GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het gevaar van „de machtsorganisatie”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gevaar van „de machtsorganisatie”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder ons komt de vraag weer op: moeten we een nieuwe mdcht probeeren te worden? B.v. een politieke? Een inScht, een mvloedssïeer, waarmee b.v. de overheid — die zich overigens vaak vergist, en dat pas na 100 jaar ontdekt (1834—1934!) — rekent, en die zij b.v. voor een „lintjes-distributie" Ln aanmerking laat komen?

De Vrijmaking heeft ons met veel „moois" leeren breken. Missclüen ook met dit?

We denken hier aan een mededeeling van de Schrift, die we misschien te vaak over het hoofd hebben gezien. We bedoelen de aanteekening, dat de farizeeërs „geldgierig" waren. •'

„Geldgierigheid", die qualiteit is niét zoo simpel omschrijfbaar als ze vaak lijkt. De Schrift teekent b.v. aan, dat de farizeeën geldgierig waren (Luc. 16 : 14). Als zulk een qualificatie van een groep menschen gegeven wordt, is van Individueele persoonsbeschrijving geen sprake.

Geldgierigheid Is dan een kwestie veua „stand", van „klasse", van „een kring" geworden; straks ook wel van „solidariteit" en van algemeen geldende „tarieven", waaraan een behoorlijk lid van de vakgroep zich fatsoenshalve, en collegiaal houdt.

halve, en collegiaal houdt. Dezelfde kwestie van (vak)groeps-solldariteit heeft men ook bij de Grieksche filosofen gekend: 't is een kwestie van „standseer", dat men zich behoorlijk laat honoreeren voor gegeven onderwijs; de één, ook zónder individueelen gelddorst, acht zich aan de gróeps-eer verplicht, den énder te volgen, ook al , , om de markt niet te bederven" en het aanzien van den kring niet naar beneden te halen, bijvoorbeeld als „onderkruiper", al ware 't slechts in zorgeloosheid of zekere bonhomie.

Geldgierigheid is dan geen kwestie meer van 'n eigen banksaldo, doch van gróepsmacht; van invloed op het volk; van nationale of cultureele, wetenschappelijke beteekenis; van beroeps-hybris.

Het is dan ook opmerkelijk, dat Lucas die geldgierigheid van den farizeeërsstand in geding brengt, als hij verslag geeft van de farizeeuwsche reactie op Christus' on^ derwijs. Welk onderwijs? Om te beginnen, dat van den verloren zoon (Luc. 15), en vervolgens dat van den „onrechtvaardigen rentmeester" (Luc. 16). Om déze parabels — dit publieke onderwijs — hebben de farizeeën voor Christus als volksleeraar „den neus opgetrolcken" (gelijk er, fijntjes, staat); en dit dan zóó, dat iedereen het zien kon. Geen wonder: uist hier komt de principieele afstand en antithese tussclien Hem en lien ais volksopvoeders voor den dag; ze begrepen, dat hij „deze dingen" (van Luc. 15 : 1 at) op hèn gemunt had.

Die tegenstelling ook tusschen den , , oudsten broer" uit de gelijkenis van Lucas 15 en den jongeren: de oudere gedraagt zich als een man-van-stand en raan-van-eer, en verdwijnt straks, volkomen steriel, uit het gezicht; de jongere evenwel, die óók al zijn standseer te grabbel gegooid heeft, wordt duidelijk in bescherming genomen.

En dan die parabel van den onrechtvaardigen rentmeester, met die puntige toepassing van den eisch tot het voeren van , , christelijke economie": zich vrienden maken uit den onrechtvaardigen Mammon; den loop van geld en goed dienstbaar stellen aan de vorming van een congregatie, die straks receptie houdt in de eeuwige tabernakelen: het messiaansche rijk!

Een ópen offensief beteekende dat verhaal op de farizeeuwsche congregatievorming, die geld en macht en invloed aanwendt voor eigen groepsbelang, voor partijvorming, en voor farizeeuwsche haeresie (partijschap) binnen Israels gemeenschap, en tegenover het door Jezus van Nazareth gepredikte messiaansche rijk.

En dan die armoedigheid van Christus' discipelenkring tegenover de , , van eikander eer aannemende" (Joh. 5 : 44) volksleeraars, die tot op dien tijd toe de suprematie hadden gehad —; het was alles een „ergernis" voor de farizeeërs; en ze hebben zich terdege beleedlgd gevoeld, juist in hun st4ndseer, toen dat geweldige woord gesproken werd: at hoog is onder de menschen, is een gruwel voor God.

Er zit in dit alles toch wel iets meer dan de platte jacht naar een gunstig, beveiligend banksaldo. Ook bij Judas. Zeker, hij had zijn individueele zwakheid: e Schrift noemt hem „een dief", en dat woord (Joh. 12 : 6) kan wat èrg leelijks beteekenen.

Maar, — „dief" kan in het Nieuwe Testament aanduiden iemand die alles wat hem ontmoet, bekijkt onder den gezichtshoek van den alles op zichzelf betrekkenden mensch: emand, die niet spontaan (d.w.z. van binnen uit) alles in den band des vredes en der. liefde ziet en zet. Een , , dief" is iemand, die op de gemeenschap inbreuk maakt. In dat woord , , dlef" ligt, naar de bedoeling van Joh. 12 VS 6, reeds het element opgesloten van het verraad: erraad, niet maar aan den rabbi, doch aan zijn kring, de gemeenschap. Allen, die~ vóór Christus als herders wilden fungeerén, heeten in parabeltaal „dieven" (Joh. 10 : 1, 8, 10): e zetten met list, desnoods geweld, hun „pastorale" privileges in, tégen de uit de Schrift kenbare normen van congregatie-van-schapen. Dieven ? Congregatie-normen-sc iienders!

Zeker, Judas „had de beurs" (Joh. 12:6; 13:19). Hij was, om zoo te zeggen: e „purser", maar dan van het gezelschap. En het gezelschap had een kerk-sociale missie: t was een kring van volksopvoeding, van „herders" der „kudde", naar eigen pretentie. Tot die herderstaak behoorde ook het zorgen voor de armen: udas spreekt niet als een broeder-zemelaar, doch als ambtelijk „purser" van het 'college van volksherders, wanneer hij (na de zalving van Jezus door Maria) zijn wijze hoofd schudt over een „te royale" honoreering van de mérites van den meester. Moet men niet aan de schapen denken? En zorgen, dat het volk zich winnen laat .voor den invloed van den kring? Vooral in. een tijd van „bezet gebied"? En van overal opduikende messiaansche verwachting?

Eu in zóó'n moment gaat dan de Meester praten, niet over den aanstaanden propagandaslag, dien men , , winnen" móet, maar over zijn beg^rafenis (Joh. 12:5, 6).

De krmg rondom Jezus zamelde ook giften voor de armen in (Joh. 13 : 29) en zorgde meteen voor eigen religieuze congreg: tie-plichten (13:29). Hier is het, zooals altijd: e kijk, dien een , , purser" van een of anderen armzaligen trawler ' van een prutserig reederijtje heeft, zal, als hij „dief" in boven omschreven zin is, hem jaloersch maken op den purser van een grootere boot van een reederij, die grootscheeps zaken doet. Welke zaken? Zaken van Israël — herderszaken, in tijden van romeinsche bezetting!

Zóó'n „dief" kan zich opschroeven tot de dwangvoorstelling: ik moet het herdersambt redden.

Ja, er zit heel wat in, wanneer de , , purser" van het nazareensch heilscollegium na lang wachten tenslotte zich tot de ambtelijk geldgierigen wendt, om den Rabbi, die op slot van zaken tegenviel, uit te leveren aan wie eerder dan Judas „begrepen" hadden, dat een messiaansche handel als van den Nazarener op niets moest ultloopen.^ De Judeeërs — Judas was Judeeër — stonden dichter' bij het machtscentrum en zijn organen, dan de typische Galileeërs, die de Rabbi van Nazareth om zich heen verzameld had.

Maar wie zich eenmaal in de armen van machthebbers als zoodajaig geworpen heeft, en zich door hen liet ge-, bruiken, die is wel vaker snel ontnuchterd. Niet lang guimen ze hun stroomannen den tijd, zich in een naief spel van zelfbehagen te blanketten; het oogenblik is niet lang te vermijden, waarin b.v. een wanhopige Judas in den spiegel móet zien. Om dan te ontdekken, dat hij naar een zwaard gegrepen had. En dat hij door dat zwaard verteerd was.

Laat „zulk een dwang voor ons niet noodig wezen". Doe eenvoudig-weg wat uw plicht is. Solliciteer niet naar macht.

De rest komt vanzelf in orde. Ge weet zelf niet hóe.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Het gevaar van „de machtsorganisatie”

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's