GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1951 - pagina 80

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1951 - pagina 80

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

zedelijk van aard. Zij is 't inzicht om 't leven zo goed mogelijk te doen zijn, om dat leven te brengen tot z'n hoogste waarde en geluk. De wijsheid begint dus bij de vrees voor Jahwe. Zonder haar is geen wijsheid denkbaar. Jahwe te vrezen is ' t allereerste, dat 'n wijze kenmerkt. Wie de vrees voor Jahwe mist, bezit nog niet eens 't begin der wijsheid. Om wijsheid te verwerven, dient men eenvoudig te beginnen met de vrees voor Jahwe. De vreze des Heeren is dus de hoofdzaak, 't begin, ' t levensprincipe, waaruit de rechte wetenschap zich heeft te ontwikkelen. Of, zoals de Kanttekenaars zeggen bij Spr. 1:7: 'De vreze des Heeren is de grondslag en 't fundament der ware wijsheid, te weten om die tenvoUe te verkrijgen, evenals in 't bouwen van 'n huis ' t fundament 't beginsel is va., de hele bouw om die te voltooien'. Wie dus tot de ware kennis komen wil, moet beginnen met God te vrezen; doet hij dat niet, blijft hij goddeloos, ongehoorzaam aan de geboden van Jahwe, onwillig om die te betrachten, dan blijft hij dwaas, dan komt hij niet tot wijsheid, juist omdat hij deze door zijn goddeloosheid feitelijk veracht. Wie niet komt tot de volle gelovige overgave aan den Heere, tot de onvoorwaardelijke onderwerping van z'n ganse persoonlijkheid, dus óók van z'n. denken, aan den wil des Heeren, die beslaat als de onvruchtbare vijgeboom z'n plaats onnut. Die kan misschien nog wel materiaal aandragen voor den bouw van 't geestelijk huis der nieuwe mensheid, maar zal er niet in wonen. Want óók onze wetenschapsbeoefening behoort tot ' t dienen van God, d.i. tot de vreze des Heeren. Schatgravers en mijnwerkers in ' t rijk van God te zijn is niet minder geestelijk dan wat we ' t specifiek 'geestelijk' leven plegen te noemen. Ook wetenschappelijk werk is alleen dan 'goed werk', wanneer ' t geschiedt 'uit 't geloof, naar Gods wet en tot Zijn eer'. De vreze des Heeren — 't begin(sel) der wijsheid. Men kan met deze stelling wel de spot drijven, maar dit komt voort uit onnadenkendheid of boosaardigheid, of uit 't feit, dat men zich hetzij van die vreze des Heeren, hetzij van de wetenschap 'n verkeerde voorstelling vormt, de eerste vereenzelvigend b.v. met 'n uitwendige godsdienstigheid, waarbij 't hart onvernieuwd en de geest verduisterd blijft, — de laatste met 'n chaotische massa wetenswaardigheden zonder bewust einddoel en zonder harmonische samenhang. De gymnasiast, die al vroeg de Bijbel in 'n hoek leerde werpen, zal misschien straks 'n schitterend eind-examen doen, terwijl z'n ernstige makker, met minder-goede verstandelijke aanleg en niet zo vlug van bevatting, met z'n Homerus blijft sukkelen om er medelijden mee te krijgen. Niet ieder, die gelooft, wordt 'n soort genie. Zich te bekeren is werkelijk geen goedkoop huismiddeltje om de inspanning te ontduiken, die er noodzakelijk verbonden is aan ' t pogen om zich ia een of ander vak van studie te bekwamen. 2240

Maar daarmee is de stelling, dat de vreze des Heeren als 't begin(sel) der wijsheid behoort te worden aangemerkt, nog volstrekt niet omvergeworpen. Weten is nog niet hetzelfde als kennen. Veel te weten is nog iets anders dan in ' t wezen der dingen, in de betekenis van geschiedenis en leven in beginsel 't rechte inzicht te hebben. Zodra er sprake is van 'ii kennis, die nog iets méér is dan 't bloot verzamelen en rangschikken van waarnemingen en gevolgtrekkingen, daaruit afgeleid, — zodra 't zich verwerven van wetenschap hoog genoeg, nl. als 't willen verstaan der waarheid wordt opgevat, blijkt 'n zedelijk-geestelijke grondslag volstrekt noodzakelijk te zijn, — en die is alleen te vinden in de vreze des Heeren, in de kinderlijk-gelovige en gehoorzame aanvaarding van, onderwerping aan en betrachting van des Heeren Woord en wü. Ware kennis is nog meer 'n zaak van 't hart en van ' t karakter, dan van 't hoofd, 'n Slecht mens is nooit 'n goed denker, misschien wel 'n handige goochelaar met begrippen, of 'n geweldig avonturier op een of ander terrein der exacte wetenschap, of eigenaar van 'n bewonderenswaardig geheugen, maar 'n goed denker in den eigenlijken zin van 't woord, neen, — dat nooit. Denken en willen zijn één. Wie verkeerd wil, denkt ook verkeerd, en uit troebele gedachten vloeien slechte werken voort. Om de waarheid te kunnen zien en te kennen, is 't nodig de waarheid, d.i. Gods Woord, d.i. Jahwe Zélf lief te hebben. Wie zelf niet uit de waarheid is, d.i. niet de Heere vreest, al is hij ook nog zo knap en al had hij alle mogelijke acten voor lager en middelbaar en hoger onderwijs in z'n zak, — hij hoort de stem der waarheid niet. Inzicht in 't verband en in 't wezen der dingen is onlosmakelijk verbonden aan 't kennen der waarheid, d.i. aan de gemeenschap met Jezus Christus. Die de Weg, de Waarheid en het Leven is. Wie de vreze des Heeren als het begin(sel) der wetenschap verwerpt, komt onvermijdelijk terecht bij 't iiihilisme. Daarom is 't absoluut noodzakelijk, dat ook aan onze Vrije Universiteit zowel docenten als studenten diep doordrongen zijn van de behoefte aan de leiding van den Heiligen Geest, Die in alle waarheid leidt en haar ons van lieverlede beter doet verstaan. Boven den ingang van alle collegezalen en laboratoria moge als devies geschreven staan 't axioma des geloofs: 'Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar vóór de waarheid'. Van dit standpunt des geloofs uit hebben wij, in de kracht van datzelfde geloof, 't onze te doen om mede te bouwen aan de heilige tempel der wetenschap, vaststaande op 't enige fundament, dat gelegd is: Jezus Christus. Ons gehele denken en werken moet doortrokken zijn van ' t geloof, dat door de liefde werkt. Onze wetenschaps-beoefening mag geschieden in 't geloof, dat ze niet ijdel, zinloos is inden Heere, maar Hem moet dienen. Die alle bevoegdheid heeft in hemel en

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1951

VU-Blad | 92 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1951 - pagina 80

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1951

VU-Blad | 92 Pagina's