GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 223

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 223

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE LITTERAIRE FACULTEIT Toen ik meer dan vijftig jaar geleden student werd aan de Vrije Universiteit bestond de faculteit van letteren en wijsbegeerte uit drie hoogleraren en een buitengewoon hoogleraar. Gelukkig had ik het vak der klassieke talen gekozen, want dat kon men toen aan de V.U. studeren, zij het dat de bezetting der leerstoelen schraal was. Had ik, wat ik aanvankelijk van plan was, de studie der Nederlandse letteren gekozen, dan had ik naar een openbare universiteit moeten gaan. En nu? Thans bestaat de faculteit uit 23 hoogleraren en 15 anderen, die in een of andere functie doceren; 38 docenten dus. Men kan thans aan de V . U . terecht ook voor Nederlands, Fries en de moderne talen, ook voor geschiedenis en eerlang ook voor aardrijkskunde. Onder die 38 docenten zijn een aantal, die onderwijs geven in de paedagogische en psychologische vakken en natuurlijk ook in de wijsbegeerte. Ik houd me thans echter alleen met de talen bezig. Misschien vraagt iemand zich af, waarom de vroede vaderen van tachtig jaar geleden begonnen zijn met de studie voor de klassieke talen (het Grieks en het Latijn) in te richten. Zij deden dat met wijze bedoelingen. W a n t ze dienden daarmee niet alleen hen, die begeerden leraar te worden in die talen aan een gymnasium, maar ze steunden ook de theologische en juridische faculteiten. D e theologen moeten natuurlijk Grieks kennen om hun Nieuwe Testament te kunnen lezen en Latijn om toegang te hebben tot de geschriften der kerkvaders, die voor de geschiedenis der kerk en voor die van het dogma zo belangrijk zijn. De juristen moeten Latijn kennen om de oude Romeinse wetboeken, die voor het moderne recht van belang zijn, te kunnen lezen, nog afgezien van de vele Latijnse termen, die in de rechtswereld gebruikelijk zijn. En natuurlijk hebben diezelfde vroede vaderen terstond een hoogleraar benoemd voor het onderwijs in het Hebreeuws. W a n t ook dat is een litterair vak, al verbinden wij het onwillekeurig met de theologie. Onze onvergetelijke collega Van Gelderen was dan ook gewoon hoogleraar in de litteraire en buitengewoon hoogleraar in de theologische faculteit, zoals prof. Gispen dat nu is. N u waren er zestig jaar geleden nog maar zeer weinig christelijke gymnasia en hogere burgerscholen, lycea waren er helemaal nog niet. Maar de laatste vijfentwintig jaren zijn al die scholen als

paddestoelen uit de grond geschoten. En zij hebben leraren nodig. Een beperkt (maar toch nog groot) aantal in- de klassieke talen, die alleen aan de gymnasia en lycea gedoceerd worden, maar een veel groter aantal in de moderne talen en de geschiedenis, die behalve aan de gymnasia ook aan de hogere burgerscholen worden onderwezen. Daarom is de V.U. er steeds op uit geweest ook voor die vakken de studiën in te stellen. Dat was niet gemakkelijk, want daarvoor was veel geld nodig, zowel voor salarissen als ook voor de bibliotheek. W a n t we moeten bedenken, dat talen en geschiedenis bij uitstek boekenvakken zijn. Voor hen zijn veel en veel meer boeken nodig dan voor andere vakken. Met Nederlands en geschiedenis is men aangevangen, maar toen na de laatste oorlog de financiële mogelijkheden zich begonnen uit te breiden heeft men er alles op gezet om ook de moderne talen aan de beurt te laten komen. En zo kan men dan tegenwoordig ook Frans, Duits en Engels studeren aan de V.U. Het zal de leek wellicht verbazen wanneer we moeten zeggen, dat niettegenstaande de respectabele rij van docenten het onderwijs in die talen nog slechts bescheiden is opgezet. Bescheiden, maar toch zo, dat men de vakken volledig bestuderen kan. Ook de litteraire faculteit is nog in haar jaren van groei. Moet ik nu nog betogen, hoe nodig het was, dat juist de V.U. deze vakken ging onderwijzen? Dat het juist op litterair gebied van zo groot belang is, wanneer onze beginselen meespreken? Ik meen van niet; de lezers van ons blad weten en begrijpen dat wel. Het gaat er niet alleen om dat de V.U. helpt de christelijke scholen van leraren te voorzien; het komt er ook op aan, dat die afgestudeerde leraren hun vak hebben leren bestuderen vanuit de christelijke beginselen. De leraars zijn de dagelijkse opvoeders van ons volk en voor het geestelijk welzijn van dat volk is het van belang, dat het de geesten leert onderkennen. Daarom moeten we ons zo verheugen over de vooruitgang van deze faculteit. N o g even dit: toen ik student werd, telde de gehele universiteit 12 hoogleraren. Toen ik hoogleraar werd, waren het er 22. E n nu heeft deze ene faculteit al meer hoogleraren dan toen de gehele universiteit. Ik ben blij, dat ik dat mag constateren. Over het aantal studenten heb ik het nu maar niet. A. Sizoo.

3167

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

VU-Blad | 252 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 223

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

VU-Blad | 252 Pagina's