GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 103

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 103

Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

het paedologisch instituut op eigen benen

102

lerwege, en zeker ook in de kring van kinderbescherming, erkende, dat uiteindelijk de leiding van dit werk moet liggen in de handen van paedagogen. Het kind is object van de opvoeding. Dat geldt in ieder opzicht ook onder omstandigheden, waarin zonder twijfel de medicus een tijd lang de eerste plaats inneemt. Een kind, dat maandenlang leed aan een ernstige lichamelijke ziekte, is object van de zorg van een medicus. Maar reeds wanneer het kind begint te herstellen, komen de eigenlijke paedagogische problemen naar voren. En straks is, na de ziekte, het paedagogische vraagstuk meermalen moeilijker, dan het medische vraagstuk was. Ook de psycholoog-paedoloog heeft als zodanig niet de taak de opvoeder te zijn. Hij mag het paedagogische vraagstuk niet verwaarlozen, maar de opvoeding van het kind is toch het eigenlijke probleem, dat er overblijft wanneer de therapie geslaagd is.’ 22 Een probleem was echter dat de studie pedagogiek niet zo in trek was, omdat ze nog weinig maatschappelijke vooruitzichten bood. Pedagogiekstudenten aan de vu waren voornamelijk ouderen, die al in een beroepspraktijk werkten. Waar pedagogen met een teamleiding belast waren, waren het vaak niet wetenschappelijk-geschoolde krachten, zo stelde Waterink. 23 Gezien deze visie is het opmerkelijk dat na zijn vertrek in 1961 er in de leiding geen pedagoog meer zitting had. Zijn opvolger was de psycholoog Jan de Wit. Waterink formuleerde zijn zorgen nogmaals in het laatste verslag van het Paedologisch Instituut tijdens zijn ambtsperiode als directeur. De Wit verzorgde daarin het algemeen verslag en Waterink een bijdrage met als titel ‘Uit welk milieu?’. Daarin stelde hij weer dat het een misvatting is dat psychologen ook pedagogische adviezen konden geven. Daarnaast wees hij de inmiddels in zwang komende term orthopedagogiek af als een term die meer met rechte voetjes dan met corrigerende opvoeding te maken leek te hebben. Maar het belangrijkste dat hij toch kwijt wilde, was dat professionals als psychologen zich niet konden inleven in het milieu van het kind. Dat had invloed op de diagnostiek en het pedagogisch advies. Voor een plattelandskind was de situatie van testen op het laboratorium erg onwennig en voor een crimineel kind leek het onderzoek, ondanks de aardige heren en dames, op een politieonderzoek. Zeker op het gebied van religie waren psychologen niet goed thuis: ‘ik las eens in een rapport over een veertienjarige jongen, dat hij ’s zondags tweemaal naar de kerk moest. De psycholoog had de opmerking geplaatst : “geen wonder, dat er bij deze

Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 102 2e proef

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 103

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's