Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 26
instellingen, al snel duidelijk zijn geworden dat de VU bij realisering van de aanbe-
velingen van de Commissie-Douglas in een onmogelijke positie zou komen te ver-
keren In zijn nieuwjaarstoespraak van begin 1972 karakteriseerde Wiggers het
voorstel van de Commissie-Douglas achteraf als "eervol maar funest" De VU-subfa-
culteit dreigde buitenspel te komen staan of althans te worden gemarginaliseerd in
de verdere ontwikkeling van de geologie binnen het Nederlandse hoger onderwijs.
Een positie die sterk deed denken aan de uitgangssituatie, direct na het verschijnen
van de brief van minister Diepenhorst Er stond de VU-subfaculteit dus opnieuw
geen andere keus ter beschikking dan zich aan te sluiten bij de overige betrokken
instellingen. Bij die overige instellingen was, evenals na het verschijnen van de
brief van 27 december 1965, de verontwaardiging over wat gepercipieerd werd als
de bevoorrechte positie van de Vrije Universiteit groot. Nog steeds werd, blijkbaar,
door velen het louter fysieke voortbestaan van individuele instituten en posities,
los van onder andere de vraag naar aansluiting bij internationale ontwikkelingen
en het inspelen op maatschappelijke behoeften in binnen- en buitenland, ervaren
als de meest optimale uitkomst van het herstructureringsproces. Begin november
1970 vonden de verontwaardigde vertegenwoordigers van de openbare instellingen
en de inmiddels verontruste geologen van de VU elkaar m de spontaan tot stand
gekomen 'Commissie van Tien" (2 vertegenwoordigers van elke betrokken universi-
teit). Wat sectie Aardwetenschappen en de Commissie Verwey in jaren van moei-
24 zaam overleg met was gelukt speelde - onder druk - de Commissie van Tien, waar-
in de VU vertegenwoordigd werd door Wiggers en Nijman, binnen een maand
klaar Op 30 november 1970 werd de minister, als alternatief voor het plan van de
Commissie-Douglas, een model voor taakverdeling tussen de instellingen toege-
zonden Dit plan behelsde, kort samengevat, het volgende vergaande concentratie
m Utrecht (inclusief geofysica en geochemie, ca 85 WP), met Amsterdam (UvA, ca
25 WP -1- VU, ca 20 WP) als secundaire concentratiekern en voorts het handhaven
van kandidaatsopleidmgen in Groningen en Leiden (elk ca. 10 WP) met daaraan
gekoppeld een enkele doctoraalspeciahsatie" Medio december vindt een overleg
plaats tussen de minister en hoofdrolspelers bij de herstructurering, waaronder
naast leden van de Commissie van Tien ook de Commissie-Douglas Alle betrokke-
nen geven m dat overleg de voorkeur aan het model van de Commissie van Tien.
Een belangrijke overweging daarbij is dat dit model naar verwachting landelijk op
het grootste draagvlak mag rekenen. Een gevoelig vraagpunt blijft hoe het voorge-
stelde model te realiseren via het oprichten van een interuniversitair instituut (met
verschillende vestigingen) of door het instellen van een interuniversitair beleid-
sorgaan (zoals eerder voorgesteld door de Commissie-Verwey) met belangrijke
bevoegdheden ten opzichte van zelfstandige subfaculteiten. Over dit vraagpunt
ontspint zich in de periode januari - april 1971 nog een felle discussie. Het
Departement geeft in eerste instantie de voorkeur aan het model van een interuni-
versitair instituut met vijf vestigingen. Leiden acht dit essentieel, maar Groningen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's