1947 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 26

20 levende cel E r is een gapmg tusschen door de weefsel- en celleer verstrekte gegevens en de door organische- en colloidchemie ver schafte kenni« H e t ziet er wel n a a r uit dat men met behulp van de moderne techniek binnen afzienbaren tijd deze lacune zal kunnen opvullen W e denken hierbij o a aan de onderzoekingen \ o o r den bouw van het chromosoom door C A S P E R S S O N en T I M O F E E F F R E S S O W S K Y (28) en van het protoplasma door F R E Y W Y S S L I N G In principe staat dus voor zoover we op het oogenbhk zien kunnen niets een verklaring van de g e g e v e n doelmatigheid binnen het volwassen organisme m den weg zonder dat daarbij van vitalistische hvpothesen behoeft gebruik gemaakt te worden Bij de synthese van de verkregen resultaten kan men echter, w a n n e e r de analyse nog niet ver genoeg is gevorderd nog slechts uitsluitend volgens biologische principes te werk gaan Z e e r speciaal is dit het geval bij de regulatieve processen die het geheele organisme betreffen en w a a r i n het zenuwstelsel tenminste bij de hoogere dieren een alles overheerschende rol speelt H e t ontstaan der doelmatige structuren gedurende de embryonale ontwikkeling en bij regeneratieverschijnselen is een veel moeilijker probleem D e ontwikkelmgsmechanica en de recente onderzoekingen op genetisch gebied komen tot nu toe slechts m enkele gevallen verder dan tot een zuiver biologische analyse E r is evenwel ook hier vooralsnog geen behoefte aan teleologische verklaringen Deze zouden slechts een barrière voor verder onderzoek zijn en ze zijn verder m strijd met de m i wel gefundeerde veronderstelling dat de p h y sisch-chemische wetten m het organisme volledig gelden H e t evolutieprobleem kan ik voor zoover het de macro evolutie betreft binnen het kader van dit artikel buiten beschouwing laten d a a r het niet mogelijk is het langs den experimenteelen weg te benaderen 9 H e t moeilijkste probleem w a a r de bioloog mee te maken heeft IS vermoedelijk wel de vraag n a a r de oorzaak van het feit dat het physisch-chemisch milieu waarin zich het leven afspeelt een groot aantal eigenschappen heeft die niet alleen het leven mogelijk maken maar m dit opzicht zelfs uniek zijn Strikt genomen valt ook dit vraag'^tuk buiten de experimenteele biologie feitelijk behoort het zelfs tot het terrein van astronomie geologie en physico-chemie D a a r echter de experimenteele biologie er geregeld mee te maken heeft en het probleem m tegenstelling met de macro-evolutie door observatie en gedeeltelijk zelfs experimenteel kan worden benaderd (BAAS BECKING 1 19) wil ik er toch enkele woorden aan wijden H E N D E R S O N gaat in zijn boek T h e fitness of environment" (13) uit van drie karakteristica ^ dus met van d e drie kenmerken — van het organisme gecompliceerdheid en een zekere mate van

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen