Studentenalmanak 1960 - pagina 226
(maar nee dit onvoorziene zwaluwdoordachte beukeneenzame samen
alleen te zijn op pogende wijze de ander te weten en . . . zichzelf).
E n men blijft maar meelopen, hardnekkig, wie weet. Medelijden,
zo aanwezig, is licht te onderdrukken. Nieuwsgierig reeds volgt
men elke beweging van de man. N u eens slentert hij, zonder te
weten waarom. Dan weer herinnert hij zich dat hij haast heeft.
O m iets te doen.
Dan zal de ziel zijn
een afgetobde stukgelopen stakker,
die beide benen heeft verloren
op de eeuwenlange reis.
Op de hoek van de straat staat een vrouw in een wachtende houding,
die zij moeizaam corrigeert, wanneer zij de naderende man ontwaart.
Hij kijkt opzettelijk van haar weg, als hij haar passeert. Wanhopig
n o g fluistert zij hem na, smekend. Dan valt haar lichaam weer
met een triest gebaar terug tegen de natte muur. Evenals zojuist.
Altijd alles en dit! Zo weinig.
Het is het verdriet van de stad, van elke straat, huis na huis. Meer
valt er inderdaad niet te betreuren. En na de een en na de ander
(doden leven ook in minder schikking der min) zal men tenslotte
zijn: alleen gelaten met God. H o e kan het anders.
Terwijl men het spoor volgt van de man, nestelt zich langzamerhand
de geur van ander water in de neus. Men pleegt het stank te noemen,
wat echter stinkt niet en/of wat wel ? In ieder geval, men heeft de
sigaret al in de hand. Men zoekt vuur. Men strijkt de lucifer aan,
maar mijn God! . . . .
— Meneer, wacht u even !
Hij kijkt om en o deze uitdrukking van verwarring, hulpeloosheid,
verlatenheid! Hij gebaart met beide handen, twee vleugellamme
handen. Hij ademt zwaar, hoort men reeds. Het gezicht is donker,
zwart, maar de ogen, — Christusogen. Groot. Tranen, meer en meer.
Hij is een mens, hij is een vriend, een ander dan ik. Hijgend houdt
men op het laatste ogenblik de pas in, naast hem, en men kijkt
en ziet het, ziet het in de ogen. Daarom.
Men weet zich geen houding te geven. Onhandig draait men de
onaangestoken sigaret tussen de vingers. Men is nerveus. Nerveus
vraagt men:
— Heeft u bijgeval vuur bij u ?
Hij zwijgt ten antwoord. Hij heeft zich hersteld en is wèl rustig
nu. Hij wil verdwijnen. Men grijpt hem bij de arm. Voordat men
weer iets kan vragen, fluistert hij:
222
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960
Studentenalmanak | 350 Pagina's
![Studentenalmanak 1960 - pagina 226](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/studentenalmanak/studentenalmanak-1960/1960/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960
Studentenalmanak | 350 Pagina's