Jaarboek 1983-1984 - pagina 22

Dat stelt hoge eisen aan besturen, ook op faculteitsniveau. Er moet besluitvaardigheid worden betoond, en er zal verantwoordelijkheid genomen moeten worden voor beslissingen die gevolgen hebben voor een lange periode. Bovendien zullen die besHssingen vaak keuzen bevatten die ingaan tegen belangen van groepen en individuen. Het is nodig dat faculteiten bedacht zijn op kwaliteit en continuïteit in hun bestuur; zonder meer besturen bij toerbeurt is niet langer verantwoord. In het verslagjaar kreeg een groot aantal beslissingen zijn beslag voor de invoering van het nieuwe rangenstelsel voor wetenschappelijk personeel, volgens de BUWP (Beleidsnota universitair wetenschappelijk personeel) dd. juli 1981, strekkend tot een op lange termijn aanzienlijke bezuiniging op de universitaire personeelskosten. Het belangrijkste politieke uitgangspunt daarbij was een beëindiging van het stelsel waarbij iedere wetenschappelijk medewerker in vaste dienst bij goede beoordeling en behoorlijke wetenschappelijke produktie een loopbaan volgde tot het maximum van de schaal van wetenschappelijk hoofdmedewerker, een loopbaan van een twintigtal periodieken na het doctoraal examen. In het nieuwe stelsel is dit loopbaanbeginsel vervangen door een formatiebeginsel. Om de stelselwissehng te markeren zijn nieuwe rangen en functietyperingen ingevoerd: universitaire docenten en universitaire hoofddocenten worden onderscheiden; voor de laatste wordt dan een maximum aantal per instelling bepaald. Dit maximum per insteUing moet binnen de instelling worden gedistribueerd, net als de leerstoelen. De invoering van de BUWP en de reeds enige tijd geldende richtlijnen voor benoemingen van hoogleraren in de schalen A of B betekenen in feite een grondige herziening van de financiële positie van de wetenschappelijke staf. De na te streven omkering van de verhouding A- en B-hoogleraren, waarbij de A-hoogleraren tweederde van het totale bestand zullen gaan uitmaken, houdt in dat de A-hoogleraar als de normale positie moet worden gezien en de B-hoogleraar als een verbijzondering of zo men wil een uitzondering. Een overeenkomstige situatie gaat nu ontstaan voor de wetenschappelijk medewerkers. De carrièrelijn van de wetenschappelijk medewerkers eindigt nu bij schaal 148 in plaats van 149A zoals voorheen. Met andere woorden, de UD-functie (universitair docent) moet als de normale functie voor het wetenschappelijk personeel aan de universiteit worden gezien. Daarnaast zijn er nieuwe UHD-funciies (universitair hoofddocent) gecreëerd, waarvoor zeer hoge benoemingseisen gelden en waarvan er bovendien een bepaald aantal in de formatie mag voorkomen. Het niet benoemen tot UHD betekent dan ook geenszins een diskwalificatie van een wetenschappelijk hoofdmedewerker. Iets anders is of dit ook zo door de medewerkers wordt ervaren, en dat heeft te maken met het gegeven dat de aanwezige wetenschappelijke medewerkers in de nieuwe functies moeten worden benoemd. Het is immers ongewenst om gedurende een vrij lange periode twee systemen naast elkaar te laten bestaan. Enerzijds speelt hier de maatschappelijke waardering van de functiebenamingen hoofdmedewerker en hoofddocent een rol, anderzijds betekent het voor veel wetenschappelijk hoofdmedewerkers - die 20

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen