GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XL VIII.

Gelijk door Dr. H. H. Kuypcr in ons No. 1092 zoo nauwkeurig is aangetoond, had reeds van Calvijns dagen af de voorlezing der Wet plaats, niet in het teeken van Vraag 3, maar in het teeken van het Derde deel van denHeidelberger Catechismus.

Het zij ons geoorloofd de resumtie van zijn zoo belangrijk opstel hier in te lasschen.

Of de Gereformeerde liturgie op dit punt krachtens het Gereformeerde beginsel werkelijk herziening eischt, zal later in de artikelen over de liturgie worden uiteengezet. Wat wij thans alleen wilden aantoonen, om tot behoedzaamheid in het afbreken te manen, is i". aan wien deze gewoonte in onze Gereformeerde kerken te danken is; 2". waarom dit gebruik karakteristiek is voor de Gereformeerde liturgie; en 3". welke belangrijke plaats oorspronkelijk aan dit voorlezen der Wet in den Gerefonneerden eeredienst werd geschonken.

De gewoonte om de Wet eiken Zondag voor te lezen is niet eerst in later tijd in onze Gereformeerde kerken opgekomen, maar laat zich vervolgen zoolang er een Gereformeerde kerk bestaat en valt met haar oorsprong saam. En dit is te opmerkelijker, omdat wij in dit voorlezen der Wet niet te doen hebben met een Roomsche traditie, die gedachteloos gehandhaafd of liever geduld bleef, maar met een instelling, waarvan het vaderschap omnium consensu aan Calvijn zelf moet worden toegeschreven.

Nadat aldus de „inleidende dienst" was afgeloopen, volgde een kort gebed om zegen bij de predikatie des Woords, welk gebed sloot met het Onze Vader. Na de predikatie volgde het dankgebed, waarin tegelijk de nood der Christenheid aan God wfrd opgedragen. De gemeente zong nog een psalm en keerde, na den zegen ontvangen te hebben, naar huis. Over de Geloofsbelijdenis spreekt de liturgie van Calvijn niet, maar, indien Valerandus Pollanus getrouw weergeeft wat te Straatsburg geschiedde, dan werd de Geloofsbelijdenis gelezen na de predi king. Ook in de liturgie van de Palz heeft zij daar haar plaats. Eerst Datheen bracht haar over aan het slot van het gebed vóór de predikatie, en later werd in de Nederlandsche kerken het gebruik algemeen om de Geloofsbelijdenis in de middag of avondpredikatie te lezen. Ook het bekende besluit der Synode van Dordrecht in 1574 genomen, dat de Geloofsbelijdenis 's morgens en de Wet 's middags zou gelezen worden, heeft hierin geen verandering gebracht. De gewoonte bleef: 's morgens de wet en 's avonds de geloofsbelijdenis.

Hiermede is de gang van Calvijns liturgie geschetst. De gedachte, die aan haar ten grondslag ligt, zal daarmede duidelijk zijn.

Waar de, gemeente vergadert is de eerste roeping: zich te verootmoedigen voor God. Men komt als zondaren voor zijn heilig aangezicht. Erkenning van schuld en de bede om genade gaat daarom voorop.

Maar de gemeente is niet een gemeente van heilzoekenden. De kerk is niet Heilsanstalt, maar Heilsge; neinschaft. Het is de vergadering der geioovigen. Daarom wordt de vergiffenis der zonden aan de geioovigen verkondigd in den naam des Heeren.

Daaruit volgt vanzelf de roeping van dankbaarheid. Wie genade ontving behoort heilig te leven. Bij de absolutie volgt daarom de voorlezing der Wet. Ook daarbij trilt nog in het Kyrie Eleison, het: Heere erbarm U, de heuenis der zonde na, maar de overhand heeft de bede: Schrijf uwe Wet in onze harten, opdat wij leven als uwe kinderen, de bede om heiligmaking. ,

Dan volgt de bediening des Woords met vóór-en nagebed, waarin het Onze Vader als het eigenlijke gebed der gemeente wordt opgenomen, letterlijk in het vóór-en met omschrijving in het nagebed.

De Apostolische Geloofsbelijdenis, waarin de gemeente haar algemeen ongetwijfeld. Christelijk geloof belijdt, is het slotakkoord. Het is een weerklank op het gepredikte Woord; het „Amen, wij gelooven, " dat de gemeente na het beluisteren van Gods Evangelie voelt oprijzen in haar hart en uitspreekt met haar lippen. Want het geloof is uit het gehoor, en het gehoor uit het gepredikte Woord.

Maar het laatste woord is niet het Amen der gemeente, het is de Hoogepriesterlijke zegen, waarmede de gemeente der geioovigen in vrede wordt heengezonden.

Heeft Ebrard te veel gezegd, toen hij 'de liturgie van Calvijn als een meesterstuk van „grossartiger Einfachheit" prees?

Hieruit blijkt tevens, dat de keuze van vóór of na de predikatie, op welker spil wij in een vorig betoog het geding stelden, nog een wijziging toelaat, en nog scherper kan gesteld worden, als de keuze tusschen de Wet als prikkel tot schuldbelijdenis en de Wet als regel der dankbaarheid. Wie historisch op Calvijn teruggaat, moet dit zelfs doen, want Calvijn nam de Wet zeer beshst als regel der dankbaarheid, en liet haar voorlezing nochtans vóór de predikatie plaats grijpen.

Dat wij, in afwijking hiervan, de keuze stelden: vóór of na de predikatie, heeft dan ook daarin zijn grond, dat de XII Geloofsartikelen en de Wet ons voorkomen in andere orde te moeten volgen, dan Calvijn dit voor^snog in practijk bracht.

Hoezeer we toch instemmen met den lof door Ebrard o. a. aan Calvijn toegebracht voor zijn rijken liturgischen zin, en al kan tegenover de verachters der Liturgie niet genoeg op Calvijns woord en voorbeeld gewezen worden, toch volgt hieruit nog geenszins, dat de keuze van volgorde, die Calvijn deed, onberispelijk was.

We willen dan ook reden geven, waarom o. i. Calvijns methode op dit punt verbetering vraagt.

In de hoofdzaak had Calvijn onbetwistbaar gelijk.

Is de schare ia het kerkgebouw, niet een groep hoorders, maar een „vergadering der geioovigen", dan kan de Wet niet onder hen optreden als een tuchtmeesier tot Christus.

Dat is wel haar roeping bij een Evangelisatie of bij Missie, maar niet in een vergadering van mannen en vrouwen, die juist daarom saamkomen, omdat ze belijden tot Christus gekomen te zijn.

Want wel ontkennen v^e niet, dat ook de geioovigen nog telkens door den spiegel der Wet in hun schuldbesef verdiept worden, noch ook dat er in de kerk vele onbekeerden meê opkomen, die nog niet met bewust geloof tot Christus gekomen zijn, maar dit verandert daarom het karakter der vergadering niet, en kan er dan ook nooit het stempel op drukken.

In de Liturgie nu geeft het karakter der vergadermg den toon aan. Het onvolkomene komt in de predikatie aan de orde. Is en blijft alzoo het karakter der vergadering, dat ze het stempel draagt van een vergade-^ ring van geioovigen te zijn, dan kan ze als vergadering niet nog pas tot Christus geroepen worden.

Ebrards opmerking, dat de XII Geloofsartikelen, en niet de Wet, na de predikatie komen, omdat het geloof uit het gehoor is, munt dan ook niet uit door juistheid. Paulus toch bedoelt in Rom. 10 niet de predikatie onder hen die reeds gelooven, maar het kerygma dat tot Heidenen en Joden uitgaat. In een vergadering der geioovigen daarentegen weerklinkt de Wet als Goddelijke regel der dankbaarheid, en wel als regel der dankbaarheid voor de practijk des levens.

Nu gaan de geioovigen tot die practijk des levens over, niet vóór de predikatie, maar na de predikatie, als ze het kerkgebouw verlaten.

Ddar, bij het verlaten van het kerkgebouw, en bij het terugkeeren tot de practijk des levens, is alzoo de logische en natuurlijke plaats, om den regel der dankbaarheid, d. i. de Wet, te laten uitgaan.

Of men daarvoor nu de ééne maal de volle Wet, en de andere maal het kort summier der Wet neemt, doet niet ter zake. Hoofdzaak is maar dat de gemeente bij haar teruggaan in het leven, vóór de zegenspreuk, aan den regel der dankbaarheid herinnerd worde.

Ieder zal toestemmen dat dit de natuurlijke volgorde is.

Volgt men daarentegen Calvijns methode, dan krijgt men eerst de schuldbelijdenis, daarop de absolutie, en dan kwam de Wet, niet als gesproken tot de geioovigen, maar als door hen gezongen, bij elk vers met een Kyrie Eleeison afgewisseld, en besloten door een bede om heiligmaking. Daarna kwam dan de predikatie, door kort gebed ingeleid. Straks volgden de Geloofsartikelen. En zoo ging men, na den zegen ontvangen te hebben, uiteen.

Dit nu loopt uitnemend, indien men dezen Liturgi.schen dienst als een afzonderlijk deel neemt, en van de predikatie als tweede deel losmaakt. Dan toch moet in dat Liturgische deel niet alleen schuldbelijdenis en absolutie, maar ook de regel der dankbaarheid voorkomen. Doch dan moet daarin ook de belijdenis der XII Geloofsartikelen worden opgenomen. Eerst zoo ware de Lityrgische dienst compleet.

Doet men dit daarentegen niet, en plaatst men de XII Geloofsartikelen na de predikatie, dan loopt de Liturgie niet af, dan vormt de Liturgische dienst geen afzonderlijk ge'.eel, dan wordt, gelijk het hoort, de gcheele dienst in één Liturgisch kader ingesloten, beginnende met het votum en pas eindigende met den zegen. Doch dan vervalt ook alle reden, waarom de regel der dankbaarheid vlak op de absolutie zou volgen, en door de predikatie uit de herinnering zou worden teruggedrongen, tegen het oogenblik dat men het leven v/eêr ingaat.

Daar komt bij, dat Calvijn zelf op die wijs de Wet niet in haar eigenlijk karakter als regel der dankbaarheid kon handhaven, ze toch weer tienmaal door het Heere, erbarm tt onzer! laat afwisselen, en haar dus toch weer als prikkel tot schuldbelijdenis laat optreden.

Zoo worden dejuiste grenzen uitgewischt, schuldbelijdenis en dankbaarheid vloeien door elkander, en de stemming die men te voorschijn wil roepen, wordt verward.

Van tweeën één toch, de absolutie heeft zin of geen zin.

Heeft ze zin, dan slaat ze terug op de afgelegde schuldbelijdenis, en kan men op dat oogenblik de geioovigen niet meer in de stemming van het Kyrie Eleeison laten terugzinken.

De absolutie moet vrijmaken. Vrij van het drukkend gevoel van schuld. En is dat doel werkelijk bereikt, dan is het onzuiver toch de gemeente onmiddellijk daarop weer tienmaal om schuldvergiffenis te laten smeeken.

Dan beduidt dit, dat de gemeente de absolutie niet aannam, er niet in gelooft, en daarom toch om schuldvergiffenis, keer op keer, blijft roepen.

Alsdan zou de eerst niet aangenomen absolutie, na dat tienvoudig smeeken, om zondevergeving, moeten herhaald worden.

Want wel kan men zeggen, dat het Kyrie Eleeison niet uitsluitend doelt op schuldvergiiïenis, maar op hulpe bij de Wetsvolbrenging, zooals ook de Engelsche Liturgie dit geeft, maar dit gaat tegen de beteekenis van het woord in. Eleeison doelt op verzoenende genade. Zeer terecht merkt Dr. H. H. Kuyper dan ook op, dat hier nogmaals de toon van schuldbelijdenis te beluisteren viel, en juist dat nu is met de wezenlijke aanvaarding van de absolutie niet te rijmen.

Ook in de apostolische epistolaire predikatie komt de prediking van den regel der dankbaarheid altoos achteraan, na de predikatie des Evangeliums.

Schier elk prediker gevoelt zich gedrongen, op het slot zijner predikatie in een vermanenden toon te komen, en tot het stuk der dankbaarheid over te gaan. En juist aan dit paraenetisch slot der predikatie sluit zich dan de Wet zoo gereedelijk aan.

Vooral het „zingen" van de Wet achten we een misgreep.

De Wet zingen we niet elkander toe, maar ze wordt ons in den Naam des Heeren HEEREX, en dus door zijn Dienaren voorgehouden. -

Altemaal redenen, waarom we, in afwijking van Calvijn, de Wet als regel der dankbaarheid oordeelen beter geplaatst te worden na, dan voor de predikatie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's