GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 197

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 197

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

pelijk klinkende zin. Zelf pleeg ik me, als er discussies plaatsvinden over de vragen van de historische methode, wat simpeler uit te drukken. Je zou m.i. kunnen zeggen: het is niets anders dan je boerenverstand gebruiken. Maar misschien liggen deze twee definities nog niet eens zo ver uit elkaar. In ieder geval gaat het erom, nuchter te blijven en altijd weer de vraag te stellen: waar eindigt het bewijs en begint de loze bewering?

Bewijsvoering Hoe verloopt de bewijsvoering van Wiesenthal? Hij concentreert die op drie punten. Het eerste betreft de figuur van Columbus. De schrijver maakt er op bekwame wijze gebruik van, dat er nog al wat onzekerheden liggen rondom zijn afkomst en levensloop. Weliswaar is men het er thans wel over eens, dat hij inderdaad uit Genua afkomstig is. Maar in de loop van de tijd heeft men telkens weer getracht, aan te tonen dat hij een Italiaan, een Corsicaan, een Spanjaard, een Griek - of een Jood was. Over deze kwestie zijn hele boeken volgeschreven. Wiesenthal pakt die oude strijd weer op. Bij zijn behandeling van de controverse, of Columbus een Italiaan dan wel een Spanjaard was, schrijft hij: "Toen ik een Italiaans historicus vertelde hoe ik erover dacht, zei hij: "Het kan me weinig schelen tot welke conclusies u komt, het enig belangrijke is dat Columbus geen Spanjaard wordt".' Een gezaghebbende Spaans geleerde antwoordde precies het tegenovergestelde. Men is niet bereid elkaar een duimbreed toe te geven. Het zullen me de gezaghebbende geleerden wel geweest zijn, die op een dergelijke manier historische kwesties behandelen! Maar het is wel de methode van Wiesenthal zelf Hij is nog wel zo voorzichtig niet met zekerheid te beweren dat Columbus een jood was. Maar intussen! Hij suggereert het telkens, voert geen duidelijk argument aan, maar laat de oude 'bewijzen' weer opdraven. Die suggererende methode is een kwalijk iets. Eén voorbeeld. Wiesenthal vermeldt, dat hij graag de in het Vaticaan aanwezige documenten zou hebben ingezien. In 1892 is namelijk een verzoek om heiligverklaring van Columbus afgewezen, omdat zijn privéleven niet vlekkeloos zou zijn geweest. Wiesenthal veronderstelt dat dit weleens niet de enige reden van de afwijzing zou kunnen zijn geweest. Men deelde hem echter mee, dat deze documenten niet voor het publiek toegankelijk zijn. De schrijver vervolgt dan: 'Zouden andere redenen (dan de vlekken op het privéleven van Columbus) voor het Vaticaan de doorslag hebben gegeven? Redenen die gebaseerd zijn op documenten welke niet onderzocht mogen worden, hoewel ze tot meer inzicht in de persoon van Columbus zouden kunnen bijdragen en vele vragen zouden kunnen beantwoorden die zich aan iedereen opdringen die zich met Columbus bezighoudt?'

Hoe men denken mag over het gesloten houden van bepaalde archieven, een dergelijke manier van redeneren is bij de wilde beesten af Zo kan het niet!

magazine

Nu is de vraag, of Columbus al dan niet een jood was, voor het betoog van Wiesenthal natuurlijk niet beslissend. Veel belangrijker is de vraag: leefde inderdaad onder de joden

lange reis naar het oosten maakte en daar verschillende joodse rijken vond. Dat zijn interessante mededelingen, die aantonen dat in de negende tot twaalfde eeuw van tijd tot tijd berichten circuleerden over onafhankelijke Israëlitische rijken, ver in het

in Spanje rond 1500 de gedachte, dat ergens een Israëlitisch rijk bestond? Als dit aantoonbaar is, is daarmee nog wel niet de juistheid van Wiesenthals stelling bewezen, maar is in elk geval aangetoond dat zijn stelling mogelijk is, dat het onderzoek niet vanuit een fictie start. In dit verband besteedt Wiesenthal veel aandacht aan de verhalen van Eldad de Daniet, die in de negende eeuw in Spanje opdook en daar allerlei verhalen vertelde over de toenmalige gebieden, waar de tien stammen van Israël woonden. Daarna bespreekt hij berichten uit de elfde eeuw. Toen leefde in het Moslimse Córdoba een joodse minister van de daar regerende kalief, die vernam dat op de Krim een joods rijk bestond. Deze Chasdai Ibn Schaproet schreef daarop een brief gericht aan de koning van dit Chazarenrijk, waarin hij vroeg tot welke stam zijn volk behoorde en of zij inderdaad in vrijheid leefden; als dat het geval was, zou niets hem kunnen weerhouden, zich daar te vestigen. Een derde aanwijzing wordt gevormd door het dagboek van een Spaanse rabbi uit de tweede helft van de twaalfde eeuw, die een

oosten. Of deze berichten al dan niet op waarheid berustten, doet niet ter zake; het gaat in dit verband om de geruchten die in Spanje de ronde deden. Nu is mijn moeilijkheid echter, dat Wiesenthal bijzonder vaag wordt, wanneer het gaat om een latere tijd. Dan geeft de schrijver geen enkel voorbeeld meer van dergelijke verhalen en geruchten. Hij zegt slechts: 'Samenvattend kan dus gesteld worden dat de Spaansejoden er tegen het eind van de vijftiende eeuw van overtuigd waren dat er in Azië landen bestonden die door joden geregeerd werden, een overtuiging die gebaseerd was op reisbeschrijvingen en van oudsher overgeleverde verhalen.' Als dit waar is, waarom noemt de schrijver zijn bewijzen dan niet? Hij spreekt wel over de onder christenen in die tijd levende gedachten over in verre streken bestaande christelijke rijken; die doen hier niet ter zake. Over joodse verwachtingen uit deze eeuw zegt hij echter niets. Ook in enkele standaardwerken over de joden in Spanje in de vijftiende eeuw kon ik hierover niets vinden. Natuurlijk bewijst dat niet, dat dergelijke ideeën er niet waren. Als Wiesenthal schrijft,

Israëlitisch rijk?

37

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 197

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's