GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een bestrijding van den Rassenwaan. De mysticus Berdjajew.

„Wie had ooit gedaclat dat wij in de morgenschemering van den nieuwsten tijd, nu wij haar grootsclie omtrekken reeds zien opdagen, een ruislocht tegen theorieën, systemen, voiken en fetaten zouden moeten houden, om het Christendom te verdedigen, om zijn waarheden te beschermen — dat wij zijn ziel, zijn be teekenis in de liis- [lorie, zijn "heilsroeping welke doorwerkt tot de voleinding der tijden, moeten verdedigen tegen rassenwaan en Jodenvervolging, die losbreken uit de hel van een eenzijdig materialisme".

Aldus uit Dr Balthazar, de Calvinistische lisschop van Debreczen (Hongarije), zijn smartelijke verbazing over den voortgang van een alles [vernietigend proces, waarvan weinigen hadden veraoed, dat het zooveel energie kon ontwikkelen. Onder den indruk van de actie, die de „Anti- |cluist van den rassenwaan en de Jodenvervolging" voert, hebben eenige bekende personen, w.o. de Igenoemde bisschop, een gemieenschappelijk ge- Ituigenis tot de menschheid gericht^), waarin de rassenleer, „welker aanhangers zichzelf verlagen Itot de primitieve categorie van het dierlijke leven", vordt veroordeeld, omdat zij ijvert voor de „godde- Jlooze en onmenschelijke heerschappij van het Ivleesch" en Gods heilige wet verwerpt. Het ge- Ituigenis wil een waarschuwing zijn tegen debooze 'invloeden van die leer, welker verbreiding een groote bedreiginjg voor het Christendom is.

Dat gevaar komtj volgens Dr Balthazar, niet in ie eerste plaats van buiten, niet van „de booze lachten der wereld", die bet Christendom steeds pp de „folterbank van de bloedige vervolgingen ppanden", en wier hevig woeden juist louterend 'verkte. W, at im het Christendom aantast, is ©en Iwoekerzwam in het inwendig weefsel, is een l, brand in het binnenste", die veel gevaarlijker is dan de uitwendig veroorzaakte wond: IGhristelij ke volken leveren zelf het „treurige bewijs, dat de liefdeleer van Jezus voor hen slechts niliilisme is". Een deel van de theologische [wetenschap in Duitschland „heeft zich vernederd om zich in dienst te stellen van den rassenwaan en de Jodenvervolging".

De Hongaarsche bisschop, wiens naam ook ander ons een goeden klank heeft, huivert bij de gedachte, dat ook maar iemand den ChristeUjken godsdienst verantwoordelijk zou stellen voor den onmenschelijken haat tegen het andere ras en Ivoor die verschrikkelijke verafgoding van het «igen ras. „Het is", zegt hij, „onzie phcht om Raderen geeslehjken band te loochenen met hen, "ue den gereinigden tempel van Jezus maken tot leen synagoge van den Satan, die onder den dek- |mantel van het Christendom het heidendom in dezen tempel binnen willen smokkelen en die aldus het Christendom in discrediet brengen. Zelfs iedere sympathiebetuiging moet hen worden onthouden". Om te bewijzen, dat de Christelijke religie niets gemeen heeft met die heidensche leer, slaat Dr Baltliazar voor zijn lezers Gods Woord open. Hij vertelt hen daaruit van de schepping en den val, en hoe God zich heeft geopenbaard aan Israël. Hij wijst hen op het genade-verbond en op den zoendood van Cliristus. Zijn krachtig geloof uit zich op een waarlijk indrukwekkende wijze: „De gansche Heilige Schrift is bij de verdediging van het Christendom een arsenaal, dat de overwinning zeker maakt Haar universeele waarheid en de genade, welke uit het Nieuwe Testament stroomt, houdt met een tweesnijdend zwaard de wacht voor de deur van ons Allerheiligste en behoedt ons voor het gevaar, dat het Christendom van de zijde van den rassenwaan en der Jodeur vervolging bedreigt met de verwoestende krachten van het heidendom".

Het zuiver Bijbelsche betoog van Dr Balthazar, neemt in het geschrift, dat het gemeenschappelijk getuigenis bevat, wel eer bijzondere plaats in. Dat getuigenis is helaas uil; heterogene deelen opgebouwd en mist daardoor — en ook door den aard van vele der deelen — alle kracht.

De inleiding van het genoemde boekje wordt gevormd door een fragment uit de werken van den Russischen wijsgeer Wladimir Solowjew (t 1900) 2), wiens panen theïstische mystiek opi talrijke jongere Russische denkers zulk een grooten invloed heeft uitgeoefend. Een van hen^ Berdja j e w 3), geeft in het geschrift een critiek op het radicale nationalisme van dezen tijd onder den titel: „Nationalisme en Veelgodendom".

ledere zin in dit stuk (dat op het verweer van den Hongaarschen bisschop volgt), is ©en uitdrukking van de wereldbeschouwing van dezen vertegenwoordiger van het Russisch-orthodoxe modernisme, wiens denken door de gnosis wordt beheerscht.

Dr Balthazar, die getuigt van zijn geloof in Christus den "Verlosser, vindt dus den mysticus Berdjajew naast zich, die elders*) zegt, dat de mensch niet door Christus, maar in Christus gered wordt, die uitdrukkelijk leert 5), dat de zin der verlossing in piiristus de verheerlijking is van de „lagere natuur" tot de h o o g e r e en ni e t de genoegdoening, voor de zonde. Berdjajew en vele andere Russische theologen veroordeelen scherp elke gedachte aan een borgtochtelijk lijden van den Heiland, zij willen van een persoonlijke vergeving en redding niets weten. „DegeesteUjke natuur van den mensch", schrijft Berdjajew, „verlangt niet naar vergeving der zonden, maar naar werkelijke overwinning en vernietiging van het kwaad, dat is naar verheerlijking der menschelijke natuur, naar een innerlijk-< doorstroomd-worden met licht". Die verheerUjking is slechts mogehjk in Christus! „In Hemj den absoluten Goddelijkeh mensch. Die zoowel op de aarde als in den hemel — in de Goddelijke Drieeenheid — Godmensch is^ wordt de m e n s c h e - lij ke natuur (d.w.z. de geestelijke, hemelschereine en niet de zondige, gevallen, oude natuur) opgeheven tot ïn het diepste Binnenste van de Goddelijke Drievuldigheid". Daarom is de verschijning van Christus niet alleen „de volkomen beweging van God tot den mensch, maar ook die van den mensch tot God", niet alleen de „definitieve geboorte van God in den mensch, maar ook die van den mensch in God". Met Christus begint een „nieuw geestelijk geslacht", het „geslacht van den geestelijken Adam", het „geslacht van Christus". In Christus geeft dat ganschegeestelijkemenschengeslacht en de gansche (in hem besloten) kosmos antwoord op de roepstem der Goddelijke liefde, op het Goddelijk verlangen naar den Mensch als naar Zijn Andere, naar Zijn Vriend'. Ziehier een moderne vorm der apokatastasis.

Het Russisch-orthodoxe Christendom heeft zich steeds gekenmerkt door een bizondere opvatting van 'de „menschwording Gods". De „verbinding van God en mensch" in den „God-menschelijken persoon van Jezus Christus" „verhief" naar zijn meening de natuur van den mensch en „vergoddelijkte" haar. „Deze centrale gedachte loopt als een levenszenuw door heel het gebied van het geloofsleven der Orthodoxe Kerk." ^)

Die Orthodoxe leer van de twee-'eenheid van God en mensch in Christus ontmoeten we, zooals reeds uit het bovenstaande is gebleken, ook bij Berdjajew, maar zij krijgt bij hem wel een bizonder karakter We krijger den indrvik, dat deze scherpe denker, het voetspoor van zijn leermeester volgend, zeer consequent de onscliriftuurlijke gedachten van de Orthodoxe theologie ontwikkelt en het Bijbelsch weefsel, waarmede zij waren omhuld, op vele plaatsen losrukt en wegwerpt. Wat de Bijbel ons leert van Jezus kon nooit een eenheid vormen met de Oostersche speculaties over den verheerlijkten kosmos en de j, vergoddelijkte menschheid". Berdjajew wil scheiding brengen: de „benauwende en knellende opvatting van de Chi'istelijke religie als een religie, waarin de nadruk valt op de p e r s o o 1 ij k e redding van den mensch", verwerpt hij geheel en al. Dit „negatieve aspekt van het verlossingsproces" heeft, volgens hem, den blik op de „positieve zijde" daarvan, op de „verheerlijking en vergoddelijking der menschelijke natuur" afgeleid en verhinderd. „De gi'oote taak van de nieuwere Orthodoxe gnosis is, dat zij de christologische, d.i. de God^ menschelijke natuur aan het licht brengt"'), dat zij het „absolute karakter" van den mensch verdedigt. Want „absoluut is de mensch, niet als biologisch wezen, maar naar zijn christologische natuur". De verschijning van Christus in de historie geeft, volgens Berdjajew en de zijnen, aan den mensch het recht om van zichzelf te zeggen, dat hij meer is dan een gewoon schepsel. Immers in ieder mensch is nu iets van het evenbeeld van den Zone Gods, deze „Christusebenbildlichkeit" behoort principieel tot zijn natuur: zij is niet een bizondere gave van de verlossende genade, maar vormt een deel van haar wezen. „Het Christendom is ontologisch met de menschelijke natuur samengegroeid" en dit „ontologische Gottestum" van den mensch is „de primaire voorwaarde waaronder aUeen het histo^ rische proces van de „Verchrisüichung", d.i. van de verheerlijking en de vergoddelijking dier natuur mogelijk is." ^)

Deze gedachten brengen als vanzelf andere voort. Christus, de absolute Mensch, is van eeuwigheid, „daarom bestaat ook de menschelijke natuur van eeuwigheid in den eeuwigen God-mensch". Dat is juist het christologische karakter van de geschapen menschelijke natuur. „Wat niet

van der eeuwigheid aan bestaat^ kan in den tijd niet verschijnen". Er is „een eeuwige Cliristus, een God-mensch, die niet alleen vanaf een bepaald oogenblik in de historie, maar van eeuwigheid met de menschheid is verbonden. En er is een eeuwig mensch, een mensch die niet alleen op grond van het historische feit der Incarnatie, maar door ©en v o o r-w e r e 1 d 1 ij k „Oer-gegeven-zijn" aan de Godheid wezenlijk aandeel had". De menschheid is niet alleen het tijdelijke, maar ook het eeuwige „Corpus Christi m y s t i c u m" en dat niet bedoeld in ©en „allegorischen zin", maar in den „meest reéelen letterlijken zin des woords".

Op jgrond van dezen, door hem aangenomen, eeuwigen band tusschen God en mensch besluit Berdjajew, dal God zonder den mensch niet bestaan kan, evenmin als de mensch zonder God. Hij brengt dit oordeel op een vreeselijke wijze onder woorden: God zonder den mensch, de onmenschelijke God, zou een Satan zijn, en niet de Drieèenige God." ^)

Geen enkele beschouwing van den Russisclien wijsgeer over de menschheid en haar historie, over het karakter en de problemen van dezen tijd mag losgemaakt worden van het fundament, waarop zijn gedachtencomplex rust. Ieder oordeel is bij hem een speciale uitdrukking van zijn geloof, iedere term heeft bij hem een eigen beteekenis, die dikwijls geheel verschilt van die welke wij er aan toekennen. Uitwendige gelijkenis gaat hier niet samen met gelijkheid van inhoud. Zijn anthropologie en kosmologie vormen één geheel met zijn theologie. Wie dat vergeet, zal hem misschien dikwijls willen volgen, maar moet dan ook ervaren, dat slechts enkele schreden voldoende zijn om het gebied te bereiken, dat geheel door zijn gnostische mystiek wordt beheerscht. Nemen we een voorbeeld. De beschrijving, die Berdjajew geeft van den atlieïstischen mensch, „die zijn geloof heeft verloren en nu een onbedwingbare neiging tot afgoderij bezit", is zeer aangrijpend. ^°) „De mensch", zegt hij, „is naar zijn wezen godsdienstig en de menschelijke ziel kan de leegte, die door het verlies der religie is ontstaan, niet verdragen. Daarom verheft de mensch alle waarden: wetenschap, kunst, moraal en sociale gerechtigheid tot afgoden, die hij met religieuzen hartstocht aanbidt". Wie denkt nu niet dat hij Bierdjajew kan volgen? Maar een oogenblik later is er reeds reden voor aarzeling, wanneer we hooren zeggen, dat de afgoderij zich bedient van de „religieuze energievormen inde mens che 1 ij ke ziel, die in den loop van het positieve religieuze leven (van de menschheid!) zijn verzameld en bewaard". De diepzinnige en ontroerende beschouwing van den Russischen mysticus over die „atheïstische afgoderij", is inderdaad de uitdrukking van zijn subjectivistisclie wijsbegeerte. „Het is", zegt hij, „de uitschakeling van de G o d s i d e e uit het m e n s c h e 1 ij k bewustz ij n", die den mensch „heeft overgeleverd aan geheimzinnige on-menschelijke energie-vormen, die hun daemonische macht nu over hem uitbreiden".

Is het niet merkwaardig, dat zoowel Berdjajew als zijn tegenstander Alfred Rosenberg, wiens rasideeën hij immers zeer scherp veroordeelt, de mystici uit vroeger eeuwen diep vereeren? Zeker, er is verschil in waardeering. Rosenberg verheft Eckehart tol den zaligen Duitschen meester, Berdjajew noemt de mystiek van Jacob Böhme de machtigste ontwikkeling van den Duitschen geest; beiden voelen zich echter weer geheel bij Silesius thuis. Dat verschil in waardeering — B. heeft wel bezwaren tegen Eckehart — is zeker niet zonder beteekenis, maar toch is de gang van die twee figuren naar de bronnen, die door de mystici worden gevoed, een bewijs dat er tenslotte zeer veel is dat hen vereenigt. Spreekt niet Rosenberg, in navolging van Eckehai-t over het „hemelrijk inwendig in ons" en verstaal ook Berdjajew niet onder den hemel „de allerdiepste laag van ons geestelijk leven" en dus een „diepere laag van bet zijn"? Welk een machtigen invloed oefent de gnostische mystiek in deze dagen op de geesten der menschen uit. Prof. VoUenhoven schrijft daarover in „De Standaard" een serie prachtige ariikelen, die ons bij de studie van denkers ails Berdjajew groote diensten bewijzen. De hoogleeraar heeft ook ©enige malen op het groote g"evaar gewezen, dat wij door den ouderlingen strijd der gnostici dikwijls verhinderd worden op te merken „hoe dicht zij tenslotte bij elkaar staan".

• Wij hebben ons ver moeten verwijderen van het boekje, dat we in het begin noemden. Maar aan nationaal-socialisme, moest wel een uiteenzetting van enkele zijner hoofdgedachten — al is zij uit den aard der zaak zeer beknopt en onvolkomen geweest — voorafgaan. W, ant — we herhalen hetgeen we in den aanvang zeiden — elke zin in die criliek is een uitdrukking van de wereldbeschouwing van dezen wijsgeer. De aanwezigheid van Dr Balthazar en Berdjajew in hetzelfde geschrift is, om in de taal der mystici te spreken, wel ©en merkwaardige „coïncidentia oppositorum". Berdjajews criliek op het nationaal-socialisme komt geheel voort uit zijn mystiek verlangen naar de hereeniging van God en wereld „in den Godmensch Christus". j, Corpus Christi mysticum zijn mensch en wereld in de metaphysische diepte van hun bestaan. Corpus Christi mysticum moeten zij in hun lijd-ruimtelijk bestaan weer worden". Die vereeniging — Berdjajew belijdt hier de Al^eenheidsleer van Solowjew — is sledits mogelijk met de menschheid-als-geheel. „De mensch kan slechts in zijn absolute totaliteit, d.i. in gemeenschap met alleUj de Godheid in zich opnemen: De Mensch-God, d.i. de mensch, die God in zich heeft opgenomen, is noodwendig collectief en universeel". 11) In en door Christus wendt zich nu hel gansche menschelijke geslacht, maar ook de gansche wereld en de gansche kosmos weer naar God toe, „zij is met de ontelbare menschenmenigte op de wentelende planeten in de zwijgende oneindigheid van de wereldruimte eerst weer thuis in het hart van den eeuwigen God-mensch." i^)

De Calvinist Balthazai- wijst de rassenleer af op grond van Gods Woord, de mysticus Berdjajew verfoeit haar omdat zij onvereenigbaar is met de Al-eenheidsidec. Een verscheuring der menschheid zal haar immers verder van God afbrengen!

We hopen den volgenden keer die criliek van Berdjajew nader te bespreken.

Tenslotte vermelden wij met ©en enkel woord de beschouwing van Prof. E m. RadI (de schrijver van het bekende boek: „Geschichte der biologischen Theorien der Neuzeit), waarin — ironie der geschiedenis — de Joodsche wijsgeer Spinoza met Nietzsche de voornaamste wegbereiders van de moderne rassenleer worden genoemd. , , Hier is de ellende van het Jodendom van deze dagen, dat het zelf geholpen heeft om de wapenen te smeden, waarmede het nu wordt geslagen." En ook de gnosis wordt als ©en uitdrukking van de „Oostersche mythe" verantwoordelijk gesteld. Berdjajew moet zich wel onbehaaglijk voelen tusschen Dr Balthazar ©n Prof. Radl.


il i T^'^ Gefahrdung des Christentums durch Rassenwahn Ra Judenverfolg-ung" (Vita Nova Verlag, Luzern).

2) Zie over Solowjew o.m.: Prof. Dr W. J. Aalders: „Mystiek", pg. 199 en het hieronder genoemde boekje van Pflenger.

3) Berdjajew is in 1922 uitgeweken en doceert sinds 1925 te Parijs.

4) en 5) Berdjajew: „Philosophic des Preien Geistes" (1930), b.v. pg. 401 en 205.

6) Zie het mooie boekje van Stefan Zankow: „Das orthodoxe Christentums des Ostens", b.v. pg. 47, en op pg. 44 zijn opmerking over het „filioque", die wij ook bij Aalders vinden (pg. 197).

7) Zie in het boekje van den Katholiek Karl Pflenger: „Geister die um Christus ringen", de stukken over Berdjajew en Solowjew.

8) Karl Pflenger: Idem, b.v. pg. 288 e.v., 292 e.a.

9) Berdjajew citeert in dit verband ook Eckeliart en (met bijzondere instemming) Silesius:

„Ich weisz dasz ohne mich Gott nicht ein Nu kann leben Werd ich zu nicht, er musz von Not den Geist aufgeben". We denken hier ook aan Rilke (t 1926): „Was wirst du tun Gott, wenn ich sterbe mit mir verlierst du deinen Sinn".

10) Berdjajew: „Wahrheit und huge des Communismus", Pg- 56.

11) Prof Aalders, idem, pg. 204.

12) Karl Pflenger, idem, pg. 301.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's