GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En daar - werd een groot teelten gezien in den hemel, namelijlc een vrouw bekleed met de zon, en de maan vi^as onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Openb. 12:1.

Een vrouw, bekieed met de zon.

Is er geen scliril contrast tusschen de Kerk van den ouden en nieuwen dag, zooals ze hier door Johannes in visionaire gestalte, onder de gedaante van een met hemelsche heerlijkheid en macht bekleede vrouw, aanschouwd wordt, èn de Kerk, zooals ze in werkelijkheid, in aardsche zwakheid, zonder gedaante of heerlijkheid, haar bestaan poogt te reklicn ?

Immers de Kerk verschijnt hier in meer dan aardschen glans. Zelfs tegen den achtergrond van den geopenden hemel is zij een grootsche, indrukwekkende gestalte. God moge een ontoegankelijk licht bewonen; zij is tocli ook bekleed met de zon, in welke geen menscli kan inblikken zonder gevaar van vcrhlinding door haar sterken glans. God moge heerschen als Opperheer; zij is ook vol heerschappij, want de maan is onder haar voeten

de maan, die door God is gesteld als een licht, tot heerschappij - des nachts, - is haar onderworpen. Gods macht wordt gesymboliseerd o.a. door den regenboog, de hare door de maan. God is de almachtige Heerscher, de over aUen tegenstand volkomen zegepralenden Al-overwinnaar; aan de Kerk is ook de zege, blijkens haar kroon van twaalf sterren.

Maar is dat nu een juiste teekening van de Kerk van den ouden dag? Was die werkelijk zoo vol van heerlijkheid en macht; volbracht die zóó zegevierend haar loop?

Een korte periode moge dit eenigermate het geval zijn geweest — in het tijdvak van David en Salomo — leefde zij overigens niet veel m-eer geknecht, dan in fiere vrijheid, in smadelijke onderworpenheid, dan in heerschappijvoering? Nog buiten beschouwing gelaten de vraag, of zij wel een wereld-beheerschende positie innam.

Vertoonde de oud-testamentische gemeente dan soms in een nauw aan den Heere verbonden leven dien goddelijken glans? Was het bondsvolk daarin < ian het afscliijnsel van Gods heerlijkheid, de gekroonde overwinnaar van de machten der duisternis ?

Wie zou dit durven beweren? Is Israels geschiedenis niet een aaneenschakeling van afkeerigheid en afval?

En toch. God heeft Israël gezien en laat het zien aan Johannes en ons — in deze heerlijke gestalte, met deze groote maclit, als zeker zegevierend. Want God zag de zwalike vrouw — ja, wel zwak — in haar Zoon, Dien zij baren zou. Dat zij Dien Zoon in zich draagt, dat is de waarachtige werkelijkheid, veel meer dan haar geknecht-zijn en haar afl-ceeriglieid; dat is haar heerlijkheid; daarin belioerscht zij de wereld, overwint zij de wereld.

De Kerlc van vandaag is trouwer in den dienst des Heeren dan eens Israël. Soms is zij pijnlijk verbaasd over zooveel ongerechtigheden, zulke gruwelen bij het oude volk. Toch ziet zij niet met minachting neer op de oudtestamentische gemeente, neen, zij eert haar, gelijk God Zelf deed, om wat het meest wezenlijke is in haar bestaan: het voortbrengen van den Christus.

Deze i s nu gekomen. Hij maakt Zich een gestalte nu in de nieuwtestamentische gemeente. Dus is nog grooter nu de heerlijkheid, macht en zegepraal van deze, van de Kerk. Zij draagt ook Christus in zich, niet slechts den komenden, maar den gekomene, niet slechts Hem, Die geen gedaante of heerlijkheid had, doch den Volheerlijke! Zoo ziet God de Kerk! En zoo moet de Kerk zichzelf zien! Ondanks al haar zwakheid en gebrekkigheid, 't Wezenlijke is, dat Christus in haar leeft. l3us heeft ze heerschappij, is haar de zege.

O Kerk, laat u die fiere belijdenis niet ontrooven, door de opdringende wereld , niet, ook niet door hen, die alleen zien de gebrokenheid van de Kerk en daarin willen roemen.

Maar uw fierheid worde nooit o-vermoed. Met de zon zijt gij bekleed, maar vrouw zijt gij, zwakke vrouw. Uw heerlijkheid is niet in uzelf; alleen in llem. Die in u leeft. Doch dat is dan ook werkelijkheid, want zoo ziet uw God u.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's