Jaarboek 1935 - pagina 74

72

voorzeker niet onbewolkt, maar de wolken hangen toch wat minder zwaar over hun toekomst dan over die der andere studenten. Een andere commissie, wier arbeidsterrein voor het academisch leven van groote beteekenis is, is de door de Vereeniging van Leeraren bij het Middelbaar onderwijs in het leven geroepen Commissie inzake aansluiting tusschen het Middelbaar en Gymnasiaal en het Hooger Onderwijs, onder voorzitterschap van den heer G. Bolkestein. Onze juridische faculteit, daartoe uitgenoodigd, heeft een harer leden aangewezen om als lid dezer commissie op te treden, namelijk den spreker van dit oogenblik. Met betrekking tot het onderwerp waarmede deze commissie zich bezig houdt, hebben de jongste weken ons een wijziging van de bestaande regeling gebracht: ik doel op de z.g.n. spellingsbesluiten, waarvoor Minister Marchant de verantwoordelijkheid draagt. In die besluiten zijn ook de eindexamens der H. B. S.-en en die der gymnasia betrokken. Het laatstvermelde examen, evenals het examen bedoeld in art. 12 der Hooger Onderwijswet, heeft uitsluitend ten doel om te onderzoeken of de candidaat bekwaam kan worden verklaard tot de studie aan een Universiteit over te gaan. Ter beoordeeling daarvan zal nu ook een onderzoek moeten worden ingesteld naar de bedrevenheid van den candidaat in de door Minister Marchant voor de toekomst gewenscht geachte schrijfwijze. Zou de Regeering inderdaad van oordeel zijn, dat wie die bedrevenheid mist, tot de studie aan een Universiteit niet ten volle bekwaam is? Zoo niet, dan ware in dezen als wijziging van het examenprogramma geformuleerden eisch een nieuw voorbeeld te zien van détournement de pouvoir. Wat de geeischte schrijfwijze zelf betreft, de senaat heeft tegen de voornemens van den Minister ernstige bezwaren ontwikkeld in een schrijven van 24 Juli aan den Minister, welk schrijven openbaar is gemaakt. Dit schrijven heeft aan verschillende zijden weerklank gevonden, maar heeft den Minister niet vermogen te overtuigen. Zou, naar de veronderstelling van den heer Tilanus, de V. U. voor den Minister qnantité négligeable zijn? De wijze waarop de Minister in de Kamer de samenstelling van zijn commissie van advies toelichtte schijnt dit te bevestigen. En de opmerking kan ik niet terughouden, dat de weinig vriendelijke wijze waarop de Minister tweemaal een hoogleeraar aan de V. U. in het debat betrok, in onzen kring pijnlijk aandeed. Ten aanzien van professor Wille was daartoe reeds hierom geen enkele aanleiding, wijl aan het tijdschriftartikel dat de Minister aan critiek onderwierp, J. Wille even onschuldig is als J. A. de Wilde: de schrijver heet J. Wils. Dit zijn intusschen bijzaken. Veel ernstiger is natuurlijk de schade, die aan de Nederlandsche taal dreigt te worden toegebracht. Is het gevaar onafwendbaar? Is de taaiverarming, waartegen de senaat waarschuwde, niet meer te keeren? Voorshands heeft evenmin als

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen