GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verschuiving.

Onderstaand artikel heeft reeds een lange reis afgelegd. Het is eerst geschreven door dhr H. Algra in „Leeuwarder Kerkbode" (classicaal), en ik vind het thans in „De (Am.) Wachter", waaruit ik het hier overneem:

Nu ongeveer dertig jaar geleden had Ds F. H. Boersma te Wirdum een interessant debat met een lid uit zijn gemeente. Er werd- door laatstgenoenide zelfs tweemaal een blauw schrift aan gewijd, dat werd volgeschreven in avonden van noesten arbeid, zoodat de nieuwe Belgische brander bedenkelijk veel petroleum verslond. En het slot van het eene opstel herinner ik mij nog zeer goed: ik hoop, dat Ds Boersma zich nu niet zal beroepen op wat Kuyper zegt, maar op wat de Schrift zegt.

De broeder, die dit schreef, was „van A., " zooals zijn gansche geslacht. En op zijn boekenhanger stonden Hellenbroek, Francken, Brakel, Nupoort, Nic. Sim. van Leeuwarden, d'Outrein en vele anderen.

Het debat met Ds Boersma ging over het verbond. En de broeder, die tegen zijn predikant in het krijt trad, betoogde, dat het verbond met Abraham een ander karakter had dan het nieuwe verbond. God sloot met Abraham een „zaadsverbond". Ook de ingeborenen des huizes en de gekochten met geld werden in het referaat behandeld. Ds Boersma daarentegen legde, aan de hand van wat Kuyper en Bavinck hem leerden, sterk den nadruk op de wezenseenheid van het verbond onder oude en nieuwe bedeeling.

De broeder, over wien het hier ging, is al heengegaan, maar anders, als Ds Boersma en hij nog eens konden praten over hun oud debat en „De Heraut en „De Reformatie" daarbij lazen, dan zouden ze zeggen; Dr-Thijs staat dichter bij br. A. en Prof. Schilder

dichter bij Ds B. En dan zouden ze hun hoofd schudden van verwondering.

Want bij dat debat in Wirdum voelden allen het zoo, dat hier een verschil tusschen A. en B. om den hoek kwam. „Broeder A. was trouw aan A en Ds B. was ingepalmd door B."

En nu—nu raakt men de kluts kwijt. Want de Kuyperianen zitten in Kampen en „De Heraut" verkondigt meeningen, die van Kuyper afwijken.

Dergelijke verschijnselen komen meer voor. Vroeger hebben Kuyper en Rutgers het er in gestampt, dat de plaatselijke kerk zelfstandig was. Daarom Gereformeerde Kerken, meervoud. Sommige A.menschen hadden moeite, om het te leeren. Maar nu—in Kampen wordt niet zonder felheid geijverd voor, het recht en de zelfstandigheid van de plaatselijke Kerk, terwijl, „De Heraut" van de lijn der Doleantie afwijkt.

Op het gebied van het „zelfonderzoek", de „kenmerken" enz. zien zij hetzelfde. Ds Van Dijk in Groningen, uit een oude A.-familie, heeft bezwaren tegen den preektrant der oude Afgescheidenen, is tegen kenmerkenonderzoek en veroordeelt vele vrome bekommeringen als ongehoorzaamheid en ongeloof. En zie, juist in de kringen van hen, die uit de Doleantie voortkomen, vindt hij den minsten bijval.

Het schijnt wel, dat Kampen veel meer Kuyperiaansch is dan Amsterdam.

Dat is voor mij een geruststelling. Want ik ben óók uit een oud A.-geslacht. En Dr Wumkes heeft geconstateerd, dat ik een echte Kuyperiaan ben. Dat is blijkens het bovenstaande geen excentriciteit; het is een normale verschuiving.

Voor velen onzer lezers is dit stukje interessant. Ze hebben door eigen ervaring kennis gemaakt met den strijd over dingen hier genoemd. Ook zij, gezien de huidige debatten, raakten de kluts wel eens kvrijt. Velen wreven zich de oogen uit en vroegen zich af: hoe heb ik het nu? Maar ook zij gevoelden, door dit alles, dat een zaak meer dan één zijde heeft.

Eenzijdige drijverij moge lang victorie kraaien, straks treedt de reactie in en een andere zijde der zaak wint veld.

„Vooizieiügheid spelen."

In het Hervormde weekblad „De Geref. Kerk" wordt «en stukje geciteerd van „het getuigenis", door Dr Oorthuys gegeven ter Hervormde synode, rakende de kwestie van de reorganisatie der Hervormde Kerk. Dr Oorthuys zegt, gelezen te hebben een meening, „in Edam geuit", die aldus „luidde":

Dit Ontwerp voert naar het Beloofde Land, waarin de kerk zijn zal en waarbinnen weer belijders wonen. Als men het afwijst, dan is het Ontwerp verloren en daarmede het Beloofde Land zelf. Doch als men er voor stemt, dan acht men zichzelf een waarachtig belijder, en dat is een overmoed, die ons geen van allen past. Het eenig juiste standpunt is dus, zich van stemmen onthouden. Men belijde eigen schuld. Men late de kerk nog veertig jaren in de woestijn ..ssfi ds .grens...van h.et.Beloof, de Land, en zoeke eerst de belijders. Dan pas zal de belijdenis der belijdende kerk gedragen worden door een volk van belijders.

Ten aanzien van dit punt nu merkt Dr Oorthuys op: •

En nu kom ik even terug op die stem uit Edam. Die stem zegt: „Men late de kerk nog veertig jaren in de woestijn... en zoeke eerst de belijders. Dan pas zal de belijdenis der belijdende kerk gedragen worden door een volk van belijders". Mijnheer de president, bij alle goede bedoeling van dit getuigenis, hier wordt het zwaartepunt alweer verlegd van God in den mensch. Neen, niet men late de kerk nog veertig jaren in de woestijn. Dat is „voorzienigheidje spelen", hetgeen ik ook dien collega verweet, die hier in Januari den eisch stelde onder het oordeel te blijven alsof wij Gods oordeelen moesten h e 1 p e n continueeren! G o d Z e 1 f zal Zijn oordeel continueeren, zoolang Hij het noodig keurt. En God Zelf zal ons weer de woestijn in drijven, vanwege ons ongeloof, voor zoolang Hij wil.

In hoofdzaak zijn we het hiermee eens. Iets andera echter staat het er mee, als Dr Oorthuys nog opmerkt:

En als er toch nog hope is, dan is het niet omdat er o^er veertig jaar of welk tijdperk ook, misschien een geestelijker, gelooviger, vertrouwbaarder volk zal zijn, met hetwelk God het dan wèl zal kunnen wagen. Als er nog hope is, dan is het omdat God toch Kanaan aan Israël beloofd heeft en geven zal, en omdat Hij spreekt: „Jozua en Kaleb, die zullen binnengaan". Jozua, dat is: Jezus, en Kaleb, dat is: hond. Ik bedoel dit niet als exegese. Het is allegorie. Maar een allegorie, die het gansche Evangelie tot uitdrukking brengt, Jozua-Kaleb, Jezus en een hond, die komen samen in Kanaan. En die Kaleb ben ik."

Hiertegenover zou ik willen opmerken, dat in alle verbonden twee deelen begrepen zijn: de belofte van in Kanaan in te gaan staat naast de verplichting om er linea recta naar toe te marcheeren, overeenkomstig de leiding van het Woord. Wie deze twee „deelen" van het verbond niet van elkander scheidt, behoeft niet te hunkeren naar de kruimkens der honden, doch wordt rijk verzadigd aan de tafel der kinderen.

Prof. Visscher contra ProJE. Visscher.

De hoogleeraar. Dr H. Visscher is redacteur van het zg. „Gereformeerd Weekblad". Daaruit citeert Dr Kaajan in „Utrechtsche Kerkbode", terwijl hij een opmerking er aan toevoegt. We geven het woord aan Dr Kaajan:

Ik kom nog even op het in mijn vorige Kroniek genoemde artikel in het „Gereformeerd Weekblad" terug. Daar wordt onder meer gezegd: „De Hervormde Gereformeerden, die nog leven uit de oude beginselen der Confessie, die gevoed worden door mannen als Comrie en a Brakel en in het algemeen door goede oude schrijvers, voelen niet de minste verwantschap met het Neo-Calvinisme. En dit gevoel is niet ongegrond, is een beginselverschil."

Ook las ik daar het volgende: „De ethischen leven uit gevoelens, de Barthianen uit zekere dialectiek, de „gereformeerden" uit hun verbondsleer. En bij deze schijnbare verschillen, is er eenheid in den achtergrond, die niet schriftuurlijk bepaald is. Deze Heeren vinden elkander".

Als men dit zoo leest, krijgt men den indruk, dat de verbondsleer een der schrikkelijkste uitvindingen van de Gereformeerden is. Een man als a Brakel zal dan ook wel tegen de Verbondsleer zijn geweest. En Prof. Dr Visscher zal zich ook wel tegen elke Verbondsbeschouwing gekeerd hebben.

Laat ik met den Hoogleeraar beginnen. Daar ik veel van de geschriften van Prof. Visscher houd, heb ik ze bijna alle in mijn bezit. Zoo ook zijn werkjes: „Stemmen uit de wolk der getuigen". Prof. Visscher beschikt over een schoonen, helderen en krachtigen stijl. Hij schrijft pittig. Laat ik hem even citeeren: „In het verbond der genade is God alles in allen. Bij Hem zijn de uitgangen des levens. Hij maakt het verbond en geeft daarin tegelijker tijd Zichzelven. Hoe wonderbaar is Zijne goedertierenheid! Wat is de mensch tegenover den almachtigen, eeuwigen God! Wat is het schepsel tegenover den Schepper, de zondaar tegenover den Heilige! En toch de Hoogste Majesteit sluit een verbond met het wederspannig kroost. Gods liefde is ondoorgrondelijk."

Verbondsleer en dialectiek naast elkaar... het begint medelijden te wekken.

Erkenning van examens.

Ds H. Th. van Munster schrijft in „Gorichemsche Kerkbode":

Onze Vrije Universiteit heeft een corps van kundige hoogleeraren. In vier faculteiten kan men examens afleggen in allerlei richtingen, welke examens door den staat worden erkend.

In een noot merkt Ds Van Munster op:

Van onze theol. hoogeschool spreken we hier niet, omdat t.o.v. haar weinig is veranderd.

Geheel duidelijk is ons dat niet. De examens der Vrije Universiteit vinden erkenning in den zg. effectus c i V i 1 i s, d.w.z. men wordt er door benoembaar in verschillende betrekkingen. Wetenschappelijk worden ze niet „erkend" door de rijksuniversiteiten, hetgeen natuurlijk respect niet uitsluit. Met de examens in de theologische faculteit staat het precies zoo er voor als met de theologische examens te Kampen.

Bijdrage tot het „probleem." van het „teksten-krij gen".

Ds D. Zemel schrijft classis Gorinchem": in „Geref. Kerkbode van de

In een dezer dagen verleend interview, waarin sprake was van veel binnenkamertjes om. buitenkamersch kwaad te bedekken, verklaarde Ds Wisse, dat hij gedwongen wei-d het beroep naar een bepaalde plaats aan te nemen, toen hem ingegeven werd het woord: Want ik heb veel volks in deze stad.

Nog altijd zijn er menschen, die zoo iets ten zeerste bewonderen. Een dominee, die aldus doet, is waarlijk door den Heere geroepen. Doch wie bij de Schriften leeft, walgt van zulk gedoe. Immers de Heilige Geest zou een geest der dwaasheid moeten zijn, indien Hij op deze wijze Zijn Woord zou toepassen. Dat blijkt aanstonds, wanneer we de situatie van den genoemden tekst en van dien beroepen predikant eens naast elkaar zetten.

Die dominee ontving het beroep van een vredige Nederlandsche stad, waar hij veilig zou kunnen leven onder de bescherming van het gezag. In die stad was reeds een kerk van Jezus Christus, zoodat hij daar tot taak zou hebben om door zijn ambtelijken arbeid die kerk te bouwen. Hij zou derhalve allerminst als zendeling of evangelist hebben op te treden.

Maar Paulus kwam in een heidensche stad, waar hem velerlei gevaar dreigde. Het eerste contact had hij te zoeken bij de Joden, die hem telkens tegenstonden, die zochten zijn dood. Ook hier, te Korinthe wederstonden zij hem en lasterden zij, zoodat hij zich van hen moest afscheiden om zich te wenden tot de Heidenen. Toen zijn prediking bij velen ingang vond beving Paulus om ons onbekende rede de groote vrees, dat zijn werk verstoord zou worden en om die vrees weg te nemen kwam de Heere met de bemoediging: Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet; Want Ik ben met u en niemand zal de hand aan u leggen om u kwaad te doen. Er dreigde dus levensgevaar voor den apostel. Maar hij zou veilig zijn onder de bescherming des Heeren. En evenmin behoefde hij te denken, dat zijn prediking van het Evangelie temidden van deze ongeloovige omgeving vruchteloos zou zijn. De Heere ging toch voort: Want Ik heb veel volks in deze stad. De kantteekeningen zeggen hiervan: De vele uitverkorenen, die door uw prediking bekeerd zullen worden. Er waren te Korinthe nog velen, nu Christus niet kennend, die door den Heere verordineerd waren om met blijdschap het Evangelie aan te nemen. Want Paulus kwam niet als beroepen dominee, doch als een apostel der Heidenen, die het fundament legde, waarop anderen verder zouden bouwen, die niet aan de kerk, maar aan de wereld Christus bracht.

Indien we letten op dit onderscheid, zou de Heilige Geest Zijn eigen Woord niet begrijpen, wanneer Hij het in dezer voege zou toepassen. Om deze oorzaak moeten we dergelijk teksten krijgen eenvoudig rangschikken onder ongeestelijken onzin.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1938

De Reformatie | 8 Pagina's