GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beteekenis van Pennings werk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis van Pennings werk.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige artikel zagen we, hoe Penning in zijn vele boeken bij voorkeur een historische stof behandelde en hoe in deze stofkeuze een element ligt van de beteekenis, die zijn werk heeft gehad en nog steeds, heeft, als christelijke volkslectuur.

Als tweede — en zeer voorname — factor komt daarbij de bewerking van die stof. Altijd is in een verhaal daaraan veel gelegen, èn om die stof goed tot haar recht te doen komen, èn om bij de lezers den smaak tot lezen te wekken, maar in 't bijzonder is dat toch het geval ten aanzien van boeken met een historisch gegeven. Voor een groot deel van de lezers — en met name voor de jongeren onder hen — moet bij zulk een verhaal de bewerking het doen, want over 't algemeen houdt men niet van , , geschiedenis". Als de vorm niet aanstonds tot lezen lokt en de belangstelling niet van meet aan gelrokken wordt, legt men gewoonlijk al heel gauw een historisch boek terzijde. Zal dus historische lectuur werkelijk dien invloed oefenen, die van haar kan uitgaan, dan is dat voor een groot deel afhankelijk van de stofbewerking.

Welnu, in die bewerking ligt juist de kracht van Penning. Want daarin, komt tot baar recht zijn meest op deji voorgrond tredende eigenschap, zijn vértel-gave.

Herhaaldelijk reeds-zagen we, hoe de kunst van vertellen hem was aangeboren. Al in de dagen, toen hij zijn kruidenierszaak dreef, in den tijd dus, dat van boekenschrijven nog geen sprake was, wist hij, hoe een verteller zijn verhaal inkleeden moet om belangstelling te vinden. Hij wist dat intuïtief en bracht het intuïtief ook' in pracfijk. En toen hij met schrijven begon, in de feuilleton-rubriek van de „Gorkumsche Courant", trokken juist door hun vorm zijn bijdragen aanstonds de aandacht. Beziet men nu uit dat oogpunt Pennings vele verhalen, dan blijkt, welke waarde daarin ligt als factor van hun beteekenis en wordt tegelijk de populariteit verklaard, die Pennings 'boeken steeds hebben genoten.

Vooreerst is er een groote levendigheid, oen bijzondere activiteit, zooals ik in het voorafgaande artikel al zeide. De lezer wordt daardoor toeschouwer; hij ziet-het gebeuren niet in woorden, die hij door eigen combinatie tot een voorstellingvan-zaken moet doen worden, maar in feiten. Zelf is hij in zekeren zin deelgenooit en van heel nabij er in betrokken.

Dan is er Pennings gave, om de verhoudingen rondom het gebeuren waarvan hij vertelt zoodanig tot werkelijkheid te maken, dat de lezer zich geheel daarin verplaatsen kan en het historisch beeld inderdaad zijn locale kleur krijgt. Bekend genoeg is het, dat in de Transvaalsche verhalen plaats-, en milieubeschrijving belangrijke elementen waren, terwijl Penning toch eerst veel later met eigen oogen het Zuid-Afrikaansche land heeft gezien. Penning had een rijk-ontwikkeld voorstellingsvermogen en dat kwam hem bij de bewerking van zijn verhalen uitnemend te pas.

Voorts kende hij het geheim van een juiste afwisseling in toon. G-eestigheid en humor kenmerken zijn verhalen evenzeer als ernst en degelijkheid en door een bijna altijd goede onderlinge verhouding van die beide blijven de verhalen steeds friseh en wordt altijd opnieuw ook voor beide de belangstelling geprikkeld. Opmerkelijk' b.v. is het, dat, terwijl de jonge lezers de snaakshöden van Blikoortje ten zeerste appreciëeren, zij de boeken der Wesselsserie toch niet „loUig" noemen, naar hun gangbare waarde-bepaling; zij verstaan dus ook den, ernst, die naast de geestigheid uit deze verhalen spreekt. En, — men prate maar eens met een jongen over „De Overwinnaar...." of „De Leeuw viin Modderspruit" — . dat ernstige "heeft evenzeer (zij het natuurlijk een andersoortigen) indruk gemaakt op de ziel; in de passages, waar Penning van geloofskracht en 'Godsbetrouwen sprak heeft men evengoed naar hem geluisterd.

Ook maakte Penning gaarne gebruik van den gesprekvorm, die altijd kleuriger is dan beschrijving en den lezer 't dichtst brengt bij de personen, die in het verhaal een rol spelen. Zoowel wanneer over hen wordt gesproken door anderen, als wanneer ze zelf aan 't woord zijn, ziet de lezer hun beeld, krijgt hij inzicht in hun karakter en persoonlijkheid, veel beter, dan wanneer de Schrijver die teekent; want in dit laatste geval blijft de voorstelling toch indirect en dus vager. Penning, die altijd en overal met menschen had gepraat, kende precies den pakkenden gesprektoon, en wist dien ook op hot goede oogenblik in zijn verhaal te brengen. Het loont de moeite eens bepaaldelijk uit dat oogpunt een of meer boeken van Penning na te gaan. Men krijgt dan een proefondervindelijke les in de techniek der vertelkunst, die immers in de juiste toepassing der onderscheidene effecten tot liaar recht komt.

Verder is er de eigenaardigheid, dat Penning altijd allerlei bijzonderheden opsnorde van den tijd, de omstandigheden, de personen, waarover hij vertelde. Met zulke vondsten decoreerde hij dan zijn verhaal overal, waar eenige decoratie gewenscht was. Hij zocht in archieven, in oude papieren, maar vooral — ik wees er eerder op — indien mogelijk onder de menschen, die, 't zij uit eigen aanschouwing, 't zij door familie overlevering, van het gebeuren of de optredende personen iets meer wisten. Zoo kreeg hij de beschikking over een aantal gegevens, moestendeels zelfs kleinigheden, die hij in zijn verbaal-geheel wist te verwerken als illustratief materiaal. .-..--

Door dit alles, waarvan de getrouwe lezer der Penningboeken de voorbeelden overal weet te vinden, kreeg Penning de stage aandacht voor het historische beeld, dat hij geven wilde en maakte hij zijn „geschiedenis"-vertellingen appetijtelijk. En dan kwamen daar nog enkele effecten bij, die verband hielden niet met de stof, maar met den persoon van den Schrijver.

Groote ervaring had hij, door zijn jarenlangen omgang met menschen en de gesteldheid van zijn karakter, in wat van bepaalde verhoudingen en gebeurhjkheden de menschen allermeest interesseert. En hij liet niet na, op die elementen in zijn verhaal het volle licht te doen vallen, op gevaar af dikwijls, dat hij belangrijker, maar minder interesseerende zaken, te weinig deed uitkomen. In sommige boeken blijven b.v. personen, die de geschiedenis als belangrijk, kent vrijwel op den achtergrond, terwijl nevenfiguren, maar die voor de lezers aantrekkelijkheid hebben, vooTtdurend voor het voetlicht staan.

Een- tweede effect, hiermee in nauw verband staande, is Pennings rijke fantasie, die het historisch materiaal omkleedde en naar dengewenschten smaak bijkleurde, zoo', dat heel het verhaal voor lederen lezer smakelijk werd. Daarbij was liij alweer sterk in het benutten van zijn kennis der volkspsyche en ook kwam hem zijn gave tot cömbineeren goed van pas. Bij betrekkelijk weinig directe gegevens (in verhalen van belegeringen, plaatselijke gebeurtenissen e.d.) wist hij uit de algemeene structuur van den tijd en door invoeging van niethistorische en toch werkelijke figuren (oen zorgzame moeder, een rappe jongensfiguur, een voortvarende burger) een heel verhaal te componeeren langs den weg 'der fantasie. En zulk een verhaal vertelde dan op boeiende wijze van een enkelen trek, dieai de Schrijver naar voren wilde brengen: de wonderlijke bestieringen Gods, een klaarblijkelijke zegen op in Gods kracht ondernomen daden, een kennelijk oordeel over zware zonden, enz. In zulke gevallen was het Pennings fantasie, die, aanknoopend bij een enkele mededeeling of eenig historisch materiaal, de verhalen deed ontstaan.

En dan was een derde effect, zeker van niet minder kracht dan de beide eerste, dat Penning zoo goed \Yist te' werken, met wat ik zou willen noemen „volksromantiek". Beter dan met een delinitie-in-woorden kan ik dat begrip omschrijven met verschijnselen er van te noemen, zooals ze in Pennings boeken veelvuldig zijn: medelijden-wekkenda oms^tandigheden, aanhankelijkheidsbetooning als vrucht van grootmoedigheid jegens den ellendige (men denke aan kaffertypen als Bezitha uit „Jan Kordaat") opoffering van zichzielf ten bate van een ander of velen tegelijk (Celliers), jonge liefde, die zwaar beproefd wordt (in bijna alle Transvaalsche boeken) enz. Dergelijke effecten van volksromantiek brengen relief in de verhalen. De lezers komen gemakkelijk in de sfeer van het gebeuren, omdat ze allerlei bekende verschijnselen zien, die ook tot hun sfeer behooren; ze krijgen daardoor sympathiën en antipathiën, die hen doen meeleven en bij het gebeuren zelf interesseeren. En ze lezen vanzelf op de eenige manier van goed lezen: zich inlevend, verwerkend, mee-voelend, begrijpend.

Ten slotte spreekt uit elk verhaal Pennings vroom gemoed en getuigt hij telkens weer vaii de kracht van het geloof, die on.der alle levensomstarldigheden als een kracht zich openbaart. Na alles wat ik over •^GTL persoon en arbeid van Penning schreef, behoeft dit laatste wel geen .afzonderlijke uiteenzitiing meer.

Zoo is dan de bewerking der stof element van de beteekenis der Penning-boeken als christelijke volkslectuur.

Nu heeft dat allfes, wat ik opsomde, ook zeker zijn zwakke zijde. Het sterk-persoonlijke van Pennings verhalen doet wel eens schade aan de objectiviteit, die tegenover historiereproductie past. Meer dan eens komen invoegingen voor in den gang van het beschrevene, die met het historisch gegeven vrijwel geen verband houden en geheel'persoonlijke reflexen zijn van den Schrijver op bepaalde denkbeelden of verhoudingen. Ook brengt de fantasie Pemung hier en daar vrij ver van zijn gegevens af, zoodat het historisch beeld veel van zijn zuiverheid inboet. Dan krijgen de romantiek'-invloeden herhaaldelijk een grooiter plaats, dan ze in werkelijkheid in het beschreven milieu zullen hebben gehad, en, direct gevolg daarvan, worden vaak. de figuren van Pennings sympathie geïdealiseerd. De Transvaalsche boeren b.v. zijn in z'n boeken stellig veel ideëeler dan ze in de 'kerkelijkheid waren en heel hun strijd staat bij Penning op een hooger plan, dan de historie kent. Van de psycho^analyse der romangestalten, hoofdzaak immers van de moderne prozaliteratuur, komt, behoudens enkele uitzonderingen (als „Olmhoeve") doorgaans weinig terecht.

Op dit alles is in de persbeschouwingen van de afzonderlijke boeken meer dan eens en terecht gewezen; hier en daar zelfs was het oorzaak, dat een boek ongunstig werd gerecenseerd. Maar de erkenning daarvan sluit toch niet uit de conclusie, die trouwens door de feiten afdoende wordt gemotiveerd, dat in de bewerking der stof, zooals die doo]' de verschillende eigenschappen van den Auteur karakteristiek is voor de Penning-boeken, een belangrijk element ligt van hun beteekenis en ook werkelijke waarde inhoudt.

Met een laatste artikel over den vorm der Penningverhalen hoop ik een volgend maal de artikelen over dit onderwerp te beëindigen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

De beteekenis van Pennings werk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's