De Vrije Universiteit en Zuid-Afrika 1880-2005 ([Deel 1]) - pagina 227
[Deel 1]
'N
FYN
MISTIEKE
EENHEIDSBAND
merkwaardiger zijn de afbeeldingen (vooral van dieren), die ze op rotsen hebben geschilderd (of soms ingehouwen), en die inderdaad van kunstzin getuigen'. 27 Een verwarrende waarneming. Zoals Van Gelderen genoot van de humoristische belevenissen met 'Christiaan de Wet', de jeugdige zwarte bediende van J. D. du Toit, later tijdens zijn Zuid-Afrikaanse verblijf, 28 en goedmoedig de correctie aanvaardde, dat hij een zwarte 'meid' geen 'vrouw' moest noemen. 2 9 Hij liet ook niet 226
na, een roddeltje over zijn collega H. H. Kuyper op te schrijven: 'Omtrent H. H. hoorde ik de verontwaardigde opmerking: "Hij presenteert sigaren aan de Kaffers, en voor de meiden neemt hij zijn hoed af!" \3 Hij constateerde de Zuid-Afrikaanse rassenverhoudingen, ook op persoonlijk vlak, als vreemd en afwijkend, maar het had geen gevolg. Wel belangstelling voor het rassenvraagstuk, geen bijzondere standpuntbepaling. Het lijkt exemplarisch: voor 1940 speelde de rassenproblematiek geen rol in de verhouding tussen Nederland en de Afrikaners. In verhouding tot Kuyper en Van Gelderen bracht A. A. van Schelven slechts een kort bliksembezoek aan Zuid-Afrika. Zijn bezoek in 1933 duurde minder dan vijf weken. Hij erkende, dat dit kort was: "'Drie en dertig dagen in het zonnige Zuid-Afrika!" moge een aantrekkelijke slogan op den kleurigen omslag van een of ander reclameboekje van een reisbureau zijn, maar is absoluut onvoldoende om iets verstandigs over dat land te schrijven'. 31 Het weerhield h e m overigens niet een artikel te schrijven over de 'Nederlandsche factoren en kansen in het cultuurleven van Zuid-Afrika', maar bekende eerlijk dat hij 'voortdurend zijn licht bij menschen heeft opgestoken, die hun leven lang in Zuid-Afrika hebben doorgebracht en bovendien tot de Intelligentia van hun volk behooren' en hun meningen doorgaf. Van Schelven begon zijn artikel 32 met de constatering, dat 'de verhouding van Zuid-Afrika tot de Dietschheid in Europa' onmogelijk gelijk kan staan aan 'een band ... zoo nauw als maar denkbaar, en dat het Zuid-Afrikaansche leven uitsluitend Nederlandsch behoort te zijn georienteerd'. Land en klimaat, geschiedenis, omgeving: zij verhinderen dat. Maar 'ook cultuurfactoren belemmeren in menig opzicht een al te groote gelijkgestemdheid', aldus Van Schelven: de Afrikaner bijvoorbeeld kan 'het hoog-Nederlandsche kunstproza van vandaag maar moeilijk verstaan' en 'door haar vaak zoo extreme individualisme, door de gecompliceerdheid der karakters, die erin optreden, door de dikwijls maar al te decadente verhoudingen, die zij teekent, spreekt
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Historische Reeks | 455 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Historische Reeks | 455 Pagina's