GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dat de publieke zaak ook publiek moet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dat de publieke zaak ook publiek moet

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 30 November 1917.

behandeld wrorden, is een gulden regel, dien we niet alleen op politiek, maar ook op kerkelijk terrein wenschen te handhaven.

ÏDe oude methode van onze regentencolleges om de publieke zaak binnenkamers af te handelen, doet te veel aan het de vobis sine vobis, é.vf.z. wij > zullen over u maar zonder u beslissen*, denken, dat het machtwoord is der autocratie en den mensch tot een slaaf vernedert, die alleen maar blindelings heeft te gehoorzamen.

Een vrij volk, dat tot mondigheid is gekomen, wil niet als een kind of slaaf behandeld worden, maar eischt, dat degenen, dis geroepen zijn het te bessturen, dit doen zullen coram populo, ten aanzien en aanhooren van heel het volk; niet in het donker weggescholen van de binnenkamer, maar in het volle daglicht van de openbare raadzaal. Zoo alleen kan hetpolitieke leven van het volk tot hooger peil worden opgevoerd en aller belangstelling voor de publieke zaak worden gewonnen. En zoo ook kan alleen door het volk controle worden uitgeoefend over de regeeringsdadén. Er is dan ook niets wat meer bevorderlijk is aan een gezonde ontwikkeling van het staatkundige leven, dan deze publieke behandeling der publieke zaak.

Wat in 't geheim geschiedt, loopt, zoo licht gevaar in persoonlijk gekonkel te ontaarden, door allerlei lagere motieven te-worden geleid en van middelen gebruik te maken, die het daglicht niet kunnen velen. Het is niet het minst aan de geheime diplomatie te wijten, dat deze schrikkelijke oorlog over Europa is uitgebroken, die, zooals de heer Van Houten terecht opmerkte, wel de grootste ramp is, die de menschheid na den zondvloed trof. Bij alle volkeren komt dan ook de wensch op, dat ook op het gebied der uitwendige staatkunde met deze geheimzinnigheid zal gebroken worden en het lot der volkeren niet meer beslist zal worden door het geheime spel der diplomatie en door geheime tractaten en afspraken, die geheel buiten "het volk om gesloten worden en waarvan zelfs'de inhoud niet wordt bekend gemaakt.

Dat deze eisch van een gezonde democratische ontwikkeling ook op kerkelijk gebied zich-heeft te doen gelden, spreekt wel van zelf, en het is niet het minst de verdienste van het Gereformeerde Kerkrecht, dat het dien eisch steeds gehandhaafd heeft en juist daardoor ook op politiek terrein de ontwikkeling der staatkundige vrijheden heeft bevorderd. De Schrift zelf gaat ons dan ook daarin voor. Christus is niet opgetreden om aan een kleinen kring een esoterische leer te verkondigen, maar trad openlijk op en kon daarom tot den Hoogepriester zeggen: Ik heb vrijuit gesproken tot de werelë'; ik heb allen tijd geleerd in de synagoge en in den tempel, waar de Joden van alle plaatsen-samenkomen ; en in 't verborgene heb ik niet gesproken. Als de Apostelen hun convent houden te Jerusalem, waar beslist zal worden over de twistvraag, die te Antiochië was opgerezen, dan wordt niet alleen de Kerkeraad daarbij geroepen, niaar heel de gemeente, om de beraadslaging en de beslissing der Apostelen te vernemen. En wanneer uit de verschillende gemeenten aan den Apostel Paulus allerlei vragen werden toegezonden betreffende de charismata; de oefening van de kerkelijke tucht, huwelijksgevalien enz. dan beantwoordde de Apostel die vragen niet ïn een geheim schrijven aan den JCerkeraad, naaar in een openbaren zendbrief, die gericht is aan heel de gemeente en daarom ook door de gemeente gelezen werd. Ook dit is een stuk der Christelijke vrijheid, dat daarom niet prijs mag worden gegeven. De gemeenteleden zijn niet onmondige leeken, die van boven af geregeerd moeten worderi door een autocratisch college, maar vrije kinderen Gods, een koninklijk priesterdom, die niet met dwang maar gewillig moeten geleid worden. Blinde gehoorzaamheid mag daarom van hen nooit geeischt. Het perinde ad cadaver, gehoorzaam als een willoos lijk, is den Protestant een gruwel. Het primordiale van degenen, die als ambtsdragers in de Kerk optreden, te toetsen aan Gods Woord, wordt daarom door het Protestantisme-zoo beslist gehandhaafd. Daarin bestaati juist op kerkelijk terrein de Christelijke vrijheid, zooals Voetius het zegt. En het recht van beoordeeling en critiek, aan de gemeenteleden' geschonken door Gods Woord, kan niet tot uiting komen, wanneer de publieke zaak ook niet publiek behandeld wordt.

Vandaar dan ook de eisch, die telkens in onze Kerkenorde gesteld wordt, dat van elke handeling van den Kerkeraad mededeeling aan de gemeente zal geschieden, opdat de gemeente er in gekend worde en aan die handeling haar goedkeuring hechte.

Zoo ^bij de verkiezing der ambtsdragers ; bij de ontvangst en bij het afgeven van attestatiën ; bij - het afleggen van de belijdenis des geloofs en het sluiten van huwelijken, en evenzoo bij het oefenen van de kerkelijke tucbt. Het nil sine consensu plebis, d.w.z. niets zonder de toestemming van de gemeente, is daarom een grondregel van ons Gereformeerd Kerkrecht. En juist door dien regel te stellen, heefi het Gereformeerd Kerkrecht die belangstelling in het kerkelijk leven gewekt, die gezonde democratische ontwikkeHng, die de Gereformeerde Kerken zoó hoog doet staan boven de andere Christdiijke Kerken, zelfs boven deLuthersche Kerk, die wel in haar eersten aanloop even beslist voor de vrijheid van den Christenmensch optrad, maar later om allerlei utiliteits-redeneh de rechten der gemeenteleden schier geheel prijs gaf. In de Lutersche Kerk berust alle macht bij de predikanten, de ecclesia docens; de gemeenteleden hebben tegenover hen alleen een passieve rol te vervullen; zij zijn objecten der kerkregeering, maar aan de kerkregcering deelnemen mogen ze niet. Zelfs het recht van controle en critiek is hun niet gegund. In de Gereformeerde Kerken is dit geheel anders. De gemeenteleden zijn hier niet alleen object, maar in zekeren zin - ook subject der kerkregeering. Ze hebben niet alleen een passieve, maar ook een actieve rol te vervullen. Ze moeten niet blindelings gehoorzamen, maar hebben controle te oefenen op elke daad van de ambtsdragers, of deze wel overeenstemt met de beginselen van Gods Woord. Het Gereformeerde Kerkrecht spreekt daarom van een ambt der geloovigen. En niet in het beperken of besnoeien van dit ambt der geloovigen, maar juist in de krachtige ontwikkeling van dit ambt ligt de waarborg van de gezondheid van het kerkelijk leven.

Alleen daardoor kan de deformatie, die telken» weer in de Kerk dreigt binnen te sluipen, het best worden tegengegaan.

Want die deformatie gaat gewoonlijk niet van de gemeente, maar van de ambtsdragers in engeren zin genomen, uit.

Natuurlijk wil dit niet zeggen, dat de Kerkeraad, of de ambtsdragers' in engeren zin, slechts de uitvoerders zouden mogen zijn van wat de gemeente goedvindt of beslist. Dat is de dwaling der Independenten, die feitelijk in de Kerk de volkssouvereiniteit hebben ingevoerd. En even beslist als het Gereformeerde Kerkrecht zich tegen tik hiërarchisch optreden van het ambt verzet, heeft hèt zich ook verzet tegen deze volkssouvcreiniteit, die de regeermacht, door Christus aan de ambtsdragers geschonken, op de gemeenteleden wil overbrengen en door hen wil laten beslissen, hoe de ambtsdragers hebben te handelen.

Niet bij de gemeenteleden, maar bij den Kerkeraad berust de potestas directiva, gelijk onze Vaderen het noemden, d. v/. z. de leidende macht. Alleen het blindelings moeten volgen van deze leidende macht wórdt (loor het Gereformeerde Kerkrecht buitengesloten. De gemeenteleden hebben het recht van controle en critiek. Zoo bewandelt het Gereformeerde Kerkrecht den gulden middenweg tusschen hiërarchie en volkssouvereiniteit; het erkent de macht van het ambt, maar het handhaaft ook het recht der gemeenteleden.

Een der vragen, die hierbij in de practijk voorkomen, is nu deze, of het dan niet wenschelijk en zelfs noodzakelijk is dat de Kerkeraadsvergaderingen publiek worden gehouden, zoodat elk gemeentelid de beraadslagingen kan bijwonen. In het staatkundig leven, zegt men, ligt juist in deze publiciteit een de»'machtigste middelen om controle te oefenen. Onze rechtsgedingen worden niet in het geheim, maar publiek gehouden, en de rechtzitting kan ieder bijwonen. Slechts bij uitzondering, wanneer het minderjarigen geldt of zaken van onzedelijkheid, wórdt het proces met gesloten deuren gevoerd, , maar regel is, dat de procedure voor ieder toegankelijk is. Evenzoo is het met onze parlementszittingen, die alleen bij hooge uitzondering in comité generaal geschieden, maar als regel openbaar zijn. En niet alleen geldt dit van, de zittingen van de Staten-Generaal, die de vertegenwoordiging van het volk zijn, maar ook vaa de gemeenteraadsvergaderingen, waar over de belangen van de gemeente beraadslaagd wordt. De regel, dat de publieke zaak ook publiek behandeld moet worden, wordt hier consequent toegepast. Maar op kerkelijk gebied doet men aldus niet. Onze Synoden zijn publiek; elk lid der Gereformeerde Kerken mag ze bijwonen; alleen als, uitzondering worden zittingen in comité gehouden, waarbij de gemeenteleden niet worden toegelaten.

Daarentegen bij de vergaderingen van dea Kerkeraad wordt dit niet toegepast; regel is hier juist, dat deze zittingen in besloten kring worden gehouden en 4e gemeenteleden er geen toegang hebbén. Consequent, zegt men, is dit niet.

Wat voor de Synode geldt, moest ook voor den kerkeraad gelden. Prijst ge, dat onze Synodes, in tegenstelling met de Synodes der Hervormde Kerk, publiek worden gehouden, waarom keurt ge dan niet af, dat de Kerkeraden in het geheim vergaderen ? ontbreekt, maar juist dit buitensluiten van de gemeenteleden maakt, dat de belangstelling in het kerkelijk leven verflauwt; dat de gemeente, die de beraadslagingen niet bijwoont, niet weet, welke motieven tot een kerkeraadsbesluit hebben geleid, en dat daardoor ook het recht van controle en critiek niet tot uitoefening kan komen.

Zoo wordt de Kerkeraad toch weer een college, dat boven en buiten het leven der gemeente staat, en dreigt weer het gevaar van hiërarchie.

Zeker zijn deze bezwaren ernstig genoeg, om ze niet .zonder meer met een beroep op de bestaande gewoonte of op onze Kerkenorde opzij te schuiven, De gewoonte beslist niet en onze Kerkenorde kan verbeterd worden. Deze vraag moet dan ook principieel beantwoord worden. In een vol gend artikel hopen we dit te doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's

Dat de publieke zaak ook publiek moet

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's