GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wereldoorlog en theologie - pagina 17

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wereldoorlog en theologie - pagina 17

Rede uitgesproken ter gelegenheid van den Dies Natalis der Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

„gericht" opereert. De dialectiek der „Todeslinie" kan Althaus niet bevredigen. Ze verarmt en ontledigt het leven, de historie en de cultuur en dreigt door de miskenning van de immanentie het leven normloos te maken. Hij ziet in de tegenstelling tusschen God en de geschiedenis bij Barth een sceptisch-relativistische beschouwing der geschiedenis 32) en spreekt zelfs van zijn nihilistische theorie der geschiedenis. Wel erkent Althaus tegenover het evolutionisme, dat het scepticisme van Nietzsche een antithetisch recht bezat, maar tegenover Barth poneert hij, dat God maar niet de grens der historie is, maar ook haar Heer 33), hetgeen vooral openbaar wordt in de Openbaringsbeteekenis van het zedelijk gebod. Reeds daardoor mogen we niet komen tot een „skeptische Entwertung der Geschichte". Men mag niet van de methode van het relativisme uitgaan en dan het relativisme indirect als bewijs voor het Godsbestaan waardeeren. De formeele Godsgedachte van Barth onthult slechts het „neen" tot de geschiedenis en heeft geen oog voor het positieve „ja". Daardoor wordt ook de idee van het gericht zuiver formeel, geen persoonlijke daad. Het gericht „is" er in de relatie tij d-eeuwigheid. „Die Erkenntnistheorie und der Gerichtsgedanke sind im Grunde das gleiche" 34). We staan hier ongetwijfeld voor een belangrijke kritiek. Hier is reeds reactie tegen eenzijdige reactie. Althaus is reeds weer op zoek naar een „zin" der historie 35). ik zeg: op zoek naar, want ^^) ALTHAUS, Theologie und Geschiohte. Zur Auseinandersetzung mit der dialektischen Theologie. „Z. f. syst. Th." Ie jrg, pag. 746. *3) Idem, pag. 747. ^*) Idem, pag. 757. Vgl. ook ALTHAUS, Die Auferstehung der Toten. Zur Auseinandersetzung mit Karl Barth über die theologische Exegese. Theol. Aufs. I, 1929. Dit artikel is uit het jaar 1925. Zie pag. 136: „Bei Barth wirken die Overbeckschen Trümmer- und Graberfelder der Kirchengeschichte verhangnisvoll nach. 1st der Zusammenhang der Gemeinde durch die Jahrhunderte, ist die successio fidelium, an der den Reformatoren so viel lag, nur unter Todesgesetzen stehende Adamsgeschichte?" 35) Niet ten onrechte typeert SCHMIDT (Zeit und Ewigkeit, pag. 114 vv.) ALHAUS' conceptie als „Vermittlungstheologie": „Seine Antithese gilt dem harten Entweder-Oder, welches das geschichtliche und dialektische Verstandnis des Christentums durch eine unvereinbare Gegensatzlichkeit trennen will. Althaus greift zu einem „Sowohl-als-auch". Ondanks allerlei ingrijpend verschil kan men in verband met de verschillen tusschen BARTH en ALTHAUS ook denken aan de verhouding tusschen de dialectische theologie en PAUL TILLICH. Nog in 1923 noemde BARTH TILLICH een man, „der ihm über aller-

lei nicht kleine Graben hinweg immerhin noch nahe stand" (BARTH, Von der Paradoxie des „Positiven Paradoxes", „Theol. Blatt." 1923, pag. 287). Vgl. ook TILLICH over de dialectische theologie in: Die religiose Lage der Gegentvart, 1926, pag. 151 w . Allengs zien we echter den afstand tusschen BARTH en TILLICH grooter worden. De oorspronkelijke verwantschap en overeenkomst tusschen beiden ligt in de kritiek, het „gericht" van de eeuwigheid over den tijd, over alle cultuur, maar evenals voor ALTHAUS is er ook voor TILLICH tegenover den tijd niet alleen een richtend „neen", maar ook een positief „ja", waardoor de geschiedenis „zin" kan ontvangen. Hierin komt TILLICH ver van BARTH af te staan, zooals blijken kan uit een vergelijking tusschen EARTH'S begrip „Urgeschichte" en TILLICH'S kairos-idee. Over TILLICH zie men M. H. BOLKESTEIN, Iets over de Kairos-idee hij TILLICH. „Vox Theol." 7e j r g en BOLKESTEIN, De gesohiedenisphilosophie van enkele niet-dialectische theologen. Bundel: „Geschiedenis", 1944 (pag. 232 w . ) . Vgl. ook Dr K. SCHILDER, Zur Begriffsgesehiehte des Paradoxon, 1933, pag. 398 vv.

15

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 22 oktober 1945

Rectorale redes | 52 Pagina's

Wereldoorlog en theologie - pagina 17

Bekijk de hele uitgave van maandag 22 oktober 1945

Rectorale redes | 52 Pagina's