Een handvol filosofen - pagina 203
Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012
1 H. van Riessen: een geharnast filosoof 199
13 Wie was wie?
Wie waren de filosofen die de gang van de gebeurtenissen in de Centrale Interfacul-
teit meebepaalden en meebeleefden? Wat wilden zij? Wat deden zij? Welke invloe-
den speelden een rol in hun doen en laten? Aan het eind van hoofdstuk IV heb ik
de 'kleine' geschiedenis geschetst van de levens van Zuidema en Smit. In dit hoofd-
stuk zullen andere hoofdrolspelers de revue passeren: Van Riessen, Van Peursen en
Troost. Jongere docenten als Van der Hoeven, Klapwijk, Bos, De Jong, De Deugd,
Aertsen en Van Olst zullen volgen. Begemann, die slechts enkele jaren aan de facul-
teit verbonden zou zijn, nam een bescheiden plaats in, evenals De Boer. In de be-
schrijving van al die individueel-menselijke of 'kleine' geschiedenissen zullen facul-
taire en universitaire gebeurtenissen worden ingeweven.
Voor de indeling van de stof hanteer ik de destijds gebruikelijke indeling van sys-
tematische en historische vakken. Een aparte paragraaf is gewijd aan de docenten
van verschillende vakfilosofïsche richtingen: Van Eikema Hommes, Meuleman,
Davidse, Blauw, Griffioen, Kirschenmann, Sanders, Metz, Broekman en Kee. Aan
het eind van dit hoofdstuk is een excurs toegevoegd over het Institute for Christian
Studies in Toronto, omdat de Centrale Interfaculteit in 1980 met dit instituut een
promotieovereenkomst sloot die (tot 2013) resulteerde in ruim vijftien promoties.
B FILOSOFEN VAN DE SYSTEMATISCHE VAKKEN
I H. van Riessen: een geharnast filosoof
Van Riessen behoorde met Zuidema en Smit tot de tweede generatie van de calvinis-
tische wijsbegeerte. Hij beschouwde deze filosofie als een 'schriftuurlijke' filosofie,
die hij wilde navolgen en nader uitwerken. Wat de navolging betreft schreef hij in
het begin van zijn proefschrift Filosofie en techniek (1949), dat zijn belangrijkste fi-
losofische onderscheidingen in hoofdzaak in de Bijbel te vinden waren. Samengevat
kwam deze Bijbelse informatie er volgens hem op neer dat de werkelijkheid waarin
de mens leeft een door God geschapen en als zodanig een geordende werkelijkheid
is, dat de natuur onderworpen is aan door God gestelde wetten, en dat de wetma-
tigheid van de onder die wetten gestelde werkelijkheid de mens met haar vertrouwd
maakt en hem in staat stelt om kennis van die wetten te krijgen.'
Wat betreft een nadere uitwerking van de calvinistische wijsbegeerte besteedde hij
aan het eind van zijn proefschrift aandacht aan de relatie tussen techniek en cultuur-
ontwikkeling, die hij uitgebreid besprak in zijn in 1952 verschenen De maatschap-
pij der toekomst - een geruchtmakend boek dat in enkele jaren vier bewerkte her-
drukken opleverde en dat vooral waarschuwingen bevatte tegen feitelijke en (zijns
inziens) te verwachten ontwikkelingen van wetenschap, techniek en samenleving.
Van Riessen signaleerde een wetenschapsopvatting die aanmatigend was, omdat zij
met haar theorieën op technologisch, sociologisch, economisch, ethisch en juridisch
terrein een beheersingsmacht over de werkelijkheid uitoefende en de menselijke
vrijheid en verantwoordelijkheid op deze terreinen bedreigde. In dit verband liet hij
I Van Riessen, Filosofie en techniek, p. 3.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013
Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013
Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's