1950 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 205

GELOOF EN WETENSCHAP BIJ LYSENKO

5.

177

Het geloof van Lysenko.

De evolutie-gedachte is in haar ontstaanswijze, en in de laatste tijd komt dit weer hoe langer hoe meer tot uitdrukking, een theorie, die gefundeerd is in een geloof. (Hier wordt natuurlijk bedoeld de consequente evolutie-theorie die de afstamming van de hogere typen van de lagere en die een generatio spontanea aanvaardt). Wanneer men niet in God gelooft als de Schepper en Onderhouder van de aarde en de levende organismen en niet meer in Genesis 1 als de goddelijke openbaring, dan blijft de evolutie-leer een noodzakelijke vooronderstelling, al ontvallen haar alle directe bewijzen. Dan moet men consequent doorredenerend wel aannemen, dat er een continugenetisch verband tussen alle leven, dat ooit op aarde geweest is, bestaat en zo b.v. ook dat er een generatio spontanea mogelijk is, ja dat alle leven op deze wijze is ontstaan. De moderne Westerse biologie, die opgekomen is na het ontwerpen van de evolutie-theorie, is echter huiverig geworden dergelijke verstrekkende conclusies scherp te trekken. De individuele sterk gespecialiseerde onderzoeker is zich meestal niet bewust, dat hij altijd een schakel van de evolutieketen tot voorwerp van zijn aandacht heeft. En wanneer dan op vele punten hier en daar argumenten tegen de evolutie-theorie ontdekt worden, ziet hij niet altijd duidelijk in dat hij bezig is zijn eigen, ook helaas veelal onbewuste, wereldbeschouwing te ondergraven. Vandaar dat de enkelingen, die dit wel zien, verbeten pogingen ondernemen om door de meest onwaarschijnlijke hypothesen te trachten de grote keten weer sluitend te krijgen. Vandaar dat Adolf Meyer in zijn „Ideen und Ideale der biologischen Erkenntnis" zegt: „Wenn man an der Descendenztheorie festhalten und nicht zur alten Lehre Linné's vom ,,infinitimum ens" als dem Schöpfer aller Arten zurückkehren will, dan bleibt in der Tat nichts übrig, als nach neuen Möglichkeiten der realhistorischen Ableitung kontingenter Arttypen zu suchen". (141). Lysenko ziet dit duidelijk in. De vrije Westerse wetenschap gaat van het neutraliteitsprincipe uit. De individuele onderzoeker wil de incidentele waarheid weten. Hij is zich niet bij ieder experiment bewust, dat hij consequent evolutionist moet zijn en stelt niet bij ieder experiment het evolutionisme voorop. Hij heeft eerbied voor de feiten en tracht daarom zijn experiment zo zuiver mogelijk uit te voeren, om zodoende, met uitsluiting van alle andere mogelijk-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen