GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKLIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKLIJK LEVEN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kerken in Synode saamgekomen. (IV.)

Het is wel een heerlijk beginsel en ideaal, dat in de woorden „de kerken in Synode saamgekomen" tot uitdrukking komt, maar dat van de Gereformeerde Kerken zelfs in ons kleine Nederland niet ten volle verwezenlijkt worden kan, ook niet wanneer wij alleen maar de kerkeraden, alle de ouderlingen (inbegrepen de dienaren des Woords) te zamen nemen. Slechts door afvaardiging kunnen alle onze kerken te zamen liandelen en beslissen over onderlinge verhoudingen en gemeenschappelijke zaken.

Onze particuliere en generale Synodes zijn geene samenkomsten van kerken in Synodes, doch slechts samenkomsten of Synodes van kerkelijke afgevaardigden. Bij de classisvergaderingen hebben wij althans nog eene rechtstreeksche afvaardiging door de kerkeraden, en eene (mogelijke) voorafgaande bespreking van het agendum, met later verslag van de vergadering in eene kerkeraadszitting. Doch bij particuliere Synodes hebben wij eene getrapte, en bij generale Synodes zelfs eene dubbel getrapte verkiezing of afvaardiging. En evenmin als nu de Tweede Kamer der Staten- Generaal het Nederlandsche volk is, of eene vergadering van het Nederlandsche volk, maar slechts eene verzameling en bijeenkomst van door het Nederlandsche volk gekozen afgevaardigden, die zeer wel allerlei kunnen voorstellen en aannemen, waarvan het Nederlandsche volk eigenlijk weinig moet hebben, evenmin is eene algevaardigden-Synode eene Synode van kerken in eigenlijken zin, en evenzoo kan zulk eene Synode van kerkelijke algevaardigden zeer wel voorstellen en aannemen wat niet leeft in de kerken en niet in haar belang is, noch door haar gewenscht wordt. Onze Belijdenis, allerlei opnoemende wat niet met de Heilige Schrift gelijk gesteld mag worden, zegt dan ook: „noch de „Conciliën, decreten of besluiten. Want alle menschen „zijn uit zichzelven leugenaars en ijdeler dan de ijdel- „heid zelve. Rom. 3 : 4; Ps. 62 : 10", art. 7.

Dat zou gelden zelfs van wezenlijke kerken-Synodes. Maar het geldt niet minder van alle afgevaardigden- Synodes.

Dit systeem van samenwerking der kerken door afgevaardigden, dit stelsel van afgevaardigden-Synodes, brengt groote gevaren mede, gevaren van hiërarchie. Allereerst, dat deze afgevaardigden zich los zouden denken en gevoelen van de kerken en van wat in haar leeft, om maar te handelen naar eigen inzicht en wenschen, als waren zij die kerken zelve, en. als hadden zij maar te bepalen, wat die kerken hebben goed te vinden en te volgen.

Maar daarbij komt een ander gevaar.

Daarop werd reeds van ouds, zij het in ander verband en opzicht, door onze kerken gewezen; en dat - geschiedt telkens weer bij bevestiging van ouderlingen in hun ambt, wanneer het daartoe strekkende Formulier zegt: „Bovendien is het goed, dat bij de Dienaren des Woords zoodanige mannen tot mederegeerders gevoegd worden, ten einde daardoor uit de gemeente Gods te meer geweerd worde alle tirannie en heerschappij, die lichter kan inbreken, wanneer bij één alleen, of bij zeer weinigen, de regeering staat".

Dat wordt gezegd van kerkeraden.

Maar wanneer nu van eiken kerkeraad slechts één lid ter generale Synode zou komen, zou dit eene samenkomst worden van meer dan 700 leden. En bij de particuliere Synodes natuurlijk een getal naar het aantal kerken in die synodale districten. Maar nu komen ter generale Synode uit ons land maar een 50-tal afgevaardigden, afgezien van adviseerende leden, en afgezien van de afgevaardigden uit Duitschland, Indië, Zuid- Amerika. Dat is wel een klein getal: een 50 afgevaardigden, hij 759 kerken.

Zeker, op zichzelf is 50 wel een beteekenend aantal, 50 maal meer dan 1, maar tegenover het aantal kerken is 50 toch maar zeer weinig, en ten aanzien van het aantal belijdende leden al bizonder weinig. Wanneer bij zoo weinigen in de generale Synodes de regeling en beslissing over de onderlinge verhouding der kerken en der gemeenschappelijke zaken staat, hoe licht kan ook dan tirannie en heerschappij inbreken, die over 's Heeren kerken niet geoefend mag worden, Ook dit moet door afgevaardigden en kerken bedacht worden, opdat de afgevaardigden te meer zich hoeden om maar niet als van de kerken onafhankelij ken en boven haar staanden over haar te willen bepalen en beslissen, doch in nauwe verbinding met de kerken en met wat in haar leeft, te regelen.

Nu komt hier nog een gevaar bij, dat het te voren genoemde vergrooten kan.

De kerken hebben gezamenlijk allerlei zaken te regelen door deputaten. Wij behoeven maar te denkeii aan de Theologische School, aan de Zending, aan het verband onzer kerken met de Vrije Universiteit. Niet weinigen van deze curatoren en deputaten zijn telkens ook leden der Synodes. En dan zijn deze gedeputeerden ter Synode in meerdere qualiteit, wat voor de te behandelen zaken van beteekenis zijn kan. Als Synodeleden kunnen zij dan mede te oordeelen en te beslissen hebben over hetgeen zij in andere qualiteit zelven hebben verricht. En zij kunnen overigens als Synodeleden aanmerkelijken invloed op de behandeling van zaken, waarbij zij in andere qualiteit nauw betrokken zijn, uitoefenen. Wij behoeven maar te denken aan de veroordeeling betreffende het gaan van Ds K. van Dijk naar Wonosobo door de Synode van 1933, welke veroordeeling door die van 1936 teruggenomen moest worden, en teruggenomen is, doch met de zelfverontschuldiging, dat hier veroordeeling had plaats gevonden „uit verklaarbaar misverstand". Acta, art. 149.

Dit gevaar wordt ook vergroot, wanneer ter synodale vergadering gedurig dezelfde personen afgevaardigd worden, zoodat op Synode na Synode telkens weer in aanzienlijke getale dezelfde leden verschijnen, vooral dienaren des Woords, maar ook wel ouderlingen.

Dezen kunnen zich dan gaan gevoelen als d e mannen, die de kerken vertegenwoordigen, en als de leiders der kerken. En wat dan op de eene Synode besloten is, kan te moeilijker op eene andere teruggenomen worden, ook wanneer dit noodig zou zijn, omdat het eenige veroordeeling van eigen vroeger doen zou kunnen insluiten.

Zijn zij daarbij dan bovendien deputaten van eene vorige generale Synode, dan wordt dit gevaar van overheersching der kerken door weinigen nog weer te meer te duchten.

Dit komt evenwel niet, omdat die afgevaardigden zelven meer bloot liggen voor de verkeerdheid om te staan naar hiërarchische overheersching, dan de andere ambtsdragers en geloovigen. Maar, zooals Dr A. Kuyper zeide in een tevoren van hem gegeven citaat: „de zucht toch, om den hiërarch te spelen, schuilt... in elks hart". God heeft ons als koningen geschapen. En nu de zonde ons verdorven beeft, willen wij, ook ondanks wederbarende genade, toch dien koningsdrang doen gelden zelfs in verkeerden zin.

Wanneer alle afgevaardigden ter Synode tot de allerbeiligsten mogen bebooren, geldt toch ook van hen, wat onze Catechismus zegt, dat „ook de allerheiligsten, zoolang zij in dit leven zijn, maar een klein beginsel (hebben) dezer gehoorzaamheid", d.i. van het waarlijk in volle heiligheid leven naar Gods geboden, dus ook wanneer zij ter Synode zijn.

Daarom kleven aan het systeem van afgevaardigden- Synodes gebreken en zijn daar gevaren, die, zoowel door de afgevaardigden als door de kerken, steeds voor oogen gehouden moeten worden.

En al kan het systeem zelf van afvaardiging niet vervangen worden, zullen zoovele kerken met elkanue bare gemeenschappelijke zaken regelen en hare onderlinge verhoudingen bepalen, zoo kan toch dat systeem op verschillende wijzen toegepast worden. Er kan c behoort naar eene wijze van werking van dit systeem gezocht te worden, waarbij in meerdere of minde mate die gebreken en gevaren wel niet weggenoM'' worden, want dat is niet mogelijk op deze aarde, ma" toch naar vermogen verminderd.

Daarover echter een anderen keer.

S. GREIJDANUS

De Amerika ansche „Wachter" over Prof. Dr K. Schilder.

In de Amerik. „Wachter" van 24 Jan. j.l. laten zich enkele stemmen hooren over Prof. Dr K. Schilder en zijn spreken en werken in Amerika, waarvan hier een en ander worde medegedeeld.

Ds D. Zwier, één der vaste medewerkers van dit weekblad, schrijft o.m.: „Herhaaldelijk toch komt het weer voor den dag, dat er in Gereformeerde kringen, zoowel in Nederland als hier, nog menschen zijn, die onraad ruiken, zoodra er iemand opstaat, die te kennen geeft, dat hij het niet in elk opzicht eens is met hetgeen bijvoorbeeld Bavinck en Kuyper geleerd hebben. En dat niettegenstaande het feit, dat beide deze theologen meermalen getoond hebben, dat zij zich zeer wel bewust waren, dat zij het laatste woord niet hadden gesproken. Ik heb dat zelf meer dan eens ondervonden en kan dus uit ervaring spreken. Toen ik onlangs in zake de gemeene gratie me eenige critiek op Kuyper's voorstelling veroorloofde, kreeg ik dadelijk brieven van broeders, die vreesden, dat ik niet geheel zuiver in de leer was.

Maar ik denk hier vooral aan het alarm, dat men geblazen heeft tegen de opvattingen van Dr K. Schilder van de Theologische Hoogeschool te Kampen, dien we, zooals de lezers weten, omstreeks den tijd van het verschijnen van dit artikel alhier verwachten, wiens komst we met warme belangstelling tegemoet zien, en dien we bij dezen, zooeven in het voorbijgaan, een hartelijk: "welkom in Michigan!" wenschen toe te roepen.

Ik betreur het ten zeerste, dat er over zijn Amerikaansche reis zooveel rumoer is. Daarvoor bestond er in 't minst geen noodzaak."

Daarop laat Ds Zwier volgen, wat hij reeds vóór een jaar schreef, en waarvan hij zegt: „Zóó denk ik er nu, een jaar later, nog over... Daarom zijn we werkelijk blij, dat we Dr Schilder persoonlijk mogen ontmoeten en naar hem luisteren, ook over dit onderwerp, de gemeene gratie."

Ds E. van Halsema, eveneens een vaste medewerker van de Amerik. „Wachter", zet zijn schrijven van de i vorige week voort, en heeft het nu over Een Schilderstuk. „Nu moet ik een paar woorden wijden aan i een schilderstuk. Daarmee doel ik, er naar te raden is niet moeilijk, op de lezing, gegeven door den nog bij ons in het Oosten vertoevenden, hooggeëerden gast, Dr K. Schilder. Eigenlijk kunnen we reeds van schilderstukken, in het meervoud, spreken. Want ook heeft de professor reeds gepreekt. Volle kerken luisterden | naar zijn met kracht en vuur gesproken woord. Magi- : straal was zijn behandeling van den tekst. Verrassend : licht wierp hij op het verband. Teeder stelde hij zich ] tegenover het. Woord. Schilder, de prediker, is als j Schilder, de schrijver. De opmerkzame hoorder herkent ! den auteur in den kanselredenaar.

Vrijdagavond 13 Januari trad Dr Schilder op voor j de League of Reformed Men's Societies, in Paterson, j met het onderwerp: Christus in de Bijbelsche geschie- ' denis. '

De spreker werd geïntroduceerd als de man van de | paradox, de man, die nooit in Amerika voet aan wal i had gezet en er toch reeds geweest was, de man, wiens \ ideeën hem vooruit waren gereisd; een man, die zich j in den korten tijd van zijn verblijf alhier, had doen I kennen als een ApoUos en Jonathan; een man, wiens | geschriften hem deden kennen als man met diepen blik, een ruim evangelie, een teer gemoed; een man, die een boodschap had voor hoofd en hart en hand; een man, in wiens handen de leerstukken niet waren stukken leer, maar als waarheden vol sap en geur; een man, begroet als de gast van overzee, de Kampenaar, Nederlander, Cosmopoliet; Strijder, Bouwer, Wachter; Auteur en Redacteur; bovenal een Vriend en Broeder in Christus.

Toen nam de professor het penseel. Rn maalde een schilderstuk.

Hij deed ons zien het ééne Boek, als het boek van , de Zelfopenbaring Gods in Christus Jezus, een boek, dat om geloof vraagt, dat bij de vertelling van zijn ' geschiedenissen hooge eischen stelt, dat een bepaald licht werpt op de geschiedenis. Alle historie is door Christus bepaald en loopt niet af op "goddelooze", maar op "Christelijke" wijze. Openbaring twaalf teekent met een enkele pennestreek geheel het Oude Verbond: de draak staat voor de vrouw, die baren zal. In den strijd tusschen beest en Geest is Satan machteloos. Ook het Nieuwe Verbond staat daar geteekend door een enkele lijn: niet alleen Christus, ook de kerk, zal ten hemel varen. In de gansche geschiedenis gaat het om de Kerk, om Christus, om God. Mannen als Abraham en David moeten in het licht van Bethlehem worden geplaatst. Bij het instellen gaat het om de hoofdzaak. Cultuurkwesties zijn van ondergeschikt belang als het om den Christus gaat. De geschiedenis in de Schrift is Verbondsgeschiedenis. Abraham heeft daarin een eigen plaats, en David, en Jesaja. De geschiedenis herhaalt zich niet. Het wonder ook niet. Los Angeles, Boston, Möttlingen willen het wonder wel herhalen, maar slagen daarin niet. Bij een nieuw begin luiden de wonderklokken om de aandacht te trekken, maar als de preek begint, houdt de klok stil. We hebben nu het Woord en het sacrament, die meer voor ons zijn dan de herleving van Dorcas. Wel zal de antichrist straks wonderen doen, maar dit zijn wonderen der leugen. Zijn volgelingen moeten zien. Gods kinderen gelooven. Ook dan. De historie eindigt Christelijk en God zal zijn alles in allen.

Het doek was af. Nog enkele vragen.

tWas een koude, stormachtige avond. De sneeuwjacht hinderde het verkeer. De van heinde en ver gekomenen keerden huiswaarts, met sneeuw aan de voeten, maar met de visie van het schilderstuk in het hart."

De Hoofdredacteur, Ds H. Keegstra, schrijft een artikel over „Christ on Trial", het tweede, in het Engelsch vertaalde, deel van het groote driedeelige werk van Prof. Dr K. Schilder: „Christus in Zijn lijden". Hij prijst dit werk zeer en beveelt het warm aan. „Een weigeordende schat van waarheden is er ook in dit deel verwerkt... Dit boek is ook voor gewone, verstandige menschen heel wel genietbaar... We hopen, dat dit werk een ruim debiet in ons land vinde. Daar zijn vele werken en werkjes geschreven over de lijdensgeschiedenis... Passie-preeken en - meditaties, waarin wel van alles en nog wat van Judas, Petrus, Annas, Kajafas, Pilatus, Herodes en velen meer en... ja ook wel veel liefs en medelij den-wekkends van Jezus geschreven is, maar zonder den ondergrond van de waarheid der voldoening en van Gods verlossingsplan in Zijn eeuwigen raad, geven mij gewoonlijk meer ergernis dan stichting.

Daarom verheugen we ons in deze vertaling van het werk van Dr Schilder".

Hij herhaalt in dit artikel wat hij vei'leden jaar bij het verschijnen van het eerste deel in het Engelsch schreef. „Dit werk heeft voortreffelijkheden boven de meeste andere van dat soort. Daarin is getrouwe uitlegging (expositie) van het Woord met een exegetische nauwkeurigheid, die voor de beste commentaren niet onder doet. De lijdensgeschiedenis wordt tot in hare fijnste bijzonderheden op schitterende wijze voorgesteld..."

S. GREIJDANUS.

De Groote Cateehismus van Zacharias Ursinns. (XXII.)

218. Daar wij dan zelfs niet bekwaam zijn om, iets goeds, als uit onszelven, te denken, zullen wij ons dan maar ondcrtusschen zoolang overgeven aan ongeloof en andere zonden, terwijl wij afwachten of wij door den Heiligen Geest tot verbetering zidlen voortgesleept worden?

Zoo moet men niet doen; en geen enkele uitverkorene doet zóó.

Ten eerste toch, als wij zóó doen, veroordeelt ons ons geweten.

Ten tweede, indien God ons, terwijl wij in ons opzet om te zondigen volharden, uit dit leven wegneemt, gaan wij voor eeuwig verloren.

Ten derde, de H. Geest sleurt ons niet mee of dwingt ons niet, tegen wil en dank, om te gelooven en ons te bekeeren; maar door het gehoorde en overdachte Woord Gods, vernieuwt en beweegt Hij onzen wil en ons hart, zoodat wij van ganscher harte begeeren door Hem geregeerd te worden.

219. Maar wanneer dan volstrekt alleen zalig worden, die God van eeuwigheid tot de zaligheid heeft uitverkoren, hoe kunt gij vast weten, dat de belofte der genade op u slaat ^), daar gij niet weet, of gij uitverkoren zijt?

Dat kan ik zeker weten, omdat ik de genade Gods, mij aangeboden, met een waar geloof omhels; hieruit, als uit den zekersten bewijsgrond^), weet ik, dat ik door God tot het eeuwige leven ben uitverkoren, en altijd (daartoe) moet bewaard worden'-"). Want indien God mij niet van eeuwigheid verkoren had, zou Hij mij nooit met den Geest der aanneming begiftigd hebben").

220. Maar hoe kunt gij door het geloof de beloofde genade op uzelf toepassen ^^), daar gij met zoovele zonden, op zóó velerlei manier, besmet zijt?

Ten eerste, omdat God Zijn barmhartigheid aldus geopenbaard heeft, dat Hij alle zonden aan wie gelooft wil vergeven, hoevele en hoe groot ze ook wezen mogen.

Ten tweede, omdat de verdienste van Christus oneindig grooter is dan alle zonden niet slechts van mij, maar ook van alle menschen.

Ten derde, omdat God mij voorschrijft, dat ik zal gelooven in Christus, hoeveel ik ook moge gezondigd hebben; en tevens verzekert, dat niet-gelooven een zonde is grooter dan alle andere, die door eenig mensch kunnen bedreven worden").

Juist om deze reden dus, dat ik mijn God met zóó groote en zóó vele zonden beleedigd heb, zal ik niet óók nog deze verreweg grootste zonde er bij voegen, dat ik als een ondankbare Zijn barmhartigheid en het voor mij vergoten bloed van den Zone Gods zal vertreden.

G. B.

Kerkelijke Statistiek.

Van verschillende zijden ontving de redactie blijken van belangstelling voor het artikel van A. M. L. over de kerkelijke statistiek, voorkomende in het Oudejaarsnummer van ons blad.

Met het oog daarop wordt thans meegedeeld, dat de schrijver van het artikel is de heer A. M. Lindeboom, Van Blankenburgstraat 11, Den Haag, die gaarne eventueele op- en aanmerkingen over zijn artikel zal ont­

vangen.

L. D.

Hulp opleiding predikant Argentinië.

Het is met dankbaarheid, dat we ook deze week weer een gift mogen verantwoorden. Er kwam namelijk per girobiljet-no. 41 een gift van ƒ5, — „voor Student Argentinië", afkomstig van N. N. te B.

Hartelijk dank voor dit blijk van belangstelling! We herinneren woer aan het gironummer van Prof.

Schilder: 127278.

L. DOEKES.


8) quomodo statuere potes promissionem gratiae ad te perinere?

9) tanquam certissimo argumento.

10) et perpetuo servandum esse.

U) Ursinus ziet dus in het geloof self het bewijs der uitverldczing en 't bewijs, dat ons den Geest der aanneming is geschonken.

12) tibi applicare promissam gratiam.

13) Ursinus acht ongeloof dus niet een kleine zonde, maar de grootste zonde. Velen verstaan dit tegenwoordig niet meer. Twijfelen aan Gods beloften wordt vergoelijkt, door sommigen zelfs als een kenmerk gezien, dat men het zeer ernstig neemt. Ursinus noemt het echter een peccattim longe maximum als wij in ongeloof Gods barmhartigheid en 't bloed van Christus vertreden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKLIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's