1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 222

182

BOEKBESPREKING

erfelijke informatie zowel van het donorsemen als ook van het ovum kent Een psychologisch onderzoek van het echtpaar dat kunstmatige inseminatie donor wenst lijkt mij noodzakelijk. Bovendien acht ik een psychologische begeleiding gedurende de zwangerschap volgend op de inseminatie wenselijk. Hoewel ik mij kan voorstellen, dat m enkele zeldzame gevallen deze eugenetische methode nu en m de toekomst door echtparen gewenst wordt, geloof ik met dat deze directe eugenetische methode algemeen in zwang zal komen. Hoewel ik geen psycholoog ben, vermoed ik, dat de eisen die aan een dergelijk echtpaar psychologisch gesteld moeten worden dermate hoog zijn, dat ZIJ evenzeer m staat zullen zijn en eerder geneigd zullen zijn tot adoptie van een geboren kind dan van adoptie van een mens m potentie m zeer jong stadium. Bovendien geloof ik persoonlijk met zozeer m de wens van een echtpaar om over te gaan tot kunstmatige inseminatie donor alleen op eugenetische gronden Nog steeds blijft het voor mij een grote vraag wie de donoren moeten zijn voor de spermabanken en op welke menselijke kwaliteiten geselecteerd moet worden. Juist vanwege de grote variabiliteit van mensen zal er altijd een grote variabiliteit van wensen blijven, omtrent de samenstelling van onze toekomstige populatie. Hebben wij - artsen, anthropogenetici en biochemici - overigens wel het recht om uit te maken op welke criteria wij wensen te selecteren? Tenslotte wil ik nog heel in het kort ingaan op de aanmerking die Van Unen maakt, dat wij soms heel exact kunnen bepalen dat er een kans is van 1 op 4 dat iemands kind zal lijden aan de Chorea van Huntington. Zelfs als WIJ heel exact weten dat er een kans van 1 op 4 is, hebben WIJ m zo'n geval toch nog niet een reële mogelijkheid tot eugenese Immers bij elke conceptie opnieuw bestaat statistisch gezien opnieuw de mogelijkheid van 1 op 4, dat de ontstane zygote aanleiding zal geven tot het fenotype, waaromtrent wij advies wilden hebben De reële mogelijkheid tot eugenese is hier beperkt tot een meer of minder stringent op te volgen advies gegeven door deskundigen van een anthropogenetisch instituut m overleg met de eigen huisarts. Of de ouders dit advies zullen opvolgen en daarmee werkelijk overgaan tot eugenese, ligt niet in de handen van de anthropogeneticus. Daarom kan ik moeihjk nu eens de zwarte toog dan eens de witte jas dragend, zonder meer de evolutiewegen naar omhoog als „Evangelie" verkondigen. Temeer daar elke cultuur bepaald wordt door zijn eigen ziektebeelden. Inderdaad zullen WIJ m de toekomst dank zij de moleculaire genetica en de anthropogenetica bevrijd kunnen worden van veel lijden, maar dit houdt niet in dat ons een tijdperk staat te wachten zonder lijden, pijn en sterven. Voor het eerst m de evolutie van de mens zullen we misschien relatiestoornissen mogen opvatten als socio-somatische „ziekten". De grens tussen ziek en gezond zal meer en meer vervagen evenals de grens tussen preventieve en curatieve geneeskunde. In dit perspectief gezien wordt de eugenese voor het eerst een probleem en het is daarom inderdaad absoluut noodzakelijk, dat dit probleem gemeengoed wordt van ons allen bij het voorbereiden van onze gemeenschappelijke toekomst. Amersfoort, 6 augustus 1970

A. J. H. THIADENS

De redactie acht met het antwoord van Dr. Thiadens, met dank aan beide heren, de discussie gesloten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen