GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

WEE, WANNEER HET ZWAARD ROEST . . .

De Heer A. Ingwersen, architect te Amsterdam, heeft in 1935 bekendheid verworven met zijn boek: „Wee mijn volk!" Thans gaf hij een brochure uit, waarin hij opnieuw zijn „Wee U!" laat horen, ditmaal gericht aan de leiding in de antirev. partij. In Elseviers weekblad, waarvan hij medewerker is, geeft hij zelf de conclusies van zijn brochure, welke we hier overnemen:

Mijn geweten dwingt mij om precies te schrijven-wat ïk zie en denk. Zonder aanzien des persoons. Want het gaat tenslotte niet om de A.R. partij, maar het is voor mij een zaalc van nationaal belang. Het staat toch voor mij vast, dat het Calvinisme de geestelijke kracht is geweest die ons volk zijn bestaan gaf en door de eeuwen heen telkens, wanneer dit volk aan zichzelf ontzonk, de geestelijke kracht hergaf om weer zichzelf te worden. Dit zwaard des geestes heeft alle vijanden weerstaan en daarom: wee, wanneer dit zwaard roest.

De A.R. partij is nu, In plaats van heerseres, dienstmaagd in het politieke huis geworden. Men zal bij haar, maar zonder haar regeren.

Wat het verlies der zetels betreft, daar moesten de voormannen der A.R. partij geen drogredenen voor aEinvoeren. Doen ze dit wel, dan taxeren ze hun volgelingen geestelijk veel te laag en dat is nooit goed van leiders. De leiders zeggen: „Het tekort aan stemmen is veroorzaakt doordat het Gereformeerd Politiek Verbond ons de stemmen ontstal en door de emigratie". Maar een kleine rekensom leert, dat, als we het aantal stemmen, op het Geref. Pol. Verbond uitgebracht, tellen bij de door de A.R. partij uitgebrachte stemmen, we nog maar komen tot 638.500 stemmen, terwijl we in 1948 er 652.000 behaalden. Dat is dus 14.000 minder. Die worden nu geschoven op de emigratie, maar wie weet nu niet, dat er geen 14.000 Antl-Revolutionaire mannen zijn geëmigreerd?

Bezint u toch, Antl-Revolutionaire mannen, eer het te laat is. Beschouw mijn woord toch als een roep ten leven en niet ten dode. Reken toch af met al wat niet uit God is, ook in het huishouden van uw partij. Laat toch de geest der oude helden u weer bezielen. Zie niet op mensen, want God alleen is groot. Zo zag het ook onze geestelijke vader op politiek en staatkundig gebied, Abraham Kuyper. Hij had vele vrienden, mannen die hij, wat hun geestelijk bestaan betrof, hoger achtte dan zichzelf. Het bracht hem de diepste ziele- .smart hen te moeten bestrijden. Maar ging het om de waarheid, dan zei hij: „Het moet". Zó steed hij tegen de vrome Beets, tegen de godvruchtige Gunning. Met zielepijn, maar het moest. Zó doet een man, die weet, dat het er ten slotte op aankomt wat zijn geweten, van Gods wege, hem zegt te moeten doen.

Wij zijn teruggeslagen bij onze aanval op het regeringskasteel. En dat met bebloede koppen. Dit komt onze eer te na. Wij zijn bedroefd en gegriefd. Het Vaderland lijdt er schade door, want onze partij heeft een nationale betekenis. Wij kennen te veel mensen, ook die onze tegenstanders zijn op politiek gebied, die noch-

tans zeggen: „Wij zouden de Antl-Revolutionaire Partij niet graag missen", want ze weten, dat daar altijd het geestelijlce staal gevonden werd zo nodig voor een land en 'n volk. Socialisten hebben ons verzekerd in de dagen van het Indië-probleem: , , Was er maar een sterke oppositie, maar het is alles zo slap".

De Anti-Revolutionaire partij moet niet het beschimmeld plantje zonder groeikracht blijven dat het nu is. En waar steeds een blad van af valt omdat het verdorde. Laten wij ook zorgen, dat onze organisatie niet in de weg staat aan mannen, vooral jonge mannen, die met geestkracht vervuld zijn, om hun plaats in te nemen in ons politieke leven. Want anders is onze organisatie, hoe mooi- ook in elkaar gezet, niet anders dan een moordkuil voor het genie.

Ik ben hard en fel, maar vergeet niet, dat ik een geestelijk kind van Kuyper en Sikkel ben die mij altijd voorgehouden hebben, dat het verwijt van de profeet:

„Gij geneest de breuk van uw volk op het lichtst" ons niet treffen mag. En waar Kuyper nog bijvoegt, als hem gezegd wordt, dat hij zijn vrienden zo slaan kan: „Het zijn mannen, laten ze terugslaan". En toen Kuyper aan een student vroeg: „Hoe staat het met de verschillende disputen? " en deze antwoordde: „Alles is er pais en vree", toen zei deze machtige worstelaar: „Jongen, dan is het de dood in de pot".

Het schrijven van dit stuk heeft mij meer smart en droefheid gegeven dan ik u zeggen kan. Maar het moest. Hoeveel heerlijker is het om te juichen en te 'bewieroken. Dat mocht niet. Nu niet. Het gaat om hoge en heilige belangen en hier moet voor opgekomen worden op straffe van anders zelf tot geestelijke lamlendigheid te vervallen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's