelijk Pella: het neocalvinisme

Toen het Dosker bleek dat al zijn pogingen om de positie van de Reformed Church te rechtvaardigen en om zijn kerk op enigerlei wijze in verband te brengen met de opbloeiende neocalvinistische beweging in Nederland, liet hij de zaak van zijn kerk definitief rusten. Hij werd in de loop van de jaren negentig zelfs steeds gereserveerder in zijn oordeel over de Reformed Church en sprak zich zelfs negatief over haar uit. Tegenover Bavinck kwalificeerde hij de koers van zijn kerk als ongereformeerd en hij zag haar overgaan van de orthodoxie naar de vrijzinnigheid. Hij schreef op 21 oktober 1890: '(...) de Amerikaansche kerkelijke hemel 'gaat zwanger van onrust en zal moeite baren'. (...) Afgescheiden worden in Amerika doe ik niet ligt. Ik zal God laten zorgen en hem bidden om een Pella, als Jeruzalem valt.' Om te kunnen studeren en publiceren in academische kring deelde Dosker als predikant in Holland zijn werkzaamheden strak in:

Ik ga dus om half acht 's morgens naar mijn kamer, om te studeeren en te schrijven. Ik blijf daar tot half elf en maak dan een paar visites in de gemeente. Om 12 uur eten. Dan een tukje. Van 2 tot 4 werken. Dan een wandeling en visites. Om 6 uur souper. Daarna mijne avondvergaderingen. Cathechisaties etc. Van 9 tot 11 lezen. Zoo gaat het leven geregeld, bijna machinaal voorbij, met

een kleine afwisseling, als een jacht of vischpartijtje, een vergadering buiten af, of zoo iets.

Dat schrijfwerk, buiten af, deed mij goed in meer dan één opzicht. Het stelde mij in correspondentie met mannen, buiten onze kring, en - het betaalt, in lageren en hoogeren zin beide. 36

Op deze wijze was het hem mogelijk uren per dag vrij te houden voor studie. Het was Kuyper die hem zijn studieveld aanwees: de geschiedenis van het Nederlandse calvinisme in de zestiende en zeventiende eeuw. Men kan zich afvragen waarom Doskers aandacht van de kerkelijke zaken naar de geschiedenis verschoof. Wilde hij een nieuw begin maken na zijn teleurstellingen op kerkelijk gebied? Trachtte hij zo alsnog aansluiting te vinden bij Kuypers beweging? Zocht hij in de geschiedenis een terrein, waarop hijzelf niet zo snel het onderwerp van discussie zou worden?

De nieuwe passie van Dosker heette calvinisme en dit onderwerp kwam in de plaats van Van Raalte en de Reformed Church. Hij werd sterk geboeid door Kuypers confrontatie van de tijdgeest met het calvinisme en diens nieuwe formulering van de klassieke gereformeerde theologie. Kuyper werd - de afstraffing van 1888 ten spijt - zijn held en hij meende aan deze voorman meer voor zijn geestelijk leven te danken te hebben dan aan zijn ouders. Na jarenlang voor zijn kerk geleefd te hebben, leefde hij nu voor Kuyper en het neocalvinisme.

Dergelijke gevoelens waren destijds niet ongewoon. In het archief van Kuyper bevinden zich vele brieven met deze strekking, niet alleen van eenvoudige mensen, maar ook van ontwikkelde en leidinggevende personen, zowel uit Nederland als de Verenigde Staten. Voor velen was hij als Paulus, die naar het duistere Europa gezonden was, om onder heidenen Gods heerlijkheid te verkondigen. Doskers aanhankelijkheid zegt iets over de wijze waarop sympathie en aanhankelijkheid beleefd werden aan het einde van de negentiende eeuw, maar het zegt ook iets over het effect en de reikwijdte van Kuypers optreden. Zijn ideeën gaven gereformeerden het gevoel, dat ze niet veracht en in een uithoek van de samenleving hun leven hadden uit te dienen, maar dat ze een eigen bijdrage dienden te leveren in het intellectuele debat en dat de samenleving mede door hen diende te worden gebouwd. Kuyper bond hen samen en schonk ze een levens-en wereldbeschouwing, even sterk en samenhangend als die van het evolutionisme of het socialisme, of zoals Dosker op 3/4 januari 1893 aan Kuyper schreef naar aanleiding van diens op 20 oktober 1892 uitgesproken rede De verflauwing der grenzen:

Met de diepste aandoeningen en met onuitsprekelijken dank aan God las ik heden uwe meesterlijke rectorale oratie over de 'verflaauwing der grenzen'. Van het begin tot het einde heb ik, als met ingehouden adem, dit bezield pleidooi tegen den trotschen 'Zeitgeist' gevolgd. (...) Uwe oratie is een donderslag, die van Maine tot Californië diende te weergalmen. Hier bereikt het pantheïstisch drijven zijn toppunt. Alle grenzen verflauwd, alle tegenstellingen opgeheven. 37

Dosker bood Kuyper aan de rede te vertalen en in de Verenigde Staten als brochure uit te geven. Kuyper ging akkoord, indien hij als tegenprestatie vijftig auteursexemplaren zou ontvangen. Dosker vroeg hierover advies aan dr. B .B. Warfield (1851-1921), als hoogleraar de primus inter pares aan Princeton Theological Seminary en hoofdredacteur van het prestigieuze orthodoxe orgaan Presbyterian and Reformed Review. Het bleek Dosker dat een afzonderlijke uitgave financieel niet mogelijk was, maar Warfield wilde de tekst wel graag publiceren in zijn Review. Dosker raadde Kuyper aan dit alternatieve voorstel te aanvaarden:

Dus komt zij onder de oogen van duizenden van lezers, die in meerdere of mindere mate leiders zijn. Ik heb dit plan niet durven approbeeren zonder u er in te kennen. Aan mij ne zijde gaat het mij gelijk Vos, met uw eerste stuk voor de 'Review'. De vertaling is geheel en al een werk der liefde en rooft mij tijd, zonder het minste loon. De 50 ex., of afdrukken van het artikel, zijn mede een onzekere geschiedenis, daar het contract tusschen de redactie van de 'Review' en de uitgevers zeer scherp is en weinig speling toelaat. 38

Kuyper was in 1891 reeds ontevreden dat hij voor zijn door Vos vertaalde artikel voor de Presbyterian and Reformed Review geen enkele vergoeding ontving. Toen hem daarom door een eerdere vertaler van zijn werk, de Nederlandse immigrant J.H. de Vries, een gunstiger voorstel werd gedaan voor publicatie in de Methodist Review, nam hij diens aanbod aan. 39 Dosker was teleurgesteld, maar toonde in zijn schrijven van 4 april 1893 begrip: 'Het is waar, de Presbyterian Review is erg 'financieel', ik heb daar zelf de bittere ervaring van; maar de toon er van is gereformeerd en uw oratie voegt zich in dit kader beter dan in dat der methodistische geschriften, waarin het 'mirabile dictu' door het werk van De Vries nu terecht komt.' 40

Kuypers werk was volgens Dosker van groot belang voor de Verenigde Staten. Daar liep de strijd van de gereformeerden niet zozeer tegen het methodisme of piëtisme, maar vooral tegen de moderne wetenschappelijke inzichten in de theologie. Het ontbrak de orthodoxe denominaties in Amerika aan wapens in deze strijd en daarom had Kuyper hen veel te bieden.

Keuze voor de presbyterianen

Het conflict dat Dosker van belang achtte was de confrontatie tussen tussen fundamentalisme en modernisme in de Amerikaanse cultuur, die in het eerste kwart van de twintigste eeuw zijn beslag zou krijgen. 4 ' Terwijl Kuyper in Europa de strijd aanbond tegen het modernisme, gebeurde dat in de Verenigde Staten in Doskers dagen met name in presbyteriaanse kring. Theologen als Patton en Warfield van Princeton Theological Seminary bestreden daar hun heterodoxe collega Charles Briggs. Het was onder anderen Dosker die Warfield in contact bracht met zijn Europese geestverwant Kuyper.

Terwijl de presbyterianen de orthodoxen in hun kring opriepen de rijen te besluiten tegen de moderne vijand, zag Dosker zijn Reformed Church vallen in de strijd tegen het modernisme. In 1893 publiceerde zijn oud-docent te New Brunswick Thomas DeWitt het boek What is inspiration? , waarin deze neigde naar het standpunt van de historische kritiek. Dosker was teleurgesteld over de entree van het modernisme in zijn kerk, maar hij verzette zich er niet tegen, zoals Warfield deed in de Presbyterian Church. Dosker was al te zeer vervreemd van zijn eigen kerk en bovendien zat van kerkelijke strijd.

Het vitale presbyterianisme was na de perikelen van de jaren tachtig een aantrekkelijke kring voor menig lid van de wat uitgebluste Reformed Church. Een aantal predikanten maakte de overstap naar de Presbyterian Church, 42 terwijl diverse studenten van Western Theological Seminary hun sympathie uitdrukten met een voortgezette studie te Princeton. De uit afgescheiden kring in Duitsland afkomstige dr. N.M. Steffens (1839-1912), Doskers collega-docent aan Western Theological Seminary, sprak tegenover Warfield zijn hoop uit op een vereniging van de verschillende gereformeerde denominaties in de presbyteriaanse kerk:

Federal union [van de Reformed Church] with the German Reformed Church has been postponed for a year. I wish it were buried never to rise again. Why do we not unite with the Presbyterian Church? I have no local or provincial patriotism. To have one grand Reformed Presbyterian Church, full of the power

of the spirit, faithful to the standards of the ióth and I7th centuries, is my ideal. Some seem to fear absorption. I do not care, if only the truth as it is in Jesus is preserved and preached and practised. 43

Ook Dosker werd aangetrokken door het presbyterianisme, maar hij meende wel dat dit het calvinisme van Kuyper nodig had. Ondanks al zijn teleurstellingen met de Nederlandse gereformeerde kring, meende hij dat daar het calvinisme het krachtigst bloeide sinds de dagen van Calvijn. Voor kracht en vernieuwing diende het Amerikaanse calvinisme, zowel in zijn gereformeerde als in zijn presbyteriaanse vorm, zich tot Kuyper te wenden. Op dit punt was hij het geheel eens met Geerhardus Vos, sinds 1888 docent aan de Theologische School van de Christian Reformed Church te Grand Rapids. In zijn inaugurele oratie had Vos Kuypers theologie ten zeerste aanbevolen aan Amerika. Dosker en Vos trachtten beiden Kuyper voor lezingen naar de Verenigde Staten te halen. In 1898 kwam Kuyper tenslotte en hield hij, met vertaalhulp van Vos, Dosker en anderen, te Princeton zijn befaamde Stone-lezingen over het calvinisme - een onderwerp naar Doskers hart. Kuyper bezocht daarna de gereformeerden in Michigan en ontmoette er ook Dosker. De Nederlandse gereformeerde leider gaf daar als zijn mening te kennen, dat de breuk tussen de Reformed Church en de Christian Reformed Church overbodig was en dat beide gereformeerde kerken zich zouden moeten verenigen met de presbyterianen. Zo werd Doskers belangstelling voor Kuyper hem een brug naar de presbyterianen. Hij beval op zijn beurt Kuyper gedurig aan in presbyteriaanse kring. Zijn werk en overtuiging werden op prijs gesteld in Princeton en hij kreeg de gelegenheid artikelen en recensies te publiceren in de Presbyterian and Reformed Review:44 In 1895 werd hij benoemd tot mederedacteur van dit orgaan.

Dosker trof bij de presbyterianen veel aan dat hij waarderen kon, vooral ook een niet door partijschappen gehinderde waardering voor de Nederlandse gereformeerden. Meer en meer voelde Dosker zich thuis onder hen, zoals hij zich dat ook reeds als student onder Patton had gevoeld. Geheel anders dan de gereformeerden in Michigan bekleedden zij een vooraanstaande positie in de Amerikaanse cultuur. In 1894 bekende hij Bavinck en ook de predikant, Japan-kenner en publicist over Nederland dr. W.E. Griffis (1843-1928), dat hij overwoog zijn eigen kerk te verlaten en zich aan te sluiten bij de Presbyterian Church. Hij hoopte in elk geval niet lang meer predikant te zijn en benoemd te worden als kerkhistoricus, hetzij te Holland,

hetzij aan een van de presbyteriaanse seminaries. Zijn kerkelijke overstap werd uitgesteld door zijn benoeming in 1894 tot hoogleraar kerkgeschiedenis aan Western Theological Seminary. Hij bleef echter contact onderhouden met Warfield en benijdde Geerhardus Vos, die in datzelfde jaar benoemd werd tot hoogleraar bijbelse theologie aan Princeton Theological Seminary. Op 28 februari 1896 gaf hij Bavinck te kennen, dat een kerkelijke overstap ondanks zijn nieuwe werkkring geenszins uit zijn gedachten was: 'Het werk bevalt mij alleruitnemendst en ik bezit, geloof ik, de liefde en het vertrouwen mijner studenten. Warfield blijft steeds mijn trouwe vriend en schijnt ernstig te begeeren dat ik den eenen of anderen dag in de Presbytersche Kerk zal werkzaam zijn.'

Omdat hij in Holland slecht werd betaald trachtte hij eerst nog in 1900 met hulp van Griffis een benoeming te verkrijgen te New Brunswick. 45 Maar in 1903 kwam tenslotte het moment van de kerkelijke overstap voor Dosker, ongetwij feld mede door toedoen van de invloedrijke Warfield ('mijn trouwe vriend' ). 46 In dat jaar aanvaardde hij een benoeming tot hoogleraar kerkgeschiedenis aan het presbyteriaanse Louisville Presbyterian Theological Seminary in Kentucky en ging hij over naar het presbyteriaanse kerkgenootschap. Deze functie aan het betrekkelijk kleine college - zo'n vijftig a zestig studenten per jaar in Doskers tijd - bekleedde hij tot aan zijn overlijden te Louisville op 23 december 1926. Hij werd begraven bij zijn eerste vrouw en zijn ouders te Grand Rapids.

Slot

Het leek een dooltocht zonder bepaald doel, die Dosker maakte van de Nederlandse afgescheidenen naar de Amerikaanse presbyterianen. Maar achteraf blijkt het de natuurlijke uitkomst van zijn zucht naar een gereformeerde kerk met een brede armslag en midden in de samenleving. Met dat verlangen verliet de vader de afgescheiden kring en emigreerde hij in 1873 naar de Verenigde Staten en om diezelfde reden voelde de zoon zich reeds als jong predikant ongemakkelijk in de Reformed Church en zocht hij aansluiting bij het neocalvinisme. Via deze stroming vond hij dertig jaar na aankomst in Amerika geruisloos aansluiting bij de presbyterianen. Zijn verhaal is in dit opzicht niet uniek, maar dankzij zijn brieven aan Bavinck bezitten we wel een zeldzame persoonlijke registratie van dit type amerikanisering van Nederlandse immigranten.

Aandacht verdient de wijze waarop Dosker in zijn amerikaniseringsproces vorm gaf aan zijn binding met het oude vaderland. Het neocalvinisme van Kuyper en de zijnen bond hem eerst nauwer aan

Nederland en hielp hem zijn negatieve kijk op dit land, die nauw samenhing met de marginale positie van de afgescheidenen en de povere financiële positie van zijn familie, te overwinnen. Maar het bracht hem vervolgens ook in nauwer contact met de presbyterianen en droeg zo bij aan de voltooiing van zijn amerikaniseringsproces. Het is opmerkelijk dat het neocalvinisme eenzelfde rol heeft vervuld in het leven van Geerhardus Vos, die, afkomstig van de afgescheidenen en de Christian Reformed Church, via Kuyper en het neocalvinisme aansluiting vond bij de presbyteriaanse kring in de Verenigde Staten.

Dat het neocalvinisme zo' n rol kon spelen in het leven van Dosker, had alles te maken met het feit dat Bavinck en Kuyper het calvinisme in rapport met de tijd brachten. Terwijl bij het modernisme in Nederland een soortgelijke actualisering van de christelijke tarditie ten koste was gegaan van het supranaturele karakter van het geloof, wisten Kuyper en Bavinck het orthodoxe geloof in een eigentijdse vorm te vertolken. Tweemaal dreigde Doskers leven in onbeduidendheid te verzanden, en beide malen had dit te maken met vruchteloze debatten binnen de gereformeerde orthodoxie. De eerste maal bleek Amerika een toevluchtsoord te zijn, een tweede maal vormde de levens-en wereldbeschouwing van Kuyper voor hem een Pella. Via Kuyper vond hij tenslotte in de Presbyterian Church het Amerikaanse gereformeerde leven met de brede armslag.

In 1903 was de amerikanisering van Henry Dosker voltooid. Hij had dit proces sneller afgerond dan de meeste van de Nederlandse immigranten, maar had daar wel een prijs voor betaald. Hij moest zijn verlies nemen in zijn strijd voor de Reformed Church tegen de Christian Reformed Church en in zijn strijd tegen het modernisme. Bovendien moest hij in zijn conflict met Kuyper ondervinden dat zijn kracht minder lag in het kerkelijk leiderschap dan in de kerkhistorische studie. Evenmin als zijn vader was hij weinig geschikt voor de kerkelijke strijd. Dezelfde Kuyper wees hem indirect de weg van Mars naar Clio, waar hij zich tenslotte het best thuis voelde, verdiept in de grote conflicten, terwijl hij er zelf van verschoond bleef.

Princeton Theological Seminary maart 2001


1. Deze tekst vormt een bewerking van de Albertus C. Van Raalte Lecture, gehouden op 29 maart 2001 aan Hope College, Holland, Michigan. Met dank aan prof. dr. E.J. Bruins en prof. dr. R.P. Swierenga.

2. Handelingen van de synode der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, gehouden van den i^en tot den soen augustus 1882, in het kerkgebouw der Chr. Ger. Gemeente te Zwolle, Kampen, 1882, art. 123. Andere voorstellen ter synode waren nog scherper geformuleerd: 'geene attestatiën (...) voor uwe Kerk te kunnen afzenden'; en 'gedrongen (...) de zusterlijke betrekking tot uw Kerk (...) te verbreken' (art. 121).

3. R.H. Bremmer, Herman Bavinck en zijn tijdgenoten, Kampen, 1966, pag. 19.

4. H. Algra, Het wonder van de negentiende eeuw. Van vrije kerken en kleine luyden, zesde druk, Franeker, 1979, pag. 202, schrijft, dat Dosker zijn kerk daadwerkelijk openheid en ruimte had gegeven, maar dat lijkt me te sterk gesproken.

5. Doskers brieven aan Bavinck berusten in archiefhl. Bavinck. Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme, Vrije Universiteit, Amsterdam (HDC). Bavinck tekende op deze brief aan: 'zeer gevoelig'.

6. Dosker aan Bavinck, 12 februari 1881.

7. Voor een overzicht, zie: John Howard Raven (ed.), Biographical Record Theological Seminary New Brunswick, New Jersey, 1784-1934, z.p., 1934-

8. Doskers hoogleraar Thomas DeWitt, die naam maakte als lid van de American Old Testament Revision Committee, wordt beschreven als 'the one bright light in an otherwise rather pedestrian New Brunswick faculty'. Howard. G. Hageman, Two Centuries Plus. The Story of New Brunswick Seminary, Grand Rapids, 1984, pag. 103.

9. Volgens Elton Bruins, 'The Contribution of the Theological Seminary in New Brunswick to the Church in the West, 1850- 1884', Reformed Review, xiii, nr. 2, september 1959, pag. 45, zijn er tot 1884 ongeveer dertig Nederlandse immigrantenzonen uit Michigan afgestudeerd te New Brunswick.

10. Memorials Rev. Henry Elias Dosker, DD, LLD, LHD, z.p., z.j., pag. 65.

11. Dosker hertrouwde op 21 februari 1882 met een nicht en naamgenoot van zijn moeder, Wilhelmina G. (Minnie) de Ronde, afkomstig uit Milwaukee; zij overleed op 11 mei 1923. Het echtpaar kreeg vijf kinderen.

12. Talbot W. Chambers in Presbyterian Review, I (1880), pag. 734.

13. James D. Bratt, Dutch Calvinism in Modern America. A History ofa Conservative Subculture, Grand Rapids, 1984, pag. 223, tabel I: 'CRC and RCA Membership Statistics 1875- 1980'.

14. Zie: Elton J. Bruins & Robert R Swierenga, Family Quarrels in the Dutch Reformed Churches of the igth Century, Grand Rapids, 1999, hfdst IV: '1882- Secession Yet Again: The Masonic Controversy'.

15. Robert P. Swierenga, 'True Brothers: The Netherlandie Origins of the Christian Reformed Church in North America 1857- 1880', in: George Harinck & Hans Krabbendam (ed.), Breaches and Bridges: Reformed Subcultures in the Netherlands, Germany and the United States, Amsterdam, 2000, pag. 71, geeft aan dat de westelijke tak van de Reformed Church tussen 1873 en 1899 met 111 procent is gegroeid, de Christan Reformed Church in diezelfde periode met 831 procent.

16. H.E. Dosker, 'The Spiritual Renaissance in Holland', The Christian Intelligencer, 6 september 1882.

17. Dosker aan Ph.J. Hoedemaker, 11 oktober 1883. Archief-A. Kuyper.

i8. C. Augustijn, 'De spiritualiteit van de dolerenden', in: C. Augustijn en J. Vree, Abraham Kuyper: vast en veranderlijk. De ontwikkeling van zijn denken, Zoetermeer, 1998, pag. 189, noemt het verslag van 3 oktober 'schitterend', vermoedelijk vanwege het zeldzame inkijkje dat het biedt in de synodale praktijk van 1888.

19. Zie ook: De Heraut, 16 december 1888.

20. The Christian Intelligencer, 13 maart 1889.

21. Zie: Firth Haring Fabend, Zion on the Hudson. Dutch New York and New Jersey in the Age of Revivals, New Brunswick/ London, 2000, m.n. pag. 47- 72.

22. Dosker aan Kuyper, 31 oktober 1888. Archief- Kuyper.

23. Dosker, Spiritual Renaissance.

24. Zie bijv.: Dosker aan Bavinck, 23 november 1892; Dosker aan Kuyper, 3 januari 1893. Archief- Kuyper.

25. Dosker aan Bavinck, 23 maart 1889.

26. Ibidem.

27. Ibidem: 'Ik schreef eenige courant-artikelen, voor groote Amerikaansche weekbladen; vervolgens een lezing over 'Urim en Thummim', die waarschijnlijk gedrukt wordt; toen een stuk over de 'Dutch Pulpit' voor de 'Homiletic Review' met zijn 30.000 lezers, het meest beroemde maandblad voor predikanten in dit land. God gaf mij genot in de oogen der menschen.'

28. Dosker aan Bavinck, 21 december 1892: 'Wat Van Raalte's leven aangaat, ik heb van Callenbach te Nijkerk aanstonds zoo gunstig en beleefd aanbod gekregen en Bos talmde zoo lang, dat ik vrees dat de laatste de pot verteerd heeft.' Dosker aan Bavinck, 25 februari 1893: 'Ik heb aan Bos dat boek niet kunnen geven, omdat zijne cijfers zoo schandelijk hoog waren. 300 gulden meer nota bene dan van den hoogsten anderen drukker. Ik meende toen dat Bos mij voor het lapje meende te hebben en heb kort en goed een eind gemaakt aan de zaak.'

29. Vgl. H.E. Dosker, 'Americanization', TheChristian Intelligencer, 23 januari 1884.

30. Elton J. Bruins, The Americanization of a Congregation, tweede druk, Grand Rapids, 1995, pag. 37: in 1862 werd door personeel van Hope College, afkomstig uit het oosten, in Holland de Engelstalige Hope (Second) Reformed Church gesticht, met de president van Hope College, Philip Phelps als eerste predikant. In 1889 richtte Dosker in de Third Reformed Church de Engelstalige Young People's Society op. Dosker was 'eager for the full use of English'. (pag. 40) In 1891 werd er om de week een Engelse dienst ingevoerd, in 1892 wekelijks, in 1894 werd de morgendienst Engels. Pogingen om naast de Engelse diensten twee Nederlandse diensten te behouden faalden in 1894.

31. Dosker aan W.E. Griffis, 26 december 1893: 'Herewith I send you my biography of Van Raalte. Very likely an English edition of it will be published'. William Elliot Griffis Collection. Collections and University Archives, Alexander Library, Rutgers University, New Brunswick, NJ.

32. Dosker aan Bavinck, 19 februari 1894: 'Met mijn

boek over Van Raalte ging het zoo zoo. De tijden zijn hier allerslechtst en de historische zin onder ons volk is weinig ontwikkeld.'

33. Henry E. Dosker, Levensschets van rev. A. C van Raalte, D.D. ('een man krachtig in woorden en werken'). Een der vaders 'Scheiding' in Nederland e stichter der Hollandsche koloniën in den staat Michigan, Noord-Amerika. Uit de oorspronkelijke bronnen bewerkt, Nijkerk, 1893, pag. 275, 276: 'Had de Nederlandsche kerk een terughoudende of heelende positie ingenomen en niet getracht te schipperen en te laveeren [inzake erkenning van de Reformed Church en de Christian Reformed Church]; had die kerk erkend met onze kerkelijke toestanden ongenoegzaam op de hoogte te zijn om daarover gezond te kunnen oordeelen; had die kerk gedaan, wat in 1892 toevalligerwijze geschiedde, ons een paar mannen gezonden, met helderen blik, die de dingen konden verstaan en objectief beoordeelen [Dosker doelde op Bavinck en zijn Kamper collega D.K. Wielenga]; had die kerk vertrouwen gehad in onze leiders, waarvan sommigen, zooals Van Raalte en Oggel en vele anderen vroeg reeds zich naam gemaakt hadden in haar eigen kringen - dan waren de dingen niet zoo geloopen, als ze nu zijn.'

34. De uitgever zag er ook weinig brood in, want het boek verscheen in 1893 'voor rekening van den schrijver' bij C.C. Callenbach te Nijkerk. Archief-Bavinck.

35. Zie: De Heraut, 30 oktober 1892.

36. Dosker aan Bavinck, 21 oktober 1890.

37. Archief-Kuyper.

38. Dosker aan Kuyper, 25 februari 1893. Archief- Kuyper. Ook Geerhardus Vos had voor Kuyper een artikel vertaald: 'Calvinism and confessional revision', Presbyterian and Reformed Review, 11, juli 1891, pag. 369-399. Zie: George Harinck, 'Geerhardus Vos, wegbereider voor het neocalvinisme in Amerika, 11', Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800, 53, december 2000, pag. 31, 32.

39. A. Kuyper, 'Pantheism's destruction of the boundaries', Methodist Review, LIII, juli 1893, pag. 520-535; september 1893, pag. 762-778, vertaald door J.H. de Vries. Warfield sloeg hem als Kuyper-vertaler niet hoog aan, zie: Dosker aan Kuyper, 8 april 1893. Archief-Kuyper.

40. Archief-Kuyper.

41. Zie: George M. Marsden, 'The Protestant Crisis and the Rise of Fundamentalism, 1870- 1930', in: Idem, Understanding Fundamentalism and Evangelicalism, Grand Rapids, 1991, pag. 9-61.

42. Onder meer de New Brunswick alumni C. van der Veen in 1874, E.C. Oggel in 1877, L.H. Bahler in 1884, oud-Kampenstudent S.F. Rederus in 1885, Kuyper-vertaler De Vries in 1888, J. van der Meulen (zoon van emigrantenleider ds. C. van der Meulen) in 1889 en W. Veenschoten in 1890. Zie: Raven, Biographical Record,

43. N.M. Steffens aan B.B. Warfield, 8 juli 1892.fl.fi. Warfield Papers. Archives and Special Collections. Lu ce Library, Princeton Theological Seminary, Princeton, NJ.

44. Hij publiceerde in de Presbyterian and Reformed Review onder meer artikelen over de Statenbijbel (1894), Theodorus Beza (1895), Johan van Barneveldt (in 1900 en 1901) en een in memoriam Herman Bavinck (1921), naast tientallen boekbesprekingen.

45. Dosker aan Griffis, 5 maart 1900. Griffis- Collection.

46. Dosker aan Bavinck, 28 februari 1896.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2002

DNK | 89 Pagina's

BIDDEN OM EEN PELLA, ALS JERUZALEM VALT

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2002

DNK | 89 Pagina's