Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 46
realiteit dwingt af dat activiteiten, zowel op het terrein van het onderwijs als op
dat van bestuur en beheer, steeds moeten worden gelegitimeerd hetzij binnen de
categorie geologie hetzij binnen die van de fysische geografie^'. Medio jaren '60
had Wiggers, in nauw overleg met Engelen, conclusies getrokken ten aanzien van
de wetenschappelijke niche waarin hij vanuit zijn leerstoel wilde opereren. De
bestaande realiteit noodzaakte hem daarbij om dat te doen in termen van speciali-
saties binnen enerzijds de geologie (hydrogeologie en Kwartairgeologie) en ander-
zijds de fysische g e o g r a f i e " (hydrologie en laaglandgenese). Inhoudelijk echter
zijn, afgezien van enkele cosmetische verschillen binnen het hoofdvak en (op
grond van de bepalingen in het Academisch Statuut) verschillen in de keuze van
bijvakken, de afstudeerrichtingen hydrogeologie en hydrologie, respectievelijk
Kwartairgeologie en laaglandgenese i d e n t i e k " . In de praktijk kwam de (onderwijs)
inzet van de wetenschappelijke staf dus evenzeer ten goede aan beide categorieën:
geologie èn fysische geografie^"*. Daarmee werd het voor de hydrogeologie/hydro-
logie en de Kwartairgeologie/laaglandgenese betrekkelijk irrelevant uit welk toewij-
zingssegment stafuitbreiding en andere middelentoewijzing plaatsvond, zolang die
maar plaatsvond. Extern echter moesten bestaande behoeften verdedigd worden
op basis van staf/studenten ratio's en andere argumenten binnen het bestaande
systeem. Voor de geologie vond die discussie primair plaats binnen het Beleids-
orgaan (Wetenschappelijke Raad), voor de fysische geografie in eerste instantie
binnen de faculteit WN, later rechtstreeks met het College van Bestuur. Zowel de
WR als de hogere besturen binnen de VU waren geneigd creatief boekhouden ten
aanzien van de relatie geologie-fysische geografie bij de VSF te veronderstellen en
daarom voorzichtig in het ter beschikking stellen van middelen. Voor de VSF was
het echter, gezien de boven beschreven realiteit, in veel gevallen een feitelijke
onmogelijkheid om met betrekking tot de aanwending van middelen een scherp
onderscheid te maken tussen de geologie en de fysische geografie. Het weten-
schappelijk personeel werd (voorzover het niet de vakgroepen EPM en Paleontologie
betrof), afhankelijk van voorgeschiedenis en financieringsbron, geheel of gedeelte-
lijk, betrekkelijk arbitrair op fysische geografie dan wel op geologie geboekt. Voor
het technisch en administratief personeel waren de argumenten nog minder helder.
Deze discrepantie tussen administratieve en feitelijke werkelijkheid zou nog een
aanzienlijke bedreiging gaan vormen in de TVC-periode (1982/83). Het bestaans-
recht van de VSF dreigde in die fase primair afgemeten te worden aan de schijn-
werkelijkheid van de theoretische (beperkte) afzonderlijke omvang van de geologie
en de fysische geografie aan de VU, in plaats van aan de (ook qua volume) succes-
volle gemtegreerde VSF-werkelijkheid (zie hoofdstuk 3). Pas tegen het eind van de
jaren '80 (er is dan voor wat betreft de geologie geen sprake meer van landelijke
controle door een beleidsorgaan en in verband met de overkomst van de geologie
van de UvA zijn de VSF/Faculteit der Aardwetenschappen geruime tijd buiten het
VU-verdeelmodel gehouden) ontstaat er ruimte om binnen de eigen universiteit de
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's