GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Vijftiende Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 36

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXVI

op te nemen, onder welke benaming de in de vraag bedoelde personen dan aan de Universiteit kunnen verbonden worden. Geen buitengewone hoogleeraren dus meer maar voortaan alleea lectoren, zoo wilde het de Minister, en hij voegde er aan toe, dat het in de bedoeling lag, onder den naam van lector, wetenschappelijke mannen voor het onderwijs in bijkomende vakken aan de Universiteit te verbinden. Feitelijk werd dus de lector wat de professor extraordinarius onder het O. B. van 1815 had moeten zijn. Zoo is het dan ook verstaan èn door den heer Jonckbloet, die bij de beraadslagingen zeide: „datgene wat de Minister wenscht te laten doen door lectoren, wensch ik door buitengewone hoogleeraren te laten verrichten"; èn door den Senaat van de Utrechtsche Universiteit die het in zijn adres uitsprak : „de buitengewone hoogleeraren zullen voortaan den titel voeren van lectoren." Het was dus een verandering van naam, doch om dien naam is toen heel wat te doen geweest. Buitengewoon hoogleeraar of lector. De Commissie van Rapporteurs, de Senaat der Utrechtsche hoogeschool, de heer Jonckbloet e. a. spraken zich uit voor den eersten, de Minister voor den tweeden titel. Aan weerskanten had men zijn goede redenen. „Voor sommigen", zoo liet de Utrechtsche Senaat zich hooren in zijn Adres, „is de bescheiden titel van lector wellicht voldoende, maar voor allen zeker niet. Om er op te kunnen rekenen, dat ook practici van naam zich met het onderwijs in de bijvakken zullen willen belasten, moet men over den meer eervoUen titel van buitengewoon hoogleeraar voor hen kunnen beschikken." Daarentegen beweerde de Minister, dat de toevoeging „buitengewoon" voor deskundigen wel zekere inferioriteit van rang aanduidt, doch ook weer dit zonderlinge heeft, dat zij die er niets van weten, denken, dat sommige hoogleeraren zijn buitengewoon, terwijl de andere maar gewone zijn. Bovendien achtte de heer Heemskerk den titel van hoogleeraar een te weidschen om aan personen te geven, die een paar uren in de week les geven in speciale vakken waarvoor bijzondere kennis noodig is. En eindelijk — en dit schijnt wel 's Ministers voornaamste reden te zijn geweest — het buitengewoon-professoraat had aanleiding gegeven, dat men uit zucht tot bekrimping van uitgaven, zooals de heer Heemskerk zeide, vlak tegen de bedoeling van het Organiek Besluit van 2 Aug. 1815, vaak een buitengewoon in stèê van een gewoon hoogleeraar aangesteld en hem het geven van onderwijs in een hoofdvak toevertrouwd had. De meerderheid der Kamer schaarde zich in deze aan de zijde van den heer Heemskerk, en toen dan ook de heer Jonckbloet

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1895

Jaarboeken | 192 Pagina's

Vijftiende Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 36

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1895

Jaarboeken | 192 Pagina's