GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OM HET HART DER REFORMATIE, XIV.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OM HET HART DER REFORMATIE, XIV.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het woord bevat alle beloften Gods, en het geloof neemt ze alle aan. De inhoud van het woord is Christus, de gansche Christus Dr H. Bavinck.

DE STEM VAN SCHOLTE—WORWISER.

Nadat in de publieke discussie over doop en doopsbediening eerst de ouderlingen Smeedes en Drukker als schildknapen van Scholte en De Cock zijn opgetreden, verschijnen tenslotte ook de beide kampioenen, Scholte en De Cock, zelf op het. strijdtooneel.

Wij zullen ook hun geschriften objectief en zorgvuldig bespreken. We moeten immers vóór alles de feiten kennen. We moeten precies weten hoe de leidende figuren onder de Afgescheidenen dachten, We zullen dan aan het eind wel zien wat voor een schilderij dr Smilde van de oudste Afgescheidenen en hun eerste synodes ontwierp. Nu reeds noteeren we, dat hij de beide door ons besproken publicaties zelfs niet bij name noemt, terwijl ze toch onder de auspiciën van Scholte en De Cock zelf in het licht werden gezonden! Hij kikt ook niet over het boekje, dat we nu zullen bespreken.

Weet U nog wel, waarde lezer, dat prof. Dijk zoo stellig en verzekerd kwam op te merken — hij had de zaak immers zelf bestudeerd — dat dr Smilde „niets over het hoofd ziet en alle gegevens in het onderzoek betrekt"? Ik geloof, dat prof. Dijk, toen hij dit schreef, niet „Met vasten gang"'het pad der wetenschap betrad. En dr Smilde deed het ook niet, toen hij dit alles buiten beschouwing liet!

We gaan nu over tot de bespreking van nieuwe publicatie in den bewogen dogmatischen strijd.

Het is: B ij dragen ter bevordering der regte kennis aangaande de leer en praktijk des Heiligen Do-ops, Uitgegeven door H. P. Scholte, Bedienaar des Goddelijken Woords. Te Amsterdam, bij H. Höveker 1837. Het boekje is behoorlijk kerkelijk goedgekeurd door de , , Visitatores Librorum" van Noord Brabant (Gezelle Meerburg), Zuid-& Noord-Holland.

Het keurig uitgegeven geschrift begint met een Inleiding van Scholte.

Hij vertelt daarin, dat hij reeds lang van plan was , , een stukje over de leer en de praktijk des H. Doops door den druk gemeen te maken", ten einde „het regte begrip" van dat „gewigtige leerstuk" te bevorderen. Het was van den beginne af zijn praktijk geweest de kerk , , te reformeren naar Gods Woord". Dit werd ook openbaar in de bediening van den doop aan jonge kinderen. Nimmer kon Scholte „het voor God verantwoorden, om het teeken en zegel van Gods genadeverbond aan bekende ongeloovigen of aan hunne kinderen toe te dienen". •') Scholte spreekt er dan zijn verbazing over uit, dat hij hierom door velen werd aangezien als , , een uitspruitsel van velerlei dwalingen en ketterijen". Dat hij vanwege deze doopspraktijk door de vijanden van Gods volk miskend en veracht werd, verwonderde hem niet. Maar het bevreemdde hem wèl, „dat menschen, die openbaar betuigd hebben, vereenigd te zijn met het werk der reformatie, dat de Heere in onze dagen, zoo wel als in de dagen onzer vaderen, gewrocht heeft, nogtans de p r a k t ij k tegenstaan, ja, soms lasteren, welke noodwendig moet gezien worden, zal de reformatie niet alleen bestaan in woorden of klanken, maar ook openbaar worden in daden". 2)

Hoewel hij dus van plan was een uiteenzetting van , , de leer des heiligen doops" te geven, was hij tot dusver wegens veelvuldige ambtsbezigheden, een doodelijke ziekte en voortdurende zwakheid steeds verhinderd zijn belofte te vervullen en zijn voornemen ten uitvoer te leggen. Toch blijft Scholte zijn plan vasthouden! Temeer omdat pas het boekje van Drukker verschenen was. Dat vooral deed hem „de noodzakelijkheid inzien eener eenvoudige en bescheidene teregtwijzing van de verwarde denkbeelden over het leerstuk der Kerk en Sacramenten, lidmaatschap en Christelijke tucht”.

Daar Scholte evenwel nog steeds met velerlei arbeid overladen is „deed het hem „bijzonder genoegen", dat een ouderling der Afgescheiden Kerken de weerlegging van Drukker's betoog op zich wilde nemen. Deze ouderling bood zijn opstel eerst ter plaatsing in „De Reformatie" aan. Maar de redactie van dat tijdschrift besloot na het artikel van Smeedes geen nieuwe bijdragen over de kwestie van de doopsbediening in haar blad op te nemen. En daarom vroeg en verkreeg Scholte van den schrijver de vrijheid om wat hij had geschreven afzonderlijk, als aparte brochure uit te geven.-3)

Behalve deze mededeelingen over het ontstaan van de brochure, lanceert Scholte in zijn Inleiding óók nog enkele opmerkingen welke rechtstreeks de in geding zijnde kwestie raken.

We zullen die, om Scholte's kijk op de zaak zoo juist mogelijk weer te geven, hier eveneens doorgeven.

Vooreerst wijst hij een misverstand af. Hij schrijft namelijk: „Tot nadere inlichting ben ik verpligt te betuigen, dat de personen, tegen welke het boekje van DRUKKER gerigt is, niet meenen, dat de

belofte Gods zich alleen uitstrekt tot het kroost van naastgeloovige ouders. Zij zijn ten volle overtuigd dat de beloften zich nog uitstrekken tot het afgevallen kroost van ABRAHAM naar den vleesche, en op grond dier overtuiging verwachten zij, dat op 'sHeeren tijd ook dat nakroost, tot den Heere bekeerd, zal zien in welken zij gestoken hebben, Joh. XIX : 37, en het beloofde zaad ABRAHAMS, Gal. III : 16, 19, als hunnen Zaligmaker zal erkennen. Zij zijn echter tevens overtuigd, dat geen dienaar CHRISTI en uitdeeler der verborgenheden Gods, het teeken en zegel van Gods genadeverbond vermag toe te dienen, dan aan de zoodanigen, voor welke niet alleen mogelijkheid is, j)m eenmaal in het verbond Gods opgenomen te worden, maar die ook tevens de uitwendige bewijzen medebrengen, van, indien het inwendig alzoo is, gelijk het uitwendig blijkt, in het verbond opgenomen te zijn". 4)

En ten aanzien van het eigenlijke punt van geschil, n.l. de vraag: aan wie moet de doop worden toebediend, schrijft hij: Wij zijn overtuigd, , , dat de H. Doop moet toegediend worden aan allen, die op belijdenis en wandel erkend zijn als geloovigen, dadelijk onderscheiden van de wereld, het zij die wereld zich openbaart in valsche godsdienst, het zij in openbare ongodisterij en uitgieting vaii allerlei goddeloosheid. Is die onderscheiding geveinsd, hebben zij inwendig in het harte het geloof niet, hetwelk zij met den mond belijden, dan zijn zij voor de dienaars van CHRISTUS in de gemeente bedekten, hypocriten, en deze dienaars zijn dan niet verantwoordelijk voor de ontheiliging van het verbond, dewijl het aan hen niet toebetrouwd is, om over het hart te oordeelen, daar de Heere dit aan zich zelven heeft voorbehouden. Zij zijn tevens overtuigd, dat de H. Doop ook moet bediend worden aan de kinderen der geloovigen, en daarom wenschen zij niet weder een half Mennistendom in te voeren; integendeel zijn zij de krachtigste tegenstanders van de leer en praktijk van het Mennistendom, betrekkelijk de bediening des Doops aan de jonge kinderen der geloovigen; dewijl zij overtuigd zijn, dat iemand die, als lidmaat der Kerk erkend zijnde, zijne kinderen zoude onttrekken aan de bediening van het teeken en zegel van Gods genadeverbond, als verachter van Gods ordonnantiën en genade verbond, behoort vermaand, en bij verharding daartegen, van de gemeenschap der Kerk van CHRISTUS afgesneden te worden, tot op zijne bekeering, en derhalve als heiden en tollenaar behandeld". 5)

Soholte wil de gezonde leer en praktijk der vaderen vasthouden. Maar: , , de gezonde leer onzer vaderen is openbaar in de publieke belijdenisschriften onzer Kerk, en zoo lang het niet bewezen is, dat die leer in strijd is met Gods getuigenis, dan mag en moet die leer gezond genoemd worden. Om hunne p r a k t ij k gezond te kminen noemen, moet men uit de geschiedenis weten, dat hunne praktijk met hunne leer overeenkwam. Alle praktijk, welke daarmede niet overeenkwam, is ongezopd; en dat ongezonde moet hersteld, moet gezond worden, en anders brengt de ongezondheid, verergering der ziekte en eindelijk eene onherstelbare doodskwaal te weeg".6)

Met deze Inleiding — en den bekenden brief van Calvijn aan Parel over de bediening van den doop aan het kind van een vrouw, die door haar moeder aan een roomschen man is uitgehuwelijkt als bijlage — zendt Scholte nu de verhandeling van den ouderling in het licht.

Hij is er buitengewoon mee in de wolken. „Het tegenwoordige werkje — zoo schrijft hij ^^ geef ik uit, het aanmerkende alsof het uit mijne pen gevloeid is, en ik verzoek dat men het ook als zoodanig aanmerke. Mij was het aangenaam, dat een mijner medeouderlingen, na een grondig onderzoek, zijn bescheiden en zeer gematigd oordeel openbaar maakte, dewijl daardoor tevens openbaar wordt, dat de overeenstemming der Ouderlingen in de provinciën, waar ik als Herder en Leeraar werkzaam ben, geen gevolg is van een misleiden en in slaap wiegen, maar van een eigen en onafhankelijk onderzoek des Goddelijken Woords, en der belijdenisschriften onzer Kerk".7)

Het „stukje" drukt „in alle opzigten" Scholte's „eigen gevoelen" uit. Het kan beschouwd worden , , als hadde (hij) het zelf geschreven". , , De lezer — aldus Scholte — heeft dus in dit stukje eene korte blootlegging van mijne denkbeelden; die wel voor uitbreiding vatbaar zijn, doch niet duidelijker door mij zelven uitgedrukt kunnen worden. De lezer kan tevens uit dit stukje, door een' onzer Ouderlingen geheel vrij geschreven, duidelijk leeren, dat men niet op de Hoogeschool behoeft te studeeren, om klare en dmdelijke, niet gedurig tegen elkander strijdende denkbeelden over de leer en praktijk des H. Doops te hebben. Men kan er uit leeren, dat men naauwgezet kan zijn in de bediening, zonder L a b a d i s t, vrij kan zijn van alle menschelijke systemata, zonder Indepen de nt te worden. Ook kan men er uit leeren, dat men eene Bijbelsche, met onze Formulieren van eenigheid op het naauwst vereenigde leer en praktijk des H. Doops kan voorstaan, en daarom ook weigeren om kinderen te doopen, anders dan van Christenen, van geloovigen in den Heere CHRISTO, zonder een half Mennistendom in te voeren". 8)

Na zoo'n inleiding moet men wel zeer benieuwd zijn den ouderling te leeren kennen, die zoo door Scholte wordt geëerd en zoo voortreffelijk Scholte's eigen ideeën vertolkt. Zijn naam staat onder het afgedrukte opstel, het is niemand minder dan J. A. W o r m s e r, de bekende deurwaarder, ouderUng bij de Afgescheiden Kerk van Amsterdam.


1) p. III/IV.

2) p. IV/V; 3) p. VI.

4) p. IX.

5) p. X; 6) p. XI.

7) p. XlI/XIII; 8) p. VII/VIII.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

OM HET HART DER REFORMATIE, XIV.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's