GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1975 - pagina 276

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1975 - pagina 276

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vooral mannelijke overstekers wekken agressie bij automobilist Een groot deel van het zgn. veldwerk werd verricht op zebrapaden. Bij het naderen van een auto die nog best zou kunnen stoppen voor de oversteekplaats, stak een proefpersoon over. Een verdekt opgestelde experimentator registreerde de reacties van de automobilist. Reed deze gewoon door? Balde hij de vuist? Tikte hij tegen het voorhoofd? Toeterde hij, of stopte hij naar behoren? Hier was een stukje empirisch onderzoek aan de gang naar 'agressie in verkeerssituaties'. Het werd onder leiding van drs. A. R. Hauber verricht door het criminologisch instituut uit Leiden. De keus van het experimenteerterrein was onder meer op het zebrapad gevallen vanwege het feit dat het aantal slachtoffers dat daar valt (onder voetgangers wel te verstaan) toeneemt. Ook tijdens het experiment kwam het voor, dat de overstekende proefpersoon moest rennen voor zijn leven. Er werden 966 automobilisten geobserveerd. Doordat niet alleen hun gedrag werd genoteerd, maar ook hun kentekennummer, konden (dankzij de medewerking van de Rijksdienst voor het Wegverkeer) enige personalia worden achterhaald. Ruim een kwart (25,4 procent) gedroeg zich agressief. Er was nauwelijks verschil tussen mannelijke en vrouwelijke automobilisten. Wel tussen ouderen (d.w.z. ouder dan veertig) en jongeren: van de jongeren was 31 procent agressief, van de ouderen (20,7). Het bleek wel degelijk uit te maken wie er overstak. Was dat een man, dan toonden de automobilisten zich bijna dubbel zo vaak agressief, dan wanneer een vrouw overstak. Het verslag van het onderzoek opperde naar aanleiding van deze 'belangrijke vondst': 'Mannen blijken als ze oversteken frequenter agressie op te wekken dan vrouwen, dat betekent dus dat mannen in dit opzicht kwetsbaarder zijn. Dit zou tevens een verklaring kunnen geven voor het feit dat tweemaal zoveel mannen als vrouwen als voetgangers in het verkeer de dood vinden.' 's Middags Een paar andere uitkomsten: 's middags gedroeg men zich vaker agressief dan 's ochtends. Vermoeidheid of honger zouden een rol kunnen spelen, wellicht

10

ook een op grond van gebeurtenissen van de dag ontstane behoefte aan verplaatste agressie. Verder bleken bestuurders van (anonieme) bedrijfswagens vaker agressief (37,6 procent tegen 24 procent bij niet-bedrijfsautomobilisten). Mogelijk had men meer haast of stond men tijdens bedrijfsritten meer onder spanning. Hoe het zij, agressief zebragedrag bij automobilisten kwam het vaakst voor in de middag tijdens dienstritten. Vergeleken met experimenten die in Denemarken en Zwitserland waren gedaan, kwamen de Nederlandse automobilisten er in dit experiment niet best af. Vooral de Denen bleken bij de zebra veel minder agressief (11,9 procent tegen Nederlanders 25,4 procent). Ook maakte het daar niets uit, of het nu een man of een vrouw was die overstak. Wellicht was de emancipatie van de vrouw er meer dan hier opgenomen in 'het patroon van normen en waarden'. Zwitserland nam zo ongeveer een tussenpositie in. De onderzoekers vermoedden dat de Denen een andere mentaliteit in het verkeer is aangeleerd dan de Nederlanders. Men zou er minder 'individueel' rijden en meer vooruitlopen op het gedrag van andere weggebruikers. De onderzoekers vonden, dat de verkeersopvoeding in Nederland, die op het ogenblik een nog overwegend technische zaak is, zich meer op menselijke aspecten zou moeten richten. Een andere laten voorgaan is geen schande. In plaats van overtreders te beboeten, zou men hen kunnen verplichten een 'vervolgcursus' te volgen waar vooral aan 'vermenselijking van het verkeersgedrag' zou moeten worden gewerkt. 'Voor politici of anderen, die zich ongerust maken over de kosten van een dergelijke aanpak, kan gesteld worden dat elders (ziekenhuizen, politie) grote bedragen kunnen worden uitgespaard, als men überhaupt geneigd zou zijn het besparen van mensenlevens in geld uit te drukken'. Daarnaast werd gepleit voor een verkeersopvoeding van kinderen, samen met hun ouders. In Denemarken bestaat zoiets al jaren en het samengaan met een gunstiger verkeersmentaliteit aldaar, leek de onderzoekers geen toeval.

ieder recht heeft op passende arbeid en die dan ervaart, dat bij hem kennelijk het domste werk past, dat maar te bedenken is. Die als ieder ander over een stuk creativiteit beschikt en dan ontdekt dat hij die louter kwijt moet in het behalen van zijn kwantitatieve produktie, opdat hij niet zijn maten dupeert. Die heeft geleerd dat een ieder de veldmaarschalkstaf in de ransel draagt en dan ontdekt dat die staf een stuk gereedschap is waarmee hij boutje 504 mag maken. Die tenslotte geleerd heeft dat mensen gelijkwaardig zijn en dan proefondervindelijk merkt dat zijn gelijkwaardigheid moet blijken uit het feit dat hij arbeid verricht, die in feite veelal beter door een machine verricht kan worden. Ik vraag u zich even voor te stellen wat dit alles in termen van al dan niet uitdrukkelijk onder woorden gebrachte frustraties moet betekenen. Dat hij aan arbeidspsychologen vertelt dat hij best tevreden is met zijn werk, dat haalt je de koekoek. Stel dat hij ook nog openlijk zichzelf of anderen zou moeten bekennen dat hij zelfs met de machine niet kan concurreren en in die zin dus op een lager niveau functioneert. We mogen kortom zeggen dat er geen gebrek bestaat aan sterke frustraties in de onmiddellijke arbeidssituatie van die mensen die zo sterk tot mishandeling van anderen neigen. En als er ook maar iets deugt van de theorie dat frustratie veel tot geweld leidt, dan heb ik geen knappe persoonlijkheidsanalyses van de daders nodig om tot een verklaring van hun gedrag te komen.'

Vrije tijd Zeer bitse opmerkingen maakte prof. Jongman aan het adres van de scliool. Vanouds heeft die tot taak de leerlingen voor te bereiden op het latere leven, maar onvoldoende is doorgedrongen dat 'het latere leven: nu iets anders is dan het honderd jaar geleden was. Een meisje of een jongen moet zich vandaag de dag niet alleen zien te redden in de arbeidssituatie, maar evengoed in de vrije tijd. Zij worden daartoe niet toegerust. 'Schrijnend bleek dat in het onderzoek-'Limburg' waar mijns inziens niet van een vrijetijdsproblematiek, maar van een vrijetijds-catastrofe gesproken moest worden,' zo zei prof Jongman. 'Vrijwel al die vrije tijd, speciaal van die jongeren waarbij het vaak tot gewelddadige uitbarstingen kwam, werd doorgebracht in de kroeg. A Is men er al uitkwam was dat of om naar een andere kroeg te gaan of op last van een telefonische mededeling dat er ergens een vechtpartij gaande was. Veertig pilsjes op één dag was dan ook geen uitzondering, terwijl bleek dat juist de drank een grote rol speelde in aantal en ernst van de geweldsdelicten. De vrije tijd blijkt aldus een belangrijke factor in de geweldscriminaliteit.' Prof Jongman wilde niet beweren dat ongeschoolde jongeren in hun vrije tijd uitsluitend de frustraties van de eentonige routine-arbeid afregaren. Ook wanneer men 'menselijk' werk zou doen en absoluut niet

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1975 - pagina 276

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's