GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1959 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 102

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

78

J. BLOK

en systematiseren van deze gegevens en dat hij zo al ordenend een weg vindt in de eerst verwarrende hoeveelheid feiten? Dat hij dus een weg zou vinden van de veelheid van de bijzondere gevallen tot enkele algemene conclusies? Hij zou dan zuiver langs inductieve weg tot zijn resultaten komen. In enkele takken van de natuurwetenschap schijnt het wel zo te zijn; bijv. in de sterk systematische vakken op het gebied van de plant- en dierkunde lijkt het wel of de inductieve methode overheerst. Maar zelfs hier is het zeer de vraag, of de natuuronderzoeker alleen maar als onbevangen systematicus aan het werk gaat en of ook hier de methode niet veel ingewikkelder is. In de meeste gevallen is het zeer duidelijk, dat de inductieve methode niet de overhand heeft. In feite begint geen natuuronderzoeker met maar zonder meer te systematiseren of zonder meer te onderzoeken; hij zoekt steeds naar iets, hij zoekt naar een structuur die eigen is aan de objecten die hij onderzoekt. Misschien staat hem maar heel vaag voor de geest waar hij naar op zoek is, misschien tast hij mis en zoekt hij naar iets waarvan hij meent, dat het er is en dat naderhand zal blijken niet te bestaan — hoe het zij — hij zoekt naar iets. Hoe komt hij aan dat idee dat hem drijft tot dit bepaalde onderzoek? Het zal moeilijk zijn deze drijfveer te analyseren. Hier speelt de intuïtie van de onderzoeker een rol, waarmee hij meent te vatten wat nog niet aangetoond is. Vaak wordt hij daarbij geleid door analogie-beschouwingen en brengt de vergelijking van het ene deel van zijn vakwetenschapschap met het andere hem er toe ergens naar te gaan zoeken. Het is bekend hoe bij de ontwikkeling van de optica en van de elektrodynamica de analogie met de mechanica vaak tot onderzoek geïnspireerd heeft, soms met fraaie resultaten, maar ook wel met teleurstelling als gevolg. De natuuronderzoeker gaat dus op zoek naar iets dat nog niet aangetoond is. In de meeste gevallen kan hij, lettend op een uitgevoerd experiment of op een analogie binnen zijn vakgebied, dan iets formuleren in de vorm van een hypothese, bij voorkeur een eenvoudige veronderstelling die niet teveel onzekere elementen bevat, waarover de onderzoeker nog in het duister tast. Een dergelijke hypothese zou men op kunnen vatten als een klein, bescheiden stukje van het axiomastelsel, waarvan we zagen dat het zo moeilijk was op te stellen op het gebied van de natuurwetenschappen. Maar hoe bescheiden de hypothese ook is, zelden zal het mogelijk zijn deze hypothese direct met de feiten te confronteren. Het zal nodig zijn uit de hypothese verdere conclusies te trekken; de hypothese moet uitgewerkt worden met be-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1959

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 295 Pagina's

1959 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 102

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1959

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 295 Pagina's