Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 267
De Vrije Universiteit 1880-2005
mand in onzekerheid te verkeren over het antwoord op de vraag waaraan een vrije,
christelijke universiteit haar bestaansrecht ontleende. Ze wilde christelijke wetenschap
beoefenen, en dat werd nergens anders gedaan. Nu kwam ontwikkelingshulp aan uni-
versiteiten als centrale doelstelling daarvoor in de plaats, en dan lag het voor de hand bij
voorkeur christelijke instellingen in andere delen van de wereld te ondersteunen. Een
smal spoor was het wel. Ook bij de vervulling van deze nieuwe taken moest de Vrije Uni-
versiteit bijzonder blijven. Als zij geen product had aan te bieden dat elders niet lever-
baar was, had zij ook geen speciale reden op dit terrein te opereren. Zij handelde dan als
een gewone universiteit, die haar kennis en haar mensen ter beschikking stelde van de ar-
me landen.
DE WORSTELING MET DE GRONDSLAG
Het oude is niet in eenmaal afgestorven. Allerlei traditonele gereformeerde trekken zijn
lange tijd zichtbaar gebleven, bijvoorbeeld eerbied voor de zondagsrust bij de organisa-
tie van congressen.' En nog in 1962 wilde de studentenroeivereniging Okeanos niet
deelnemen aan wedstrijden die op zondag gehouden werden.^"^ Maar op den duur zul-
len nagenoeg al deze kenmerken verdwijnen. Over de verplichting dagelijks het eerste
college van de dag te openen met gebed blijkt in 1966 al onzekerheid te bestaan,^3 en in
1956 vervalt de oude reglementaire bepaling dat elke promovendus schriftelijk zijn in-
stemming moet betuigen met de gereformeerde grondslag.^"'* Veertig jaar eerder hadden
curatoren verklaard 'dat zonder rekening te houden met de gereformeerde beginselen,
de wetenschap niet tot haar hoogste ontwikkeling in objectieven zin kan komen'.^"5 Dan
wordt dus studie in feite als mislukt beschouwd, indien ze geleid heeft tot verzaking van
de gereformeerde beginselen. De nieuwe regeling spaarde echter gewetensconflicten en
schijnoplossingen uit. Ze gaf wel een basisconceptie van de stichters prijs, maar binnen
de nieuwe verhoudingen was die inderdaad ten dode gedoemd.
De besturende colleges hebben daar de meeste moeite mee gehad. Zij bleven tot over
de grenzen van het mogelijke vasthouden aan het oude streven, en ze probeerden dat
vooral tot uitdrukking te brengen in het benoemingsbeleid. Zo liet Donner in 1964 de se-
naat weten dat voor alle te benoemen personen de eis gold dat ze positief zouden moeten
staan tegenover het reformatorische wetenschapsideaal.^^ Toen vanuit de senaat werd
voorgesteld de Amerikaan L. Stolurov uit te nodigen voor een serie gastcolleges over de
praktijk van de geprogrammeerde instructie, achtten curatoren het wat al te gemakkelijk
geredeneerd dat 's mans levensbeschouwing voor dit technische onderwerp niet van be-
lang was. Zowel Donner als Van Nes gaven te verstaan dat het onmogelijk was 'metho-
den los te maken van de grondslagen der wetenschap'. De toestemming werd ten slotte
slechts schoorvoetend verleend.^ De binding aan de grondslag moest ook uitdrukking
vinden in gedrag en levensstijl. Een hoogleraar in de medicijnen werd nader onder-
vraagd, toen curatoren gebleken was dat hij zijn kinderen naar de openbare school stuur-
DIENENDE WETENSCHAP 19551968 263
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's