Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 119
Ten aanzien van de bibliotheek geologie leidde dit m eerste instantie tot de nodige
problemen met de bibliothecaris van de UvA Uiteindelijk bewilligde de UvA eind
1985 m de overdracht, op basis van duurzaam bruikleen, van dat deel van de col-
lectie dat geacht kon worden van direct belang te zijn voor onderwijs en onder-
zoek (door de gebruikers gesteld op ca. 70%). Pas m het voorjaar van 1988 kwam
het betreffende materiaal daadwerkelijk naar de VU over Voor wat betreft het
Geologisch Museum (waaraan ca 1.5 formatieplaats was verbonden) had de VU
aangegeven uitsluitend geïnteresseerd te zijn in dat deel van de collecties dat
rechtstreeks van betekenis was voor onderwijs en onderzoek. Ook de UvA wenste
het museum met afzonderlijk m stand te houden, maar richtte zich op de mogelijk
held het, met de Hortus Botanicus, onder te brengen binnen de te creëren
Nationale Presentatie van het Natuurhistorisch Museum Uiteindelijk, m 1986,
besloot het ministerie (WVC) de Nationale Presentatie m Leiden te situeren. De
museale delen van het Geologisch Museum zijn daarna alsnog bij Artis onder-
gebracht, terwijl waardevolle collecties uiteindelijk een plaats vonden in het
Natuurhistorisch Museum in Leiden. Een beperkt, direct voor het onderzoek nood-
zakelijk, deel van de collectie kwam uiteindelijk bij de VU terecht
Het onderwij'sprogramma
Over de opzet van het onderwijsprogramma ontstaan de nodige problemen In het ii7
kader van de invoering van de zogenaamde twee fasen structuur hebben de VSF
met ingang van de cursus 1982-'83 een nieuw onderwijsprogramma voor de,
4-jarige, l'-fase opleiding ingevoerd (van de 2'^ fase zal het uiteindelijk nooit
komen) Daarbij is men het, met zonder de nodige interne discussies, uiteindelijk
eens geworden over een gemeenschappelijke propedeuse geologie fysische geo-
grafie (zie hoofdstuk 2). Een conceptie die deels "ideologisch" is onderbouwd (uit-
gaande van een continuum van aardwetenschappen waarbinnen de geologie en
fysische geografie slechts administratief onderscheiden eenheden vormen), deels
praktisch In dat laatste opzicht ging het om enerzijds besparingen op de onder-
wijslast en anderzijds attractiviteit in de richting van in de aardwetenschappen
geïnteresseerde aankomende studenten. Die laatsten zouden, zo werd getaxeerd,
m het algemeen een onvoldoende helder beeld van de aardwetenschappen hebben
om op voorhand weloverwogen te kunnen kiezen tussen een studie in de geologie
dan wel m de fysische geografie'" De UvA-geologen wezen, vanuit een afwijkend
"ideologisch" perspectief, deze gemeenschappelijke propedeuse nadrukkelijk af
Intussen moest er iets gebeuren, want als gevolg van de taakverdelmgsbeslissing
zouden voor het studiejaar 1984/85 aan de UvA geen l^jaars studenten geologie
meer worden ingeschreven. Na intensief overleg tussen de voorzitters van de
onderwijscommissies aan VU en UvA, Griede en Rondeel, werd m het voorjaar van
1984 overeenstemming bereikt over een, per september in te voeren, in geologi-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
![Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 119](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/publicaties-vu-geschiedenis/aardwetenschappen-aan-de-vrije-universiteit-1960-2001/2005/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's