GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Naar „periodieke onthouding” ??

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar „periodieke onthouding” ??

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Septembernummer van „Moeder" komt een artikel voor van Dr J. W. Bruins van Deventer, getiteld: „De geboorteregeling".

Naar aanleiding van wat in dit artikel staat, wil ik gaarne enkele opmerkingen plaatsen in dit blad; niet zoozeer om hierover met Dr Bruins te gaan discussiëeren, als wel om voor onze menschen op deze zaak het licht te laten vallen, dat daar m.i. op moet vallen.

De zaak zelve is van groot belang; maar de aard ervan brengt mee, dat er in onze bladen niet zooveel over geschreven wordt, terwijl de voorlichting van ouders aan kinderen, uit een zekere valsche schaamte, veelal achterwege blijft. Maar i s er eenige zaak, die voorlichting behoeft', dan is het zeker niet in de laatste plaats deze!

Ik wil niet ingaan op het hééle artikel van Dr Bruins. De passages, waaraan ik mijn gedachten vast wil knoopen, zijn de volgende:

„Over de methodiek van de geboortebeperking lopen de meningen, zelfs in de kringen van de Christen-artsen, nogal uiteen.

Zeer in het kort komt het hierop neer, dat men verschillende interpretaties geeft aan de geslachtsdaad op zichzelf. Ik zal het nu maar zo eenvoudig mogelijk zeggen: er zijn mensen, die deze geslachtsdaad slechts als zedelijk verantwoord beschouwen, indien deze wordt uitgeoefend met de Intentie van het verwekken van nakroost. ledere daad. die bewust hiervan wordt losgemaakt, moet als onzedelijk worden gebrandmerkt.

Een andere groep is deze — en deze is, naar ik meen, verra in de meerderheid — huldigt dit standpunt niet en zegt, dat men de geslachtsdaad ook als een akt „an, sich" moet beschouwen, die inhaerent is met het huwelijksleven en mag worden uitgeoefend ook zonder dat er zelfs een mogelijkheid van het verwekken van nakroQSt is (wederzijdse hulp)".

Dr Bruins rekent zichzelf tot deze laatste groep van mensehén.

„Wij moeten altijd maar weer ons oor te luisteren leggen naar de roep der natuur en ons regelen naar de wetten, die God daarin gelegd heeft. En nu is komen vast te staan dat een vrouw gedurende de geslachtsrljpe leeftyd niet altijd even gevoelig is voor het ontstaan van een zwangerschap — dat er perioden zijn van bevruchtlngsgeschiktheld en van ongeschiktheid".

„De methode van Ogino en Knaus berust op een periodieke vruchtbaarheid bij de vrouw, waarop de man antwoordt met een periodieke onthouding.

Deze onthouding is geboden wanneer er ernstige redenen zijn om een zwangerschap te voorkomen.

Nu er ons echter geopenbaard is dat de vrouw zó geschapen is, dat er perioden zijn dat zij ongevoelig is voor een zwangerschap, mag hiervan een dankbaar gebruik gemaakt worden, zonder dat er wordt overgegaan tot het gebruik van tegennatuurlijke middelen. Aan de andere kant behoeven we dan niet op het rigoureuze standpunt te staan van de eerste groep, die absolute onthouding wU. Ik wil de mensen v£m deze groep toch eens vragen of zij er wel rekening mee houden, dat de vrouw slechts bevruchtingsgesclukt-is van de (en dan volgen deze dagen P. J.) voor de komende menstruatie. Slechts in deze periode is het voor deze mensen geoorloofd om de geslachtsdaad uit te oefenen • (in ieder huwelijk). Buiten deze periode is het voor hen nutteloos.

Ik denk, dat hiervan niet veel terecht komt!

Als ons de geheimen van de natuur worden geopenbaard, scheppingsgeheimen, dan mogen, ja dan moeten wij daarvan een dankbaar gebruik maken".

Tot zoover Dr Bruins.

Tegenover deze opmerkingen zou ik allereerst willen plaatsen deze, dat wij zeker niet mogen veronachtzamen 'de wetten, die de Heere in de natuur gelegd heeft; maar als het erom gaat, waar wij altijd weer „ons oor te luisteren moeten leggen", dan antwoord ik: óór alles: ij de Heilige Schrift! Dit 'Woord alleen „is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad" (Ps. 119 : 105).

Welnu, dan leer ik daaruit, dat ik de geslachtsdaad moet zien en blijven zien als één geheel, als een eenheid. Een' daad, die vóór elk ander ding, in dienst staat van de voortplanting van den mensch. Daardoor kunnen we gehoorzamen aan het gebod des Heeren: Weest •vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde" (Gen. 1 : 28). En nog nader: n d i e n s t van het Verbond, dat de Heere met Abraham en zijn zaad maakte. Lezen we maar eens in Gen. 17. Eerst vers 2: Ik zal Mijn verbond stellen tusschen Mij en tussohen u, en Ik zal u gansch zeer v e r m e n i g v u l d i g e n". Dan vers 4: Mij aangaande, zie. Mijn verbond is met u, en gij zult een v a d e r van een m e n i g t e der volkeren worde n". Vervolgens vers 5; ook dit leert niet anders. Vers 6: En Ik zal u gansch zeer vruchtbaar maken en Ik zal u tot volken stellen en Koningen zullen uit u voortkomen". Vers 7: En Ik zal Mijn verbond oprichten tusschen Mij en tusschen u, en tusschen uw zaad na u in hunne geslachten tot een eeuwig verbond". En zoo kan ik doorgaan.

De geslachtsdaad, die in de allereerste plaats staat in dienst van de voortplanting van den mensch, staat dus voor de geloovigen wel zeer in het bizonder in dienst van het Verbond.

Dat nu mogen we niet loslaten; en nooit uit het oog verliezen!.

Dat in de uitoefening van de geslachtsdaad een , , lustfactor" aanwezig is, verandert hieraan niets. De vermeerdering van het menschelijk geslacht en de verwekking van bondelingen zijn er niet terwille van dien lustfactor; maar omgekeerd: deze lustfactor is er ter wille van die andere zaken!

De kinderen, die den geloovigen geboren worden, zijn een kinderzegen in zeer bizonderen zin; want die kinderen zijn verbondskinderen!

Daarom mag ook geen van onze handelingen, die wij in dit leven verrichten, maar in de verte daaraan herinneren: „die begeeren wij eigenlijk niet! Heere, houd die verbondskinderen maar bij U!"

Dat gevaar dreigt onmiskenbaar, als wij te veel acht gaan geven op dien „lustfactor", dien ik zoo juist noemde; als - wij dien gaan nemen als een z e 1 f s t a n-d i g onderdeel van de geslachtsdaad. Als wij den „lust" van de geslachtsdaad gaan nemen , , om den lust"!

En dat gebeurt nu in dezen ellendigen tijd, die meer dan eenigen anderen uit schijnt te zijn om te genieten, maar al te vaak. In dezen tijd dansen wij met al onze genietingen, op den rand van een afgrond. Wij vieren maar feest of er geen ellende in de wereld is. Of onze jongens sneuvelden in wijlen Neder'.andsch Oost-Indië, of wij als Nederlandsche Natie door de diepte heen gingen en nog gaan in het prijsgeven van dat Nederlandsch' Oost-Indië aan revolutionaire, misschien wel communistische machten Wij vierden ons 3-Octoberfeest, en het zooveeljarig bestaan van onze oude steden met den meesten luister; de bioscopen en andere vermakelijkheden maken nog steeds goede zaken. Genieten moet de tegenwoordige mensch; genieten, want anders zit hij ook altijd in de ellende! Komt laat ons toch eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij! En dan is het uit. Freut eueh doch des Lebens, w e i 1 noch das Lampchen glüht! Cïenieten, terwijl wij niet eerst werkelijk nagaan, of er wel werkelijk te genieten valt! Genieten, terwijl wij niet eerst eens grondig nagaan, of wij geen gansch andere houding aan moeten nemen, bv. van verootmoediging voor het aangezicht des Heeren!

Voor zulk genieten moeten - wij meer dan benauwd zijn!

Of wij dan heelemaal niet mogen genieten?

Welke dwaas zou dat willen ontkennen?

Toen - wij in het Westen des lands in het begin 1945 temidden van de grootste hongerellende, dat heerlijke witbrood en die fijne boter uit Zweden kregen, hadden wij daarvan niet mogen genieten? ? Niemand, die het zal ontkennen! En voor die gave en dat genieten mochten en moesten wij den Heere hartelijk danken ook!

En dat mogen wij lederen keer weer, als de Heere ons Zijn goede gaven schenkt; a!s wij telkens-weer op onze tafel goede en srnakelijke spijzen krijgen, als de kachel ? ; ijn heerlijke warmte uit gaat stralen, als wij een goed plaatsje krijgen in onze fijne treinstellen, als een goed orgel in onze kerken prachtig praeludeert op een psalm, dien wij gaan zingen, , enz., enz. Dat mogen wij ook in...... de geslachtsdaad!

Die , , lustf actor" is niet voor niets aan het verwekken van kinderen verbonden. Het eerste begin van gehoorzamen aan het goddelijk gebod: „Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u" wordt den mensch daardoor aangenaam gemaakt. Hoe anders zou het zijn als die „lustfactor" een „onlustfactor" was en bv. zou bestaan uit pijn! Maar die „lustfactor" staat dan dok allereerst in dienst van het verwekken van kinderen.

Nu is het verwekken van kinderen alleen toegestaan aan de wettig gehuwden. Alleen dus aan hen, die zich onder eede verbonden hebben samen het leven door te gaan. Door dezen wijzen maatregel heeft de Heere aan het kind, dat geboren zal worden, de grootste mate van zekerheid gegeven, dat het in gunstige omstandigheden zal kunnen opgroeien en zich ontplooien en vooral dat het onderwezen zal worden in het dienen van Hem.

Wettig-gehüv/den moeten menschen zijn, die elkaar hartelijk liefhebben. Voor wie Efeze 5 kent, behoef ik daarover verder niets te schrijven. Welnu, die „lustfactor" staat nu ook in dienst van deze liefdesverhouding tusschen man en vrouw. Ook daardoor (maar let wel: heelemaal niet alléén daardoor, en ook zeker niet: in de eerste plaats daardoor, maar slechts óók daardoor) worden man en vrouw tot elkaar getrokken. Ik stel dit maar even duidelijk, omdat die „lustfactor" in de moderne litteratuur m.i. ernstig overschat wordt. Ware dit niet zoo, 't zou er met het huwelijk slecht voor staan, als, bv. door zeer langdurige ziekte van de vrouw of ook van den man (!) de geslachtelijke samenleving niet mogelijk zou zijn! Als dan de eenige aantrekking tusschen man en •STOUW op non-actief gesteld zou zijn! Als de liefde op geen andere momenten rustte dan op dit biologische !

Déze bescheiden plaats van den „lustfactor", dien ik nu juist slechts heel summier aangaf, moet dan ook een deel zijn van den inhoud van de belofte, die man en vrouw, als zij trouwen, „voor God en Zijn heilige gemeente afleggen: „dat zij heilig met elkaar zullen leven".

Zóó bezien, mogen man en vrouw dan ook vrijelijk dit middel gebruiken, om daarin elkaar wederkeerig hun .liefde te betuigen.

Maar en daar kan m.i. niet genoeg de nadruk op gelegd worden: zij mogen dit nooit gebnjiken op zulk een wijze, dat zij daarin tevens te kennen geven: maar wij willen géén nakroost!

A1 s zij dit middel gebruiken, moeten zij ook ten volle bereid zijn het kind te aanvaarden, als het den Heere belieft hen die, als gevolg van deze daad, te geven!

Géén scheiding dus in de geslachtsdaad; niet alléén het incasseeren van den lust, maar een systematisch onmogelijk maken van de voortplanting!

De heele geslachtsdaad blijve naar Scheppingsordonnantie één geheel!

Dit alles nu brengt deze konsekwenties mee.

Ten eerste: zoo lang men nog maar verloofd is, mag de geslachtsdaad niet uitgeoefend worden; de „lust" mag niet , , om den lust" geïncasseerd worden. Op dit gebied zullen altijd zij zwak staan in hun argumentatie, die dezen „lustfactor" te veel op zichzelf beschouwen. In het huwelijk mag ik mijn liefde uiten door een omhelzing, door een kus, door een cadeautje, door een •vriendelijk woord; door wat niet al! Oók door een geslachtelijke samenleving! In de verloving mag ik dat alles óók; alléén die geslachtelijke samenle'ving niet! Maar, zoo zal iemand vragen, waaróm dan die niet? Ja, omdat door die geslachte'ijke samenleving kinderen verwekt kunnen worden! Maar zoo werpt de ander weer tegen: als - wij nu zoover zijn, dat we dat laatste kunnen verhoeden met zekerheid (en zooverzijnwijnuinl9 50!) mogen wij deze wetenschap (en nu zou ik haast met Dr Bruins zeggen: dat geheim van de natuur is ons nu geopenbaard!) dan niet in praktijk brengen; waarom mogen de verloofden daar dan geen gebruik van maken?

U ziet op welk een gevaarlijk pad wij komen!

Ten tweede: de geslachtsdaad mag ook uitgeoefend worden, al weet men, dat deze géén zwangerschap ten gevolge zal hebben. Dus b.v. in den eersten tijd van een reeds bestaande zwangerschap. Ik ben het dus niet eens met hen, die Dr Bruins aldus teekent; die de ges'achtsdaad slechts als zedelijk verantwoord beschouwen, indien deze wordt uitgeoefend met de intentie van het verwekken van nakroost. Die elke daad, die bewust hiervan wordt losgemaakt, als onzedelijk brandmerken.

Want hier wórdt het krijgen van nakroost niet gebrandmerkt als iets, dat liever niet gewenscht was. Hier is een geloovig en dankbaar aanvaarden van het nakroost, van den verbondszegen.

Zijdelings wil ik dit lezen uit Matth. 1 : 25: n Jozef bekende Maria niet, „totdat zij dezen haren eerstgeboren Zoon gebaard had". Ik lees dit vers, m.i. volkomen natuurlijk, zóó: ij een gewoon kind, door Jozef verwekt, ware het vanzelfsprekend geweest, dat er verder huwelijksverkeer zou hebben plaats gevonden. Nu was er echter sprake, niet van een gewone bevruchting en niet van een gewone vrucht. Nü was ep

een bevruchting door den Heiligen Geest en deze vrucht, „dit heilige", zou „Gods Zoon" genaamd worden. Nu onthoudt Jozef zich van geslachtsgemeenschap, tot dit bizondere kind geboren is.

Ten derde mag de geslachtsdaad ook uitgeoefend worden, wanneer de vrouw, gezien haar leeftijd, niet meer geacht mag worden, kinderen te zullen krijgen.

Na het vorenstaande behoef ik dit niet nader meer toe te lichten.

Ik geloof, dat wij dit alles wel eens sterk naar voren mogen schuiven tegenover menschen als Dr Bruins, die de methode van periodieke onthouding van Ogino-Knaus (waarover, vóór de Vrijmaking, Dr Drogendijk in ons blad zulke goede artikelen geschreven heeft, die later als boekje zijn uitgegeven) verdedigt.

Want aan het toepassen van de methode van Ogino-Knaus zit onherroepelijk dit, wat ik zoo juist, m.i. wélgemotiveerd veroordeelde: ik zoek den , , lust" „om den lust" te incasseeren, maar er moet alstublieft geen kind van komen!

Om het eens héél cru te zeggen: „Fijn Heere, dat U dien „lustfactor" in Uw schepping hebt opgenomen; dien willen wij gaarne incasseeren; maar.... houd dat verbondskind maar bij U"!!

Dat is, zonder meer, een zondige levenspraktijk; een leven in strijd met de belofte, om „heilig" met elkaar in het huwelijk te zullen leven.

En nu moeten we hierover niet wat ironisch gaan redeneeren, of moppen gaan tappen. Ik weet dat ook wel, en ik heb dat meermalen ondervonden, ook onder christelijke geneeskundigen, dat vaak gezegd wordt: „Nou, nou, ik zou ze niet te eten willen geven, die zich hieraan niet houden". Dr Bruins schrijft het aldus: „ik denk, dat hiervan niet veel terecht komt".

Alleen maar: is dat'een verontschuldiging?

Of moeten wij niet jagen naar de volmaaktheid; moeten wij niet trachten om naar al Gods geboden te leven?

Met het voorgaande wil ik natuurlijk niet gezegd hebben, dat wij maar „raak moeten leven".

Alsof er geen regelen, ook voor het verwekken van kinderen zouden zijn.

Dr Bruins haalt natuurlijk o.a. weef aan het overbekende voorbeeld van de vrouw met ernstige longtuberculose, voor wie het, voor het eerst of opnieuw zwanger worden zoo goed als zeker zou beteekenen het-aan-die-longtuberculose-ten-gronde-gaan.

Inderdaad moet er in zulk een situatie voor gewaakt worden, dat geen kind verwekt wordt. Dit zou m.i. ook direct in strijd zijn met antw. 105 H.C.: „Dat ik mijn naaste met de daad niet doode". En de vrouw zou kunnen zeggen: „dat ik mijzelf met de daad niet doode".

Mag men nu in zulk een situatie de methode van Ogino-Knaus toepassen? Dr Bruins zegt van wel; ik houd vol van niet.

Mijn gronden, die de methode van Ogino-Knaus zélf raken, en niet de situatie, waarin die toegepast wordt, heb ik boven reeds gegeven. Ik behoef daaraan niets toe te voegen.

Maar wel wil ik nog op enkele andere dingen wijzen.

Zou het toepassen van deze methode in zulk een situatie altijd gevaarloos zijn? Zulke patiënten, want dat is zulk een vrouw met een halfrustige longtuberculose toch, hebben lichamelijke èn geestelijke rust noodig! Worden deze gegarandeerd door 't geregeld (wie weet en controleert: hoe frequent? ) toepassen van de methode van Ogino-Knaus?

En hebben wij eenmaal dit „middel" uit handen gegeven, wie controleert, wat er verder mee gebeurt? In welke andere omstandigheden de methode toegepast '.al worden?

Dr Bruins zal misschien opmerken: daar zijn wij niet verantwoordelijk voor. Ik antwoord: nee en ja. Nee: natuurlijk, hij heeft de methode aan die andere menschen, in die andere situatie; niet aanbevolen; aan die andere menschen, die bv. maar twee kinderen willen hebben „en alstublieft niet meer; want dat zou ^vreeselijk zijn!" Maar toch ook ja: want Dr Bruins beeft in een algemeen gelezen blad de methode verder bekend gemaakt.

En nu maak ik hier een heel andere opmerking; deze: ik geloof niet, dat artikelen als dat van Dr Bruins in een blad als „Moeder" thuis hooren. Keurt Dr Bruins het verschijnen van een boek als van Dr Voorhoeve: „De dokter in huis", of „Homoeopathic in de praktijk" goed ? Ook al staat er verschillende malen in: hier moet U Uw huisdokter raadplegen! ? Al dat onder de menschen brengen van medische kennis heeft in groote hoofdzaak slechts tot gevolg: een ontzaggelijk geknoei er mee.

En dat geknoei heeft ook, en op niet geringe schaal, plaats met de methode Ogino-Knaus. Voor ons, medici, en voor haast een ieder, absoluut niet te controleeren I

De eenige methode, die alleen rest in gevallen, waarin het om de een of andere reden verboden is, dat er (meer) kinderen komen, is nog Steeds de algeheele onthouding.

Is dat nu zooveel bizonders?

In heel veel gevallen niet.

Ik noem weer de tijd van de verloving. Niemap.d, die zegt op christelijk standpunt te willen staan, zal toch toestaan, dat hierin ook maar iets anders geoorloofd is dan de absolute onthouding. Ook al duurt de verloving nóg zoo lang.

Ik noem vervolgens de tweede helft van de zwangerschap; ook hier rest niets anders dan absolute onthouding.

Ik noem verder het geval, wanneer één van de echtelieden gestorven is; vooral als dit heeft plaats gevonden op jeugdigen leeftijd, wanneer de „driften in het geheel nog niet uitgedoofd zijn". Alweer: niemand zal hier iets anders verdedigen dan absolute onthouding!

En dan kan het ook!

En dan hoort men niemand openlijk vragen om „wat anders" Natuurlijk niet!

Is diezelfde houding dan niet mogelijk in het huwelijk? Zeker, ik erken, dat de situaties niet geheel gelijk zijn; het maakt zelfs een heel verschil, of men (ik noem nu alleen maar den man) een vrouw heeft of niet! Maar omgekeerd, men denke ook niet té licht over de moeilijkheden van den jongen man, die zijn jonge vrouw, met wie hij gelukkig samenleefde, na een huweUjk van misschien maar een paar jaar, verloren heeft! Zóó ontzettend is het verschil tusschen zulk een jongen man én een anderen man, wiens vrouw langdurig ziek is, ook weer niet! Wij moeten er voor oppassen, dat wij deze laatste gevallen niet gaan dramatiseeren! 't Zal dien man toch ook ter harte moeten gaan, dat zijn vrouw zoo langdurig ziek is! Of dat zij zoo zwak is! En hij zal toch niet alléén mogen letten op het gemis van dien „lust".

Hij zal en nu ga ik een zin zeggen, waar veel op gesmaald wordt, hij zal sterk moeten z ij n ! Maar ondanks dat smalen, houd ik dit rustig vol.

Ik wilde, dat Nederland heel wat méér menschen had, die zich wat wisten te ontzeggen! En die dit gewillig, met open oogen, die dit geloovig deden! Steeds maar weer toegeven aan den genotsfactor verzwakt verschrikkelijk. En steeds weer toegeven aan zonde, verhardt tevens het hart! Dat kweekt slappe, geestelijk slappe menschen. Het vragen naar de methode van Ogino-Knaus is voor mij dan ook geen symptoonï van geesteHjke kracht; eer van het tegendeel!

Ik kom nog eenmaal terug op de verloving.

Ik' stelde boven, dat de geslachtsdaad alleen verricht mag worden in het wettige huwelijk. De bewijsvoeringdaarvoor acht ik in dit artikel overbodig.

Maar, als ik de geslachtsdaad ga splitsen in twee onderdeden, die ook los van elkaar verricht kunnen en mogeh worden, komt de zaak anders te staan. Want dan kan ik alleen nog betoogen, dat alleen dat deel van de geslachtsdaad, waardoor kinderen verwekt kunnen worden, slechts in het wettig huwelijk verricht mag worden. Maar welke argumenten kan ik ervoor aanvoeren, dat dat andere deel, die zuivere genotsfactor, alleen maar daarin verricht mag worden? Die klemmende argumenten heb ik niet ! Want waarom zou ik het eene zinnelijke genoegen (de kus b.v.) wél in de verloving mo» gen genieten en het andere, eveneens zinnelijke genoegen (de genotsfactor van de geslachtelijke samenleving met garantie van geen volgende zwangerschap)niet?

Ik zie het dan ook aankomen, dat degenen onder de christenartsen, die de methode van Ogino-Knaus In bescherming nemen, over eenigen tijd met den mond vol tanden zullen komen te staan, wanneer hun het vuur na aan de schenen gelegd wordt, betreffende het al of niet geoorloofd zijn van geslachtelijke samenleving onder bepaalde voorwaarden in den verlovings­tijd.

En dan zullen zij den stroom niet met goede argu­menten tegen kunnen houden.

Dit nu had Dr Bruins (en ajideren vóór hem, die deze niethode van periodieke onthouding aanbevelen), wel eens goed mogen overdenken, alvorens hij dit artikel geschreven had!

Deze menschen bevinden zich op een hellend vlak, waarvan zij niet af zullen kunnen komen, zoolang zij de methode van Ogino-Knaus, en eventueel andere methoden, de hand boven het hoofd houden.

P. JASPERSE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Naar „periodieke onthouding” ??

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's