GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? V.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? V.

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

In onze voorgaande artikelen lieten we zien, wat de synodocratische vier-formulieren-gemeenschap zooal heeft goedgevonden, of goedgekeurd, of althans verdragen en „geslikt" van den kant der kerkelijkrevolutionairen in Indië.

Thans willen we ons gaan bezig houden met de vraag, tot wat voor conclusies de zendingsmenschen zooal gekomen zijn in hun samenspreking met „de" „kerken van Indonesië en „de" kerken in Nederland (d.w.z. óók de Herv. Kerk).

Ook daaruit kan men den geest proeven! En ook daarbij dringt zich de vergelijking op met 1944.

Men dient bij de lezing zich te realiseeren, dat met „DE" kerken in Indonesië heelemaal niet meer bedoeld zijn de door de gereformeerde zending geplante kerken, doch dat complex van allerlei kleur, dat ligt „in het gebied" (!) van de DeWan Permoesja-waratan Geredja, d.w.z. den Raad van Kerken in Indonesië; en eveneens, dat met , , de" kerken in Nederland bedoeld zijn de Hervormde Kerk èn het gezelschap, dat een preekstoel heeft voor Verkuylen niet voor „cand. Schilder". Let er op, dat die Raad van Kerken een „ g eb i e d " heeft. Ziet U kans om dat woord anders te verklaren dan „totalitair"?

We doen slechts grepen. Zoo lezen we (onder Hoofdstuk I):

„Het wezen van de verkondiging van het Evangelie is, dat Jezus Christus zelf Zijn gemeente vergadert". Als er geen Barthianen in de buurt waren, zouden we er allicht over heen loopen. Nu kijken we even op. „W e z e n" staat er. Maar de prediking is middel. Barthianen verkiezen het woord „middel" niet. Wat hier staat kunnen ze wèl accepteeren.

„Jezus Christus is de hoogste Apost e 1", zoo lezen we verder. Dat kan goed bedoeld zijn. Maar 't kan ook door en door verkeerd wezen. En als ik in dit „eerste hoofdstuk" niets, niets, niets meer hoor over Christus' Persoon en naturen, noch iets naders aangaande de H. Schrift, dan vraag ik: waar blijven we ? En ik vraag dat te meer, nu de „Strijdende-Kerk"propagandadienst ons met alle geweld wil wijs maken, dat die indische kerken zoo heerlijk rijp zijn, en dat de genomen zelfstandigheid er een was van van God gezonden wasdom. We moesten den Heere voor alles danken, zoo verzuchtte Ds Toornvliet.

„Voordat Jezus Christus ten hemel voer, heeft Hij Zijn Apostelen bevolen om Zijn werk aan te vullen en te voltooien", aldus luidt het vervolg. Hier komt al beter voor den dag, wat die term „hoogste Apostel" bedoelt. Het is mis. Christus' werk moet worden „aangevuld en voltooid"? Hiervan zeggen we niet: 't Kan mis wezen. Het i s mis. ^

„De verkondiging van het Evangelie", zoo gaat men verder, „is de roeping van alle kerken in de wereld. ledere kerk draagt een klein deel van de verantwoordelijkheid van dit zeer groote werk". Wij zijn 't er mee eens, mits wij n.l. „kerk" mogen opvatten in den zin der belijdenis^ Dat ontbreekt hier evenwel. Daarom is hier in werkelijkheid niet veel anders dan een zeer water-en-melk-achtig pluriformiteits-theorietje aan het woord, niet eens meer ruw geformuleerd, zóómaar als uitgangspunt genomen.

„Het bevel" — aldus een volgende conclusie — „om het Evangelie te verkondigen kan in twee deelen onderscheiden worden:

a. De verkondiging van het Evangelie in het gebied van de kerk zelf.

b. De verkondiging van het Evangelie a a n a n d e r e V o 1 k e n."

Hier is niet duidelijk, wat verstaan wordt onder „het gebied" van de kerk zelf. Misschien de barthiaansche theorie' dat de kerk „de ruimte" (!) is voor de „verkondiging" of prediking? Of is gedacht in den stijl der nationaUsten»? (Let op die „andere volken".)

Voor ditmaal laten we het hierbij. We beperkten ons tot „Hoofdstuk I" van de „conclusies". Ook in die gedeelten, die we hiervan onbesproken lietent' zijn wel enkele punten, die ons wat vreemd aandoen. Men spreekt b.v. over een kerk, , , die het lichaam van Christus in zijn geheel openbaart", wat ik niet duidelijk viïid. Men verkondigt de stelling, dat de in het zendingsbevel (Matth. 28:19, 20) gegeven opdracht „leerende hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb" beteekent, zooals staat in Lucas 1:79: , hun voeten richten op *en weg des vredes", hetgeen mij exegetisch onjuist en dogmatisch zwak schijnt. Maar dit alles blijve rusten.

Wat ons wèl verbaast, en bevestigt in de overtuiging, dat het met die Soekamo-lieden niet in orde is, is dit:

dezelfde menschen, die over Christus' Persoon en werk, over zijn voldoening en verzoening, over grondslag en inhoud der prediking, over autoriteit van kerk en confessie zoo bitter-weinig — zeg maar: zoo goed . als niets — hier hebben te zeggen, worden' ineens klaar wakker, wanneer zij de woorden tegenkomen: „leerende hen onderhouden ALLES wat Ik u bevolen heb". Onze lezers weten al, dat ze beweren: dit beteekent hetzelfde als: de voeten richten op den weg des vredes. Toen ik zooeven den vinger daarbij lei, dacht misschien iemand: spijkers op laag water zoeken. Ik 'kan begrijpen, dat iemand dat denkt: je wordt zelf soms 200 hopeloos moe van dat permanente wantrouwig aankijken tegen die 20-e-eeuwsche kerktermen. Maar zoek ijc spijkers op laag water ? Ik vrees, dat 't niet zoo is. Hier wordt n.l. officieel verzekerd, dat in de uitdrukking: „leerende hen onderhouden ALLES wat Ik u geboden heb", het woord „ALLES" beteekent, dat de verkondiging van 't Evangelieraakt alle terreinen van het leven (comprehensive approach), b.v.: op het terrein van LANDBOUW, ECONOMIE, GE­ ZONDHEIDSZORG, OPVOEDING en ON­ DERWIJS, E, NZ.

De Barthianen hebben dus de confessie flink op den achtergrond kunnen duwen.

En dan is verder het terrein vrij voor „social gospel", voor het „sociale evangelie", of voor het „nationale" (der „duitsche christenen" of van hun familie). Natuurlijk ontkent niemand onzer, dat het „evangelie" alle terreinen van het leven raakt; wij moesten zelfs even glimlachen, toen wij deze conclusies lazen en', meteen ons herinnerden de huidige nederlandsche polemieken vóór of tegen de meening van hen, die beweren, dat „de kerk" overal mee te maken heeft. Maar langer dan eventjes glimlachen doen we dezen keer toch maar niet. Want er staat niet, daT de kerk met haar belijdenis alle levensterreinen raakt, doch dat het evangelie, of nog liever zijn verkondiging, dit doet. En als we dan dien „comprehensive approach" zien, eerst op „s o c La a 1 - e c o n o-misch" terrein (landbouw, economi* gezondheidszorg) , daarna op „cultureel" terrein (opvoeding en onderwijs), dan denken we in rechte lijn aan de indeeling van de beide „Kamers", zooals Soekarno's vriend, Mussgrt, ze had „ontworpen"' (lees: overgeno-

men), en dan weten we, dat dezelfde nonsens als Van der Vaart Smit móést goedpraten in zijn allerchristelijkste N.S.B.-krantjes kan worden uitgedrukt in dezelfde woorden als hier staan in conclusies van de heeren Probowinoto en Gramberg, beiden ontboden bij Soekamo.

En dan komt in dit eerste hoofdstuk der conclusies !" de verzekering, dat een goede verkondiging van het Evangelie daarvan afhankelijk is, dat wij zelf het Evangelie met heel ons hart in al zijn diepte (!) hebben gehoord, en dat zrj van ons vraagt een leven in volkomen gemeenschap met Christus. Van de b e-lij'denis geen woord, 't Schijnt, dat men hier vergeten, heeft, dat belijden leven is. De „diepte" van het individueele leven is hier eerder in gesprek dan de , , zuiverheid" van het kerkelijke.

Hoe zou trouwens de belijdenis hier de haar toekomende plaats Runnen innemen ? „G rondslag van de opleiding", zoo lezen we — en het gaat over een interkerkelijk stel scholen — z ij n de belijdenissen (meervoud) van de kerken in Indonesië", zie hoofdstuk V. Nu die belijdenissen zeïf zijn al zeer uiteenloopend. Niettemin willen die gezamenlijke Indonesische kerken (alles bij elkaar dus) e^n theologische faculteit oprichten, maar dan zóó, dat de heer Soekamo niet behoeft te vreezen (waar hij trouwens wel voor zorgen zal): „tusschen de vrije theologische facujteit en de staatsfaculteiten wordt een nauwe band gelegd", verzekert hoofdstuk V. En nu de reactie van de synodooratische zendingsdeputaten op dit alles?

Het kan niet armoediger, dunkt ons.

Betreffende hoofdstuk I troffen de heeren „een paar uitlatingen, die tot discussie aanleiding zouden kunnen geven". Meer niet. Ze doen maar geen poging ter bescherming van „gangbare meeningen" a la Kuyper-Hepp-in-1936r

Op één punt verklaren zij zich niet tevreden; zij brengen het zelfs tot een frons. Hoor: zij betreuren het, dat onder-punt 6 „niet uitdrukkelijker is uitgesproken de binding aan de Heilige Schrift". Nu is dit fraai gezegd: niet uitdrukkelijker! Men zou dus zeggen: dan toch blijkbaar wel uitdrukkelijk? Wel, a 1 s de binding aan de H. Schrift uitdrukkelijk is uitgesproken, dan is 't nog wel te weinig, omdat de vraag, wat binding is, en de andere vraag, of de Schrift naar den inhoud en dan overeenkomstig de belijdenis bindend geacht wordt, dan nog altijd overblijft. Maar het vreemde van 't geval is, dat in punt 6 niet „uitdrukkelijker", en óók niet „uitdrukkelijk", en zelfs niet „niet7uitdrukkelijk", doch in 't geheel niet gesproken wordt van Ijinding aan de Heilige Schrift. We citeeren punt 6 volledig:

„Wanneer de verkondiging van het Evangelie aan ajidere volken vrucht heeft gedragen, zoodat daar een kerk is ontstaan, die het lichaam van Christus in zijn geheel openbaart, dan moet de verkondiging van het Evangelie overgegeven worden aan die kerk. Die jonge kerk draagt dan voor het vervolg de verantwoordelijkheid voor de verkondiging van het Evangelie."

Tot zoover punt 6. Met geen woord dus is hier sprake van binding aan de Schrift. Laat staan van binding aan de Belijdenis.

Hier worden wij weer korzelig. Die deputaten, zoo krijgen we 't gevoel, houden ons met 'n lief gebaartje maar zoo wat aan 't lijntje; maar ze zijn niet eerlijk tegenover hun volk. Stel u voor: wat heelemaal wordt doodgezwegen, dat verklaren die deputaten, zichzelf en ons zoet houdende, alleen maar niet-uitdrukkelijk-genoeg gezegd! Waar blijft toch de waarde van het kerkelijke woord?

En als we dan nog steeds in denzelfden zoet-houdersstijl, ons hooren verzekeren, dat „de" javaansche kerken (dat allegaartje dus) en „de" nederlandsche (de Hervormde dus naast de fractie-Ridderbos-e.s.) ZOOWEL IN BELIJDENIS ALS HST KERKREGEE-RUSTG OP EEN EN DENZELPDEN GRONDSLAG STAAN (want dat beteekenen de woorden blijkens 't rapport zelf), dan wordt onze korzeligheid kortweg wrevel. We zeggen: wij gelooven wel, dat daar (helaas) meer van aan is, dan zij zelf vermoedt. Maar tevens: dat gij hier uitspreekt, wat gij voor uw eenvoudige volkje niet graag van a tot zzoudt willen moeten ontleden.

Hier wordt 't kerkvolk gesust: zeg nou maar gauw: ja: wij weten 't wel.

Maar 't is mis. Overigens is 't wel om te onthouden: volgens al die deputaten, tot schorser Duursema — om van Bavinck maar te zwijgen — toe, hebben „de" javaansche en „de" hier genoemde nederlandsche kerken in belijdenis en kerkregeering eenzelfden grond-. slag. Ook de Hervormde dus.

Hoe komt men aan de brutaliteit? En — het .verraad?

Want — laten we elkaar goed begrijpen.

Indien hier in Nederland de heer Mussert even succesvol zou hebben „geboerd" als zijn confrère Soekarno, en indien dan de heer Van der Vaart Smit met zijn Evangelie-en-Volk-kornuiten den een of anderen Raad van Kerken in elkaar Ead kunnen draaien, en indien men dan met net zoo'n stelletje bepalingen („conclusies") van een of andere combinatie van voor Mussert „begrip-toonende" kerken voor den dag zou hebben moeten komen, en indien dan de heer Van der Vaart Smit dat. fabrikaat zou hebben moeten goed praten voor 't orthodoxe volkske, wel, h ij zou 't o n-geveer net zoo gtdaan hebben. Men heeft nü al een stel deputaten, dat rustig verklaart: „de" javaansche en „de" nederlandsche kerken (inclusief dus De Hervormde Kerk) zijn één in grondslag wat betreft belijdenis en kerkregeering.

Wij zeggen niet, dat die' heeren-onderteekenaars (b.v. ds Duursema) verkapte nazi's zijn. We zeggen wel, dat ze zóó gewend zijn aan het niet-meer-leiden, dat ze met 't jjrootste gemak in 1944 tegenover Ds D. van Dijk loopen te dazen over remonstrantisme en meer van die nonsens, en in 1948 met remonstranten, barthianen, doopsgezinden, chineezen en voorts hervormden van allerlei kleur loopen te dazen over hun eenheid in belijdenis en kerkregeering! Dat staat me daar even in een RAPPORT van diezelfde mannen, die ons er uit wierpen. Gaat den heer Schouten nu een licht op over de achtergronden van onze klachten over zijn kerkelijke vrienden? Die zonder het zelf te weten, in een paar pennestreken cadeau doen wat biddend gebouwd is? En dan nog durven schorsen en zoo? Ze moesten eens over de knie, al die vertoornde heeren van '44, die niet eens meer hè, ndig kunnen camoufleeren: zélfs die kunst vergaat hun hier.

K. S.

ontginningsdienst.

Herhaaldelijk is in ons blad betoogd, dat het enkele feit zelf, dat er cultuur is, en dat de mensch den cultiu-eelen arbeid verricht, niet te rubriceeren valt onder de zoogenaamde , , algemeene genad e". Cultureele arbeid is ontginnings-arbeid. De parde, in wijderen zin genomen: de natuur, 'moet ontgonnen worden.

Wel heeft men het herhaaldelijk zoo gezegd: cultureele arbeid is vrucht van algemeene genade. Zich plaatsende op het „ervaringsstandpunt", en tegelijkertijd een eerlijke poging ondernemende tot het in rekening brengen van bijbelsche gegevens, redeneerde men dan als volgt: wij , menschen, hadden vanwege het vreeselijk karakter van zonde en schuld verdiend, aanstonds na den zondeval ter helle te varen. Zulke alle ontwikkeling afsnijdende hellevaart ware ons „verdiende loon" geweest. Tocli zien wij voor onze oogen, dat de wereld na den v.al nog vele duizenden jaren is blijven staan en dat de in den kosmos gegeven mogelijkheden toch nog tot ontwikkeling komen: zou dat geen „genade" zijn? Het antwoord geeft men zelf: het is genade, het is onverschuldigde, ongehouden goedheid van God. Wel is ze niet behoudend tot eeuwige zaligheid; en wel heet ze daarom slechts „algemeen", maar „genade" is ze toch. Ze geeft ons de weldaad van weer houding der zonde; werd de zonde niet weerhouden, dan zou ze uitbreken in de grofste, rechtstreeks satanische uitgieting van boosheid; doch God stuit deze boosheid door de „algemeene" werking van zijn Geest, zelfs door het algemeen „getuigenis" van den Geest, welk getuigenis den mensch zekerheid verschaft, en wel onmiddellijke zekerheid aangaande groepen van centrale waarheden; die zekerheid is vóór-reflexief. En zoo trekt over de woestijnvlakte dezer wereld toch de zich steeds weer vernieuwende dauw van de algemeene genade, die het leven nog draaglijk maakt, en zelfS; (krachtens een haar eigene ..progtressieve" werking) oasen schept in deze woestijn. Ook cultuuroasen.

In dezen gedachtengang liggen evenwel verscheidene kronkels, die de conclusie, als zou de term „algemeene genade" hier aanwendbaar zijn, ontkrachten.

Vooreerst al dit: oordeels w a a r d i g h e i d is iets anders dan de waardigheid tot snelle executie. Bestaan moeten kan ook oordeelsbediening wezen. Bestaan en leven zijn twee.

Vervolgens: zeker, het is waar, dat de zonde wordt „weerhouden", en dat de vloek nog niet ten volle is uitgestort over de wereld'. Maar dit zelfde geldt van de gehoorzaamheid, die in Christus Jezus weer tot gave van Gods vrije gunst heeft m Oi g e n worden, en door de kracht van Christus' Geest ook tot geschenk van deze gunst heeft kunnen worden. Tenzij hij tot de erkenning komt, dat (in Christus) geschonken waardigheid tot het eeuwige leven nog niet insluit een waardigheid tot snelle bediening van de zaligheid. Waarmee hij op ons standpunt zou gaan staan.

Wie het , , weerhouden" van den vloek „genade" noemt, zou voor het minst de „weerhouding" van den zegen „oordeel" moeten heeten. Maar geen van beide termen zouden wetenschappelijk gefundeerd zijn; men kan ze hoogstens in n i e t - w e t e n-schappelijke beschrijving der concrete werkelijkheid gebruiken en dan naast elkaar. Maarhet spreken in zulk , , los" woordgebruik van „algemeene genade" èn „algemeen oordeel" beteekent zelfs zóó reeds een correctie op de v o o r k e u r-keuze van den term „algemeene genad e".

Zeker, w e e r h o u d i n g is er. Maar weerh o u d i n g is eigen aan den fijd. Waar niets meer „weerhouden" wordt, daar is een „possessie^) tota simul" (een bezit van leven, zóó, dat men de volheid van zijn bezit altijd in volkomen mate tegelijk in handen heeft) of een „privatio tota simul" (een beroofd-zijn, een gemis, en dan weer zóó, dat de volheid van dat gemis er in elk „oogenblik" in volle mate, totaal dus is). Dat wil dus zeggen: waar geen w e e r h o u d i n g is, daar is geen tijdelijk bestaan meer; daar is „eeuwigheid:

Ook in het par ad ij s waa immers „w e e r - h o u d i n g". Als de Geest van God aan Adam onweerhouden geschonken zou zijn, dan ware hij van demogelijkheid van vallen uitgesloten geweest. De e e r s t e Adam had den Geest „met mate". Aan den t ij d is de „ont-plooiing" eigen of anders het „bederf". Ontplooiing, en bederf behooren tot den tijd; ontplooid-zijn en bedorven-zijn (beide pleromatisch, naar den aard van het subject) behooren, tot de eeuwigheid. Derhalve is het feit, _ dat de schep-

Dat blijft altijd alleen voor God. Bij menschen evenwel is leven altijd terminabel (Icreatuurlijk begrensd). In den tijd „bezit" hij het leven niet perfect, en niet „tota simui". In de eeuwigheid (naar de mate van het terminabele) wel (op zijn manier) perfect en ook (op zijn manier) „tota simul".

pings gaven zich ontplooien, geen genade, doch' natuur. Debeweging „zit er in", in de dingen en in de menschen. Het zit „in" den^mensch: de onstuimige drang om, waar hij zelf „wordend" is, aan de „wordende" aarde koren en most af te dwingen. En dus te... „colere", te bouwen den hof. Alleen maar:

wat vóór den zondeval een religieus, op God als Verbondsgod gericht, liefde-werk was, dat wordt daarna een daad van egoïsme, van zelfbehoud, van „levenslust" (a la „Pallieter"), geen godsdienst, doch zelfdienst. Van , , natuur" wordt vaak zóó gesproken, dat men den indruk vestigt: ze is een dood kapjitaal, dat daar ligt, al of niet, ten gebruike van den mensch (en de wereld). Conclusie is dan spoedig genomen: die menschenwereld had verdiend te sterven, n.l.

den eeuwigen dood, die aan alle zijn objecten de mogelijkheid van eenige kapitaal-aanwending ontneemt;

toch kan die mensch „de natuur" nog „gebruiken", het doode kapitaal nog rente doen opleveren; ergo:

dat is „genade". Maar van de redeneering deugt geen woord, zoolang onder „natuur" verstaan wordt: tijdelijke natuur. Zoolang er tijd is, behoort de beweeglijkheid, het zwanger zijn en baren, het wekken en ontvangen, t o t de natuur. „D o o d" kapitaal, dat is maar een fabuleerende terminologie, die op de natuur-in-tijd niet van toepassing is, en die • het onderhavige probleem alleen maar handig verwringt, om zoo met zeker gemak tot den term „algemeene genade" te kunnen „concludeeren".

In den grond der zaak is het „onderhavige probleem" er dan ook een van „t ij d"-waardeering.

En dat het prolongeeren van den tijd ook na den val „genade" wezen zou, dat is onjuist gedacht. Men wijst ons op de zwaarte der zonde, en Betoogt dan, dat , , wij" verdiend hadden, dadelijk na den zondeval te worden geworpen in den „poel van vuur"; dat is niet gebeurd; ergo: genade. Men vergeet, dat van dit betoog de eerste volzin niets minder dan fabuleerend is. Indien dadelijk na den val de verwijzing der gevallen menschen naar den „poel des vuurs" geschied ware, dan waren „wij" er niet geweest. Dan waren er twee menschen verdoemd, en meer zouden er uit hen niet gekomen zijn.

Dus is er een groote verborgenheid geopenbaard, juist in het continueeren van den tijd ook na den val. Die continueering is geen genade. Dat is simpel genoeg te „bewijzen". Stel eens, dat God alleen maar had willen straffen zoovele menschen als Hij metterdaad eeuwig straffen zal, dan hadden die menschen toch eerst ge bi oren moeten worden? En dit successief: de een uit den ander? Dan zou dus, reeds om tot een hel met zóó veel toornobjecten als er eenmaal zullen zijn, te geraken. God den tijd hebben moeten continueeren.

En dit niet alleen. Er zouden in dien tijd huwelijksverbintenissen moeten gesloten zijn, copulaties althans van mannen en vrouwen. Een economische aequilibrium^) zou daarvoor onmisbaar zijn geweest. Cultuur had dus moeten-geschieden. Cultuur is voorwaarde óók voor h e t k o m e n G o d s tot de hel.

God zij gedankt, dat wij meer weten, dan dat er een h e 1 op komst is. Ook de hemel staat op het program van goddelijke actie. Oók om hem te vullen met zóóvelen als God er toe roepen zal, is dus tijdsverlenging noodig, is hun geboren worden uit ouders noodzakelijk, is derhalve cultureele arbeid met economisch evenwicht conditie.

Maar juist daarom is de qualificatie van tijdscontinueering en van cultiu-eele ontsluiting van den kosmos als Calgemeene) genade een misvatting.

Die continueering en die ontsluiting zijn geen genade.

Ze zijn evenmin vloek of oordeel. Althans, zoolang men de woorden serieus gebruiken wil.

Ze zijn van beide de conditio sine qua non; ze zijn van beide het substraat.

Voorzoover de drang tot ontsluiting van het geschapene n a t u u r 1 ij k is, en het open-gaan van allen moederschoot, ook van „moeder aarde", n a-t u u r 1 ij k ia, is cultuur een natuurlijk gevolg van natuurlijken drang. „Geest" en „geestelijke functie" zijn deels óók natuur. Substraat is dat opengaan van allen moederschoot voor het tweeërlei uiterst gebeuren: het vonnis van vrijspraak over zoovelen als er daartoe voorbestemd zijn en het vonnis van uitbanning over zoovelen als er daartoe voorbestemd zijn.

De genade „zit" dus niet in het „colere" ^). Ze , , 2it" ook niet in het eten, drinken, ademhalen, kinderen verwekken. De genade a 1 s ze er is, zal alleen „zitten" in het godvruchtig „colere", eten, drinken, kinderen verwekken.

En de vloek ligt niet in het „colere". Hij ligt ook niet in het eten, drinken, ademhalen, kinderen verwekken. De vloek, als hij er is, zal alleen liggen in het goddeloos „colere", eten, drinken, kinderen verwekken.

Binnen het raam van den tijd is na den val onvermijdelijk: de antithese, niet in de natuur, doch in het gebruik der natuur. En dus: in de cultuur. De antithese tusschen de geloovige en de ongeloovige exacte cultuur-praestatie.

Er is wel „commime"'gratie in de cultuur: want de genade is altijd voor meer dan één.

Maar er is geen „algemeene" (of generale) genade. (Daarom was A. Knijper's constructie fout).

Er is ook wel „commune" vloek in de cultuiu-: de vloek treft altijd meer dan één.

Maar er is geen „algemeene" (of generale) vloek. „Commuun" kan algemeen zijn, maar behoeft het niet te wezen. Iets kan aan alle menschen „commuun" zijn, of aan mee'r dan één, hoewel niet allen.

In het hier bedoelde schema is „commuun" bedoeld in den zin van: niet aan alle menschen, doch aan vele menschen gemeen. De „g e m e e n e gratie" in de cultuur (niet algemeen) is er, zoover Christus' verlossend werk aan al de zijnen toekomt. Met effect in de cultuurpraestatie.

Alle andere menschen liggen onder den communen vloek. Het oordeel over hen is aan den Man van Hand. 17 : 31 gegeven*).

K. S.

ddressen in indiË.

Het komt meerdere malen voor, dat leden onzer Kerken, bij him aankomst in Indië, de adressen der Kerken niet kunnen vinden. We zijn in de gelegenheid de Indische adressen te publiceeren:

Batavia: lederen Zondag diensten te 9.30 en 20.00 uur. Koningsplein Oost 6. Scriba: W. vanVeelen, Javahotel, Rijswijk 5.

Correspondentieadres Contact-comite Indië: Mej. M. C. Gaasenbeek, Javaweg 45.

Militairen vinden een tehuis bij L. A. F. Godschalk, Tlidengweg West 64.

Buitenzorg: Eiken Zondag diensten te 9 uur ten huize van br. G. H. Arnold, 's Landspléintentuin. Scriba: br. Arnold.

Soerabaja: Eiken Zondag diensten te 9.00 en 17.00 uur, Muloschool Praban,

Scriba: F. v. d. Griendt, van Hoogendorplaan 20. Semara.ng: ledfcren Zondag üensten te 9.30 en 17.00 uur ten huize van den heer H. Kaspers, Tegalombo 12. Scriba: P. Geertsema, Hotel Bellevue.

Bandoeng: preeklezen, eiken Zondag in de Onderoff. mess 15 Batt. Kampementstraat.

Contactadres: Mackenbach, V. T. ï> . troepen.

Malang: preeklezen eiken Zondag 9.30 uur, H, B. S. Coenplein.

Medan: preeklezen eiken Zondag 9.30 en 19.30 uur, schoolgebouw hoek Mangelan-Residentweg. Padang: preeklezen èlken Zondag 9.30 uur, cantine A. M. V. J.-gebouw.

Palembang: preeklezen eiken Zondag 10.00 uur, kleine zaal A. M. V. J.-gebouw.

Makassar: Goaweg 9. preeklezen eiken Zondag 19.30 uur,

Soekaboemi: preeklezen eiken Zondag 10.00 uur, Djalan Benteng.

Kerkelijke bladen worden verzocht deze adressen eveneens te publiceeren.

K. S.

PROV.diaconale conferentie.

Op Woensdag 24 Maart 1948 woi'dt in de vergaderzaal van Café-Restaurant Koot, Beestenmarkt 26 te Delft een Provinciale Diaconale Conferentie, binnen het verband der Gereformeerde' Kerken in Zuid-Holland, gehouden, aanvang 10 uiU".

(Vergaderzaal plm. 15 minuten loopen van Station). •Tot het agendum behooren o.a.: de verkiezing van 3 Comitéleden. (Aftr. de brs Arnold en de Gelder, terwijl br. Buitenhuis heeft bedankt).

Voor de verkiezing van nieuwe leden is. door onderscheiden Diaconiën de aandacht gevestigd op de navolgende namen: (alphabetisch)

H. Bassie, Rotterdam-Zuid (Cl. R'dam); P. Bergwerff. Loosduinen (Cl. Dten Haag); H. Boerma, Delft (Cl. Den Haag); W. Bouwman, Rijnsburg (Cl. Leiden); C. A. v. d. Gugten, Katwijk a. d. Rijn (Cl. Leiden); J. Ippel, Katwijk aan Zee (Cl. Leiden); M. J. N. Jol, Scheveningen (Cl. Den Haag)'; M. de Jonge, Rijswijk (Cl. Den Haag); J. Smit, Alblasserdam (Cl. Dordrecht); W. Sonneveld, Berkel & Rodenrijs (Cl. Rotterdam).

Het Comité acht het gewenscht er de aandacht op te vestigen, .dat in het Comité tot dusver geen leden zitting hebben uit de ressorten Dordrecht en Leiden.

Ook behoort tot het agendum de bespreking van een vraag uit Dordrecht: „Behoort de Diaconie, de vanwege het Centraal Bureau voor de Statistiek jaarlijks toegezonden formulieren, waarop gegevens over verstrekte financieele steun worden gevraagd, in te vullen? " Voorts een referaat door Ds W. J. van Otterlo te Kralingen. Onderwerp: Schriftuurlijke troost — ook een Diaconale taak, met bespreking. Verder rondvraag en slotwoord door Ds J. van der Schaft te Delft.

Alle Diakenen worden op deze Conferentie verwacht. Predikanten, ouderlingen en leden der gemeenten als gasten welkom.

Door de zorgen van de brs diakenen uit Delft is er gelegenheid voor een gezamenlijke koffietafel. Kosten daarvoor bedragen ƒ 1, 25 per persoon.

Tevens tijdens de pauze gelegenheid tot bezichtigen der Nieuwe Kerk mei het praalgraf der Óranje's.

Diaconiën, welke hun bijdrage aan' het Coiaité over 1947 nog niet hebben voldaan, gelieve deze ter conferentie af te dragen. Ook de bijdrage over 1948, eveneens ƒ5, —, kan ter conferentie worden voldaan.

Voor het Comité,

J. DE GELDER, Secr., Westersingel 31b. Berkel & Rodenrijs.

theoLoqische hoogeschooL

Lectoren voor Grieksch en Latijn deelen aan belanghebbenden mede, dat de correspondentie betreffende de propaedeuse in hun vakken gedurende dit cursusjaar wordt gevoerd door den heer D. J. BuWalda. Men kan dus volstaan met zich schriftelijk tot hem te richten. Jan van Arkelstraat 59, Kampen.


1) We zinspelen hier op de bekende definitie, die Boëtiiius gaf van Gods eeuwigheid. Volgens deze omschrijving had God een perfecte en tevens een „tota simul" bezit van een interminabel (onafgrensbaar) leven.

2) Bvenwichtstoestand.

3) Colere = cultuurwerk doen.

4) Zie verder: K. Schilder. Is de term „algemeene genade" wetenschappelijk verantwoord? Kampen, Ph. Zalsman 1947.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 maart 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? V.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 maart 1948

De Reformatie | 8 Pagina's