GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1975 - pagina 259

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1975 - pagina 259

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

voedingsmiddelenindustrie.' De heer Ruoff zei dat bepaalde produkten zonder hulpstoffen niet op de markt zouden zijn. Over het algemeen bestaat op toevoeging van die hulpstoffen weinig kritiek, zo zei hij, behalve wanneer subjectieve waarderingsmaatstaven een grote rol spelen, zoals bij geur-, kleur- of smaakstoffen. De consument vindt smaak belangrijk; voor veel produkten is het gebruik van smaakstoffen gewoon een voorwaarde

Drs. A. M. Ruoff . . . onsmakelijke witte preu . . .

zag ze niet. Wel zag ze op bepaalde punten duidelijke risico's. 'Sommige hulpstoffen, bijvoorbeeld conserveermiddelen worden in toenemende mate in voedingsmiddelen toegepast, als die tendens doorzet, bestaat de kans dat de aanvaardbare doses worden overschreden. Dat gevaar bestaat met name wanneer er veranderingen in de voedingsgewoonten, zoals het gebruik van kant-en-klaar-produkten en de verbruikstoename van frisdranken, zich zullen doorzetten. Mijn bezorgdheid betreft ook het feit dat van sommige zaken nog zo weinig bekend is. Naar stoffen als conserveermiddelen en kleurstoffen is misschien wel veel toxicologisch (= kennis van vergiften) onderzoek gedaan (. . .) over geur- en smaakstoffen weten we nog maar heel weinig. Nu komen die geur- en smaakstoffen wel in heel lage concentraties voor, maar als ik in de krant lees dat de geur,en smaakstoffenfabrieken in ons land, onder andere de fabriek in Naarden, ieder jaar aanzienlijke omzetvergrotingen boeken, dan kan ik alleen maar concluderen, dat wij dat allemaal hebben opgegeten.' De voordelen van de hulpstoffen zouden, volgens mevrouw Dommering, tegen de nadelen moeten worden afgewogen. 'De betrokkenheid van de consument, of van de maatschappij bij deze belangenafweging is lang niet optimaal. Die zou veel groter kunnen zijn dan nu, zodat enerzijds het gebruik van essentiële hulpstoffen die niet gemist kunnen worden, wellicht beter gewaardeerd gaat worden, maar anderzijds niet essentiële hulpstoffen (en dan denk ik voor een heel groot deel aan de kleur-, geur- en smaakstoffen) zouden kunnen worden teruggedrongen'. Volgens de heer Sijmons was de research in de voedingsindustrie niet gericht op kwaliteitsverbetering (ons voedselpakket is nauwelijks meer voor technologische verbetering vatbaar) maar op schijnkwaliteit. 'Als eenprodukt er maar mooi uitziet, als het maar lekker smaakt, met welke kunstgrepen we dit ook tot stand brengen, we zullen het wel verkopen.' Hij meende ergens gelezen te hebben dat we

voor de consumptie. 'In sommige gevallen besteden we zeer veel aandacht en energie aan de verwijdering van slecht smakende bestanddelen, maar willen dan ook graag positieve smaak of geur eraan toevoegen. Kleurstoffen worden gebruikt in verband met de voorkeur voor een bepaald uiterlijk. Deze voorkeur kan historisch bepaald zijn: men is het nu eenmaal zo gewend. Het kan samenhangen met het verwachtingspatroon. Dit kan van land tot land verschillen. In de EEG bestaan grote verschillen van smaak en wat men per land gewend is.'

Duidelijke risico's Mevrouw Dommering wilde van de heer Ruoff best aannemen dat er veel mystiek wordt bedreven rond begrippen als 'chemisch' en 'synthetisch', maar niettemin wilde ze daar toch een 'geluld van gepaste bezorgdheid' tegenover stellen. Een acuut gevaar in die zin dat we allen dreigen te worden vergiftigd.

Mevr. ir. Th. F. S. M. van Schalk . . . tulpenbollen, meeuvifen en kikkers . . .

per jaar elk vijf pond hulpstoffen krijgen,

binnen

'Bijzonder conservatief' Het meest concrete en actuele punt, dat zowel in de verschillende inleidingen als in de discussie naar voren kwam, ging over de zogenaamde 'informatieve etikettering', dat wil zeggen de verplichting om op de verpakking van een produkt aan te geven wat er in zit aan ingrediënten en hulpstoffen. Te oordelen naar het woordgebruik van sommigen hadden we hier met een heet hangijzer te maken. Zelfs ir. G. Loggers, inspecteur bij het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, die zich in de loop van de dag had doen kennen als een bedachtzaam wetenschapper, kraakte harde noten. Hij vond het Nederlandse bedrijfsleven als het over deze etikettering ging, 'bijzonder conservatief en terughoudend'. Hij snapte niets van de bezwaren die uit deze hoek tegen etikettering werden ingebracht, want, zo zei hij, 'wanneer een land waarheen zij hun produkten exporteren dit eist, dan staat het er morgen op'. Hij veronderstelde dat door de geringe belangstelling der parlementariërs, de zwakte van de consumentenorganisaties en de verdeeldheid van de overheid het bedrijfsleven er in is geslaagd het plakken van deze etiketten tot dusver af te houden.

'Regentenmentaliteit' De heer Sijmons verweet het bedrijfsleven in het bezit te zijn van een 'gouden-eeuwse regentenmentaliteit' en Nederland was voor wat betreft de informatieve etikettering 'bepaald een achtergebleven gebied'. In het kort haalde hij een stukje geschiedenis op over de gang van zaken rondom het omstreden etiket. 'Er bestond een Stichting Informatieve Etikettering, die door tegenwerking van het bedrijfsleven is opgeblazen. De Raad van Nederlandse Werkgevers Verbonden argumenteerde in een geheime brief dat "de waarde voor de consument allerminst vaststaat", alsof de consument afzijn organisaties dat zelf niet kunnen beoordelen. In dezelfde geheime brief komt overigens de aap uit de mouw: de Stichting Informatieve Etikettering kende een systeem dat en nu citeer ik weer, "in feite geen, of onvoldoende tegemoetkomingen lijkt toe te laten aan de wensen van het bedrijfsleven, die, gezien uit een oogpunt van doelmatige afweging van belangen, redelijk en daarom aanvaardbaar mogen worden geacht".' 'Inmiddels heeft de commissie van Voedsel- en Agrarische Industrie (bedoeld wordt de VAI, de heer Ruoff is voorzitter van deze commissie, red. VU-mag.) die onderdeel is van diezelfde werkgeversraad die de Stichting Informatieve Etikettering om zeep heeft geholpen, waarschijnlijk met de hete adem van de EEG in de nek, het initiatief zelf in handen genomen en een vrijwillig systeem van etikettering ontworpen.' Deze handelswijze werd door de heer Sijmons als de al genoemde 'regentenmentali37

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1975 - pagina 259

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's