GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 143

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 143

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

onmiddellijk op het taai-probleem, dat we zopas reeds aanroerden. Hoe lossen we dat op? Het komt mij voor, dat van jonge mensen die uit andere delen van de wereld hierheen komen en hier hun gehele studie volbrengen, eventueel gevraagd zou mogen worden Nederlands te leren. Zij blijven dan immers jaren achtereen hier. Maar in de meeste gevallen zullen wij wel te maken krijgen met studenten die reeds in hun eigen land een academische graad verkregen hebben en die alleen hierheen komen om hun studie af te ronden en zich te bekwamen voor een hogere graad. Van hen te vergen dat zij de Nederlandse taal leren, lijkt wel een zware eis. Maar laten wij goed beseffen, dat dit betekent dat van onze hoogleraren en andere docenten dan gevraagd zou moeten worden, om speciaal datgene, wat voor deze studenten uit andere landen van zo grote betekenis is, te geven in cursussen met Engels of Frans als voertaal. Allicht zouden we ook ons systeem van onderwijs met het oog op die studenten van andere werelddelen nog wel eens nader moeten bezien, om het mogelijk te maken dat ze hier graden kunnen verkrijgen of althans examens kunnen doen, die oök in hun eigen land erkenning vinden. Met andere woorden, er zal heel wat gedacht en overlegd moeten worden, voordat deze plannen in kannen en kruiken kunnen gegoten worden. Hoofdzaak. De hoofdzaak ligt natuurlijk nog in iets anders. Ik wees er zopas al even op, dat het alleen dan zin heeft een poging te wagen om de Vrije U'.xversiteit zo in een wereldwijd verband te zetten, wanneer wij ons voornemen om het allerbeste te geven, dat wij geven kunnen, niet alleen in kennis maar ook in andere opzichten. Het probleem van studenten uit andere delen van de wereld aan Westerse universiteiten is niet zo gemakkelijk. In veel gevallen gevoelen zij zich niet thuis, worden ze ook niet door de studentenwereld opgevangen, blijven ze eenzaam en krijgen ze geen levende betrekkingen tot de christelijke samenleving en tot de kerk. Men heeft wel eens gezegd, dat de grote slag om het winnen van een vertrouwenspositie voor het Westen in de vroegere koloniale gebieden aan de grote universiteiten van Europa en Amerika verloren is. Daar hebben wel talloze zonen van andere rassen gestudeerd, doch maar al te velen van hen zijn teruggekeerd naar hun land met een gevoel van bitterheid jegens het volk, temidden waarvan ze hun studie volbracht hadden. Ik zelf heb het voorrecht gehad de laatste maanden van het vorige jaar te mogen vertoeven in Chicago. Daar waren inderdaad vele honderden studenten uit andere delen van de wereld. Daar waren ook machtige gebouwen voor hun huisvesting en talrijke andere faciliteiten. Maar mij is van zeer nabij bekend hoe men ook daar worstelde en in veel opzichten vruchteloos worstelde met het vraagstuk, hoe men deze jonge mensen zo kon opvangen, dat ze zich werkelijk thuis gingen gevoelen. Welnu, dat gehele vraagstuk komt dan ook voor ons te liggen. Wat kunnen we doen, en hoe moeten we het doen? Het is

wel waarschijnlijk dat wij, indien het werkelijk mogelijk zal blijken, een klein maar waardevol getal studenten uit andere delen van de wereld naar de Vrije Universiteit te lokken, iemand zullen moeten aanstelen met de heel speciale taak om deze studenten in elk opzicht bij te staan en ook wegen voor hen te vinden, waarlangs ze met de christelijke samenleving en met de kerk in deze landen in contact kunnen komen. Kortom, er zal heel wat gedaan moeten worden, wil dit plan werkelijk slagen. Zullen we dit hele plan dan maar niet liever in de ijskast opbergen? Indien ons enthousiasme voor die onderontwikkelde gebieden een modevleugje is in een tijd, nu iedereen het daarover heeft, dan zou ik zeggen: ja, laten we dat maar doen. Maar als onze belangstelling voor dit probleem werkelijk voortkomt uit de overtuiging dat het wel eens zou kimnen zijn, dat God iets van plan is met de Vrije Universiteit, in de machtige spanningen van deze tijd, dan is er in alle geval alle reden om nog eens rustig te blijven doordenken en intussen onze ogen wijdopen te houden. Het is alles misschien nog een beetje fantastisch en moeilijk, maar er zit iets in. En nu kom ik weer terug op wat ik zopas al gezegd heb: de Vrije Universiteit heeft iets unieks, iets dat nogal zeldzaam is in de wereld en iets dat juist in die jonge landen zo broodnodig is. Het kan in één woord gezegd worden: met een gelovig hart luisteren naar Gods Woord, temidden van alles, in de collegezaal en in het laboratorium, in de stilte van de studeerkamer en in de volle wijdte van het leven. 7

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

VU-Blad | 184 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 143

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

VU-Blad | 184 Pagina's