GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1951 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 136

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

120

Dr W. J. A. SCHOUTEN

voorstellen, bevindt de voornaamste planeetmassa (Jupiter) zich als een heel klein bolletje op een honderd meter afstand daarvan. Een nog sterker argument tegen de theorie, dat de planeten uit de zon zijn ontstaan, is het verschil in chemische samenstelling bij deze hemellichamen. De zon bestaat voornamelijk uit waterstof en helium, de planeten bevatten allerlei zware elementen. Hoyle meent, dat de zon oorspronkelijk een component van een dubbelster was en dat de ster die zich om de zon bewoog, uit elkaar is gespat met een zo grote hevigheid, dat de brokstukken bijna alle in de onmetelijke ruimte zijn weggeblazen, behalve een klein restant waaruit de planeten zijn gevormd. Blijkbaar was deze ster een supernova. Dit verklaart de heftigheid van de explosie en ook de scheikundige samenstelling van de planeten. Het ontstaan van een planetenstelsel uit een supernova-component van een dubbelster is een vrij zeldzame gebeurtenis, maar in de loop van de milliarden jaren die het Melkwegstelsel bestaat, zou toch een belangrijk aantal van deze stelsels zich hebben kunnen vormen. Men heeft ook berekeningen gemaakt over de veranderingen die men in de toekomst bij de zon en de andere sterren kan verwachten. Kort samengevat komt de levensloop van de meeste sterren hierop neer, dat de helderheid toeneemt zolang de waterstofvoorraad nog niet verbruikt is. Zodra dit wel het geval is, komt er verandering. De ster stort dan ineen en schrompelt samen tot een witte dwerg om later, na afkoeling, over te gaan in een zwarte dwergster. We willen nu van het Melkwegstelsel afstappen en aandacht schenken aan andere dergelijke sterrenverzamelingen, de spiraalnevels. De Andromeda-nevel is het dichtstbijzijnde van deze stelsels; hij bevindt zich op een afstand van 700.000 lichtjaren van de Melkweg. De gemiddelde onderlinge afstand van de sterrenstelsels bedraagt een millioen lichtjaren. De verhouding tussen grootte en afstand kan het beste door een model worden verduidelijkt. Als we de sterrenstelsels om hun afgeplatte vorm door een zilveren gulden voorstellen, moeten we deze guldens op afstanden van drie meter van elkaar plaatsen. Met onze grootste telescoop kunnen we tot op een afstand van een milliard lichtjaar in het heelal doordringen. In de ruimte die we zo overzien, bevinden zich 100 millioen sterrenstelsels. Willen we in ons model aangeven wat de grootste kijker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1951

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 224 Pagina's

1951 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 136

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1951

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 224 Pagina's