GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de maat van de ongerechtigheid der Amorieten is tot hiertoe nog niet vol. i) Gen. 15 : 16.

Gesraard, - maar niet uit gemeene gratie

In het jaar 1732 gaf Pierre Husson de preek uit, die de Haagsche predikant Jacques Saurin — lievelingsthema van Van Oosterzee — had nagelaten over den tekst, dien we hierboven afdrukten. De preek viel al dadelijk met de deur in huis: Zij opende met het woord uit Prediker 8:11: omdat niet

haastig het oordeel over de booze daad komt, daarom is het hart des menschen in hem vol om kwaad te doen. En als de redenaar tot zijn eigenlijke thema komt, is dit zijn korte program-aankondiging: je me propose aujourd'hui, mes Frères, de travailler a dissiper les sombres nuages, que votrc sécurité répond sur les vues d'un Dieu, qui attend Ie Pécheur ...

Eenige eeuwen later zou de hoogleeraar Greijdanus de vraag stellen, of ten overstaan van een dergelijk schriftwoord het blijven-voortbestaan van menschen en volken nog wel als (algemeene) ge' nade te betitelen was, en zou in Amerika de predikant Ds G. Hoeksema, door een gemeene-gratietheologie uit zijn ambt ontzet, openlijk zijn blijdschap daarover uitspreken.

Inderdaad, de wijze, waarop in het boek Genesis het voortbestaan der Amorieten door den spreken- . den God zelf van de hoogte van Zijn raadsplan uit belicht wordt, geeft ons alles te denken. Ook in onzen eigen tijd. We hebben weer lucht gekregen; de vijand is verslagen, de weg ligt weer open, de natie herrijst. Wc zijn er nog. Maar — is dat genade? Of is ons blijven voortbestaan als natie misschien middel tot voltrekking aan die natie van het raadsbesluit tot algeheel verderf?

Noem die vraag niet wreed, en haar adres •— het kerkelijke — niet verkeerd. Amorieten wonen niet zoo heel ver van de kerk af. Was het niet tot de kerk, dat de profeet Ezechiël de harde woorden sprak (16 : 3): „uw vader was een Amoriet? " De Amorieten behooren tot die groepen, die „aan het Kanaanietische leven zijn signatuur hebben gegeven" (Noordtzij, A., s.v.), nauw verwant waren met de Hebreen, Sihon en Og behooren een Amorietisch rijk toe, Amrafel volgens sommigen ook, en „in het Westjordaansche vormen zij de overheerschende bevolking, wanneer Israël onder Jozua binnentrekt" (dezelfde). De Amorieten hebben dan ook op Israël hun fatale stempel in menig opzicht gesteld. „Wij hebben Abraham tot een vader", pocht het vleesch. „Uw vader was een Amoriet", zoo snijdt de stem van den Geest.

Neen, neen, schuif het lastige thema niet van u af, onder opmerking, dat gij geen Amoriet, doch een verbondskind zijt. Weet ge niet, dat juist bij de treffende acte der verbondssluiting met Abraham God de Heere dien Amoriet ter sprake heeft gebracht? Immers in Genesis 15: het hoofdstuk van die theophanie, waarin de Verbondsgod Abraham verscheen in het droomgezicht van een brandende fakkel, die tusschen de stukken van de geslachte offerdieren doortrok — symbool der aanvaarding van den bondsplicht door God zelf? In die ure sprak God tot Abraham: gij zult wel de vader der geloovigen worden, gij zult wel in den bondskring de vaderplaats mogen innemen en wel heb Ik aan uw kinderen dit mooie land, thans door de Amorieten bewoond, tot een erfenis gegeven. Maar gij moet nu niet zeggen: mijn kinderen hebben de belofte, de schenking-in-belofte, van het Amoritenland, van Kanaan; derhalve zal ik hen „houden voor" kinderen, die reeds het land Kanaan in concreet, in actueel bezit HEBBEN gekregen. Neen, neen. Abraham. Sc/ienAin^-in-belofte is wel meer dan een aanbod; veel en veel meer. Maar, ze is toch ook heel iets anders dan mededeeling-in-de-werkelijkheid-det-existentie. Beschouw uw kinderen als rechthebbers op die belofte; behandel, bejegen hen ook als zoodanig. Maar houd ze niet voor zulken, aan wie het land reeds in handen IS gevallen, want — dat zal nog enkele eeuwen duren. De Amoriet wordt nog niet dadelijk uit de bezitting verdreven. Zijn zondemaat is nog niet vol. Hij mag nog ploegen en eggen en zaaien en oogsten hier. Mijn zon zal nog op zijn akkers schijnen, Mijn regen er nog op vallen. Hij zal zelfs uw kinderen, als ze straks onder Jozua eindelijk dit land in ACTUEEL bezit krijgen, veelszins tot zonde verleiden, hen verontreinigen en doen struikelen, en Ik zal zelfs eenmaal hun hoogmoed breken, door hen toe te roepen: uw vader, dat was niet die Abraham, wiens geloof gij verlaten hebt, maar dat was die Amoriet, wiens afgoderij u tot bondsbreuk verleidde. Ja, Ik zal mijn Zoon eenmaal zenden, dien Ik door den Geest den mond zal openpersen tot dit allerhardste woord: gij zijt uit den vader, den Amoriet? Ja, maar daarmee dan ook uit den vader den duivel (Joh. 8).

Het is ons nuttig, aan deze woorden te gedenken. De natie is er nog. Maar bestaan is nog geen leven. Voortbestaan is substract zoowel voor de voltrekking van Gods besluit der verkiezing, alsook voor de ten-uitvoer-legging van zijn decreet van verwerping.

Dat weet de Amoriet niet. Hij kent niet de „schauerliche, unheimliche" 2), de huiveringwekkende beteekenis van dit woord, dat immers tot Abraham gezegd werd, en dat Calvijn deed spreken van een horribel besluit. Maar wij zijn Abrahams nageslacht, wij, aan wie de openbaring doorgegeven is. Wij weten dat dus wél. Wij hebben geen recht, het weg-te-werken onder een schematische hanteering van den gemeene-graiie-term. Want genade is het , , bestaan" niet. Oordeel evenmin. Het is slechts substract voor die beide. Van welk van die beide het dit is, dat zal de dag openbaren, als het door vuur ontdekt is.

Er ligt een horribel besluit over „herrijzend Nederland". Amorieten en humanistische Nederlanders als t? o/A: sgenooten liggen tenslotte in hetzelfde vlak. Slechts Gods bondgenooten liggen in een ander.

Die bondgenooten hebben belofte van een eeuwig Kanaan. Maar eerst door vele beproevingen heen kunnen zij daar binnengaan. En vóór het zoover is, zal de profetenstem nog menigmaal hun tegen-dreunen: uw vader was een Amoriet, een N.S.B.-er, een communist, een personalist, een pantheïst, een humanist, een totalitaire-staatsmaniak, een verbroederingsnivellist, een autark, een heiden-in-het-diepst-van-zijn-gedachten. Die heidenen zwermen vandaag om ons heen. Christendom en humanisme willen zij verbinden. Antithese en synthese willen zij gelijkschakelen. Zij zullen van Abrahams zaad nog velen verleiden, en veel Kamerzetels hun ontnemen. Het zal zoolang duren tot hun maat vol is.

En ook .— de maat van al wie op hen vertrouwt. Ze komen in èèn familiegraf: uw vader was een Amoriet en ieder wordt tot zijn vaderen verzameld. Daarom, Israël, vertrouw gij op den Heere. Hij is hun hulp en hun schild. Houd gij het verbond hoog. En, waar eeuwig Kanaan u geschonken is in de belofte, geloof daar, en bekeer u, opdat de schenking in belofte te zijner tijd plaats make voor het aanvaarden van het erfgoed metterdaad. Speculeer niet over het bestaan als over gratie, doch geloof-en-leef, en blijf bij de geopenbaarde toe­

zegging.


1) Vertaling Dr G. Ch. Aalders.

2) Gunkel, H.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1945

De Reformatie | 8 Pagina's