Dertiende Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 77

LXXV

efifening van dezen post op ons nemen. En dat wij het als eene dure verplichting, maar tevens als een heerlijk voorrecht erkennen en als een eeretaak aanvaarden om te zorgen dat het te kort een „juist genoeg" worde. Voor de eerste maal mogen wij van onze jaar-rekening zeggen, dat de verhouding van ontvangst en uitgave aanmerkelijk gunstiger is geworden. En terwijl wij vroeger telkens achteruitgang hadden te melden, is het tekort naar rato veel minder dan in vorige jaren. De uitgaven zijn niet minder geworden. En, wij mogen zeggen, gelukkig. Want terwijl ons huis voor een dertig-tal inwonenden gereed is, en ons vriendelijk en gastvrij tehuis door niet weinigen begeerd wordt, hopen wij vrijmoedigheid te mogen vinden om in bescheiden mate die eigen gastvrijheid te blijven oefenen. En zullen dus. in den nood die ons opgelegd is^ de uitgaven niet licht minder kunnen worden. Wel komt als een post van vermindering op onze uitgaven, dat er niet zooveel hulp naar buiten uitgaat als vroeger; maar daarentegen wordt de hulp binnen te meer. Doch de inkomsten zijn in het afgeloopen jaar meer geworden. En dat wel in de eerste plaats door de offervaardigheid van velen, die met kleine en groote gaven ons geholpen hebben, waarvoor wij ook nu, naar de behoefte van ons hart, hun gaarne openhjk dank betuigen, met den hartelijken wensch dat zij veel vrucht mogen zien op deze gaven der liefde. Dan ook zijn er onder onze inwonende studenten meer dan vroeger, die geheel of gedeeltelijk uit eigen middelen in de kosten van onderhoud voorzien, 't Geen ons een uitnemend middel dunkt om van jongs aan mee te leeren zorgen voor den leeftocht, en daardoor niet alleen te weten, maar ook te verstaan, wat het zegt, dat God alleen. Die de eenige bron is van alle goeds en weldadigheid, in waarheid onze nooden kent en voor onze behoeften zorg draagt. En het moge hoe langs zoo meer ons aller overtuiging worden, dat, juist in den strijd des levens en in het zorgen voor het geringste, de ervaring, dat Gods hulp nabij is, heerlijk en verrassend gesmaakt wordt. Ook wordt het door menige bijdragen, in colleotebeurten bijeengebracht, duidelijk, dat de gemeente des Heeren zich van hare roeping om in dezen weg hulp en steun te bieden aan onze scholen, ook aan onze Hoogeschool, hoe langs zoo meer bewust wordt. Op enkele plaatsen worden vanwege de gemeente vast en geregeld bijdragen in ontvangst genomen, die wel eens naar eigen keuze besteed worden, buiten ons weten om, hetgeen ons eene minder geraden wijze van handelen dunkt, doch waarover wij ons geen recht van zeggen mogen aanmatigen. Doch de

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen